Deze notitie is bedoeld om de bekostigde universiteiten en hogescholen helderheid
te verschaffen over de interpretatie en toepassing van de bestaande bekostigingsregels
voor de tellingen van de bekostigingsparameters van 1 oktober 2003 en volgende jaren.
Daarvoor heb ik deze zomer voor het eerst het zogenaamde Bekostigingsoverleg met het
hoger onderwijsveld gevoerd. Het overleg was er op gericht om mij duidelijkheid te
verschaffen over eventuele ongewenste neveneffecten en administratieve lasten van
door mij voorgenomen maatregelen. Die neveneffecten zijn in kaart gebracht en hebben
geleid tot een definitief oordeel van mij op welke wijze de bestaande onhelderheid
weggenomen kan worden.
In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de bekostigingsregels op een aantal
punten inderdaad niet eenduidig zijn. Instellingen hebben daarom op onderdelen een
eigen interpretatie moeten volgen. Die eigen interpretatie strookte niet altijd met
de systematiek en de bedoeling van de wet- en regelgeving. Ik heb daarbij geconstateerd
dat meer hogescholen dan universiteiten zich genoodzaakt zagen om tot een eigen interpretatie
te komen. Een en ander heeft er overigens ook toe geleid dat de instellingen op onderdelen
tot onderlinge afspraken en ook gedragscodes zijn gekomen of trachten te komen. Die
gedragscodes - bij het HBO bijvoorbeeld wat betreft Uitbesteding en bij het WO wat
betreft publiek/privaat - juich ik toe, maar kunnen uiteraard niet mijn eigen verantwoordelijkheid
vervangen. Wel sluit ik, waar dat naar mijn opvatting verantwoord was, aan bij deze
onderlinge afspraken en gedragscodes.
De maatregelen doen niet af aan de bestaande verantwoordingslijnen. De verantwoordelijkheden
van raden van toezicht, van colleges van bestuur, van bestuursraden, van examencommissies
en andere organen van de instelling blijven volledig in stand. Ook het accreditatiestelsel,
het toezicht door de Inspectie en de accountantsverklaring bij de jaarstukken van
de instellingen moeten blijven zorgen voor een bestuurscultuur bij de instellingen
die recht doet aan de bestuurlijke integriteit, die van maatschappelijk verantwoordelijke
instellingen verwacht mag worden. Ik ga er hierbij vanuit de interpretatie van de
bekostigingsregels, zoals hierbij weergegeven, ook nadrukkelijk betrokken worden bij
het interne toezicht van de instellingen en bij de publieke verantwoording.
De instelling blijft verantwoordelijk voor een doelmatige en rechtmatige besteding
van de rijksbijdrage en dat moet blijken uit de jaarstukken.
In deze notitie wordt een aantal thema’s behandeld, ontleend aan Ruimte voor Rekenschap.
De thema’s zijn als volgt opgebouwd. Ieder thema is onderverdeeld in drie onderdelen:
-
1.
Wat we hiermee bedoelen: omschrijving en definitie van het thema
-
2.
Wat we hieraan gaan doen: beschrijving van het soort maatregelen
-
3.
Welke maatregelen we gaan treffen: de feitelijke maatregelen
De notitie wordt afgesloten met een samenvatting van alle genoemde maatregelen. Die
maatregelen bestaan onder meer uit aanpassing van de Richtlijn voor het verslag, zodat
ik in staat zal zijn aan de hand van de jaarstukken te controleren of de instellingen
zich houden aan de voorschriften, die ik in deze notitie heb gegeven; aanscherping
van de regelgeving dus, naast de regels en voorschriften die in het wetsvoorstel Korte
Klap zijn neergelegd. De maatregelen bestaan voorts uit een aantal uitspraken over
hoe de bestaande regelgeving moet worden uitgelegd en toegepast. Ik realiseer mij
dat sommige uitspraken door velen als volstrekt vanzelfsprekend zullen worden beschouwd
en een gevoel oproepen dat men in de achterliggende jaren al dienoverenkomstig handelde.
Omdat die opvattingen en interpretatie soms impliciet bleven, ontbrak een referentiekader
dat voor iedereen gold. Deze notitie draagt bij aan de behoefte een einde te maken
aan een situatie van die onhelderheid.
In algemene zin geldt dat gedrag van financieel-strategische aard dat uitsluitend
gericht is op het maximaliseren van de rijksbijdrage - ook nog ten koste van andere
instellingen - onaanvaardbaar is en blijft. Het is aan de besturen van de instellingen
- en met hen aan de raden van toezicht - daarop toe te zien.
De maatregelen passen alle binnen de regels van de bestaande verdeelmodellen HBO en
WO, betreffen dus de bestaande bekostigingsregels. Er is geen sprake van nieuw beleid
in deze notitie.
Volledigheidshalve wordt een beschrijving van de beide bekostigingsmodellen WO en
HBO als bijlage bij deze notitie gevoegd. De beschrijving was eerder opgenomen in
het rapport ’Ruimte voor Rekenschap’.