Regeling luchtvaartvertoningen

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-04-2011.
Geldend van 01-04-2011 t/m 06-11-2015

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende regels inzake luchtvaartvertoningen (Regeling luchtvaartvertoningen)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 158, tweede lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 De begripsbepalingen van de Wet luchtvaart en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op deze regeling.

  • 2 Voorts wordt in deze regeling verstaan onder:

    • a. baan: een al dan niet verhard gedeelte van het terrein, waar de luchtvaartvertoning wordt gehouden, bestemd voor het opstijgen en landen van demonstratietoestellen;

    • b. BVG: een krachtens artikel 8 van het Luchtverkeersreglement door de minister aangewezen bijzonder luchtverkeersgebied;

    • c. beoordelaar: een door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart aangewezen persoon, die bedreven is in het uitvoeren van kunstvluchten;

    • d. deelnemer: een persoon die op basis van artikel 18, eerste lid, als deelnemer tot de luchtvaartvertoning is toegelaten;

    • e. demonstratietoestel: een luchtvaartuig dat onderdeel uitmaakt van de luchtvaartvertoning, onderverdeeld in de volgende categorieën:

      • 1°. categorie A: vliegtuig, zweefvliegtuig, helikopter, luchtschip;

      • 2°. categorie B: vrije ballon;

      • 3°. categorie C: zeilvliegtuig, schermvliegtuig, valschermzweeftoestel, valscherm, modelvliegtuig, kabelvlieger en kleine ballon;

    • f. langsvlucht: een vlucht waarbij een demonstratietoestel in een éénparige en rechte lijn boven het vertoningterrein vliegt;

    • g. luchthaveninformatieverstrekker: een persoon met een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, onderdeel d, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, dat geldig is voor de luchtvaartvertoning;

    • h. luchtvaartvertoning: een evenement met één of meer demonstratietoestellen in de lucht, georganiseerd om aan publiek amusement te verschaffen, behoudens:

      • 1°. evenementen die uitsluitend bestaan uit maximaal vijf vrije ballonnen;

      • 2°. evenementen die uitsluitend bestaan uit de demonstratietoestellen: zeilvliegtuigen, schermvliegtuigen, valschermen, modelvliegtuigen, kabelvliegers of kleine ballons;

      • 3°. evenementen die bestaan uit een combinatie van de onder 2° bedoelde demonstratietoestellen mits deze niet in een onderdeel worden samengevoegd;

    • i. minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • j. obstakel: een roerende of onroerende zaak, zowel tijdelijk als permanent, of een deel daarvan, die een belemmering vormt voor een luchtvaartuig, in een gebied bestemd voor bewegingen van een luchtvaartuig op de grond dan wel uitsteekt boven een omschreven vlak ter bescherming van een luchtvaartuig in zijn vlucht;

    • k. onderdeel: een afzonderlijk punt van het vertoningprogramma bestaande uit één demonstratietoestel of meer demonstratietoestellen die gelijktijdig optreden, waarbij de deelnemers onderlinge afspraken hebben gemaakt over de uitvoering van het onderdeel;

    • l. organisator: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de houder is van de vergunning;

    • m. plaatselijke vlucht: iedere vlucht die vertrekt van of aankomt op het vertoningterrein en die geen deel uitmaakt van de luchtvaartvertoning;

    • n. publiekgebied: het gebied, waaronder begrepen het parkeerterrein, gereserveerd voor toeschouwers;

    • o. publieklijn: de voorste rand van gebieden die toegankelijk zijn voor toeschouwers voor wie de luchtvaartvertoning of een onderdeel van de luchtvaartvertoning plaatsvindt;

    • p. vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 17 van de Luchtvaartwet afgegeven door de minister;

    • q. vertoningdirecteur: de persoon die namens de organisator belast is met de leiding en veilige uitvoering van een luchtvaartvertoning;

    • r. vertoninggebied: de luchtruimte waarbinnen de luchtvaartvertoning plaatsvindt;

    • s. vertoninglicentie: schriftelijke verklaring van bekwaamheid voor het vliegen tijdens luchtvaartvertoningen;

    • t. vertoninglijn: een lijn die aangeeft tot hoever een demonstratietoestel de publieklijn mag naderen;

    • u. vertoningprogramma: het samenstel van onderdelen van de luchtvaartvertoning;

    • v. vertoningterrein: het water- dan wel landoppervlak waarboven de luchtvaartvertoning hoofdzakelijk plaatsvindt;

    • w. vertoningvlucht: iedere vlucht met een demonstratietoestel die wordt uitgevoerd in het kader van een luchtvaartvertoning.

  • 3 Onder luchtvaartvertoning wordt mede verstaan een luchtvaartwedstrijd, georganiseerd om aan publiek amusement te verschaffen.

  • 4 Voor de toepassing van deze regeling wordt onder luchtvaartwedstrijd als bedoeld in het derde lid, verstaan elk binnen het vertoninggebied uitgevoerd onderdeel met een of meer demonstratietoestellen in de lucht ter vaststelling of vergelijking van prestaties hetzij van de deelnemers, hetzij van de demonstratietoestellen.

Artikel 2

Deze regeling is niet van toepassing op militaire deelnemers en militaire demonstratietoestellen.

Artikel 3

  • 1 Indien bij een luchtvaartvertoning waarvoor door de minister de vergunning wordt verleend, militaire deelnemers of militaire demonstratietoestellen zijn betrokken, wordt de beslissing over de vergunning genomen in overeenstemming met de Minister van Defensie.

  • 2 Met uitzondering van de artikelen 32 tot en met 36, en 39, is deze regeling niet van toepassing op een deelnemer aan een luchtvaartvertoning waarvoor door de Minister van Defensie de vergunning wordt verleend.

§ 2. Locatie van een luchtvaartvertoning

Artikel 4

De minister kan een vergunning verlenen voor het houden van een luchtvaartvertoning op een gecontroleerde luchthaven als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, indien gedurende de luchtvaartvertoning luchtverkeersleiding wordt verzorgd door een van de in de artikelen 5.13 of 5.14 van de Wet luchtvaart genoemde bestuursorganen.

Artikel 5

  • 1 De minister kan een vergunning verlenen voor het houden van een luchtvaartvertoning op een luchthaven zonder luchtverkeersleiding, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. demonstratietoestellen naderen en verlaten het vertoninggebied uitsluitend via een van tevoren vastgestelde procedure, en

    • b. er is een luchthaveninformatieverstrekker.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op luchtvaartvertoningen waaraan alleen vrije ballonnen deelnemen.

Artikel 6

  • 1 De minister kan een vergunning verlenen voor het houden van een luchtvaartvertoning op een terrein dat geschikt is om tijdelijk en uitzonderlijk te worden gebruikt, waarvoor krachtens artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart ontheffing is verleend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de grootte van het vertoninggebied, gerekend vanuit het centrum van en parallel aan de vertoninglijn alsmede gerekend vanaf de vertoninglijn richting de zijde van het gebied waar zich geen toeschouwers bevinden, wordt aan de hand van tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling, vastgelegd in de vergunning;

    • b. ingeval sprake is van een luchtvaartvertoning met publiekgebieden langs twee zijden van de vertoninglijn geldt bij de vaststelling van het vertoninggebied dat de breedte van de vertoninglijn ten minste vijftig meter bedraagt en aan het begin en aan het einde van de vertoninglijn een manoeuvreergebied wordt vastgesteld. De afmetingen van het kleinste van de twee manoeuvreergebieden bedragen ten minste de helft van de minimale afmetingen van het vertoninggebied, zoals deze zijn opgenomen in tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling;

    • c. bij het bepalen van het vertoninggebied stelt de vertoningdirecteur vast of zich daarbinnen gronden bevinden die gebruikt worden ten behoeve van:

      • 1°. luchthavens,

      • 2°. milieubeschermingsgebieden,

      • 3°. vogelconcentratiegebieden, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, bedoeld in artikel 60, onderdeel a, onder 1, van het Luchtverkeersreglement,

      • 4°. chemische industrieën,

      • 5°. kerncentrales,

      • 6°. spoorwegemplacementen,

      • 7°. brandstofopslagplaatsen,

      • 8°. aaneengesloten bebouwing;

    • d. indien binnen het vertoninggebied gronden als bedoeld onder onderdeel b, dan wel obstakels met een verticale hoogte van ten minste 45 meter zijn gelegen, geeft de vertoningdirecteur aan welke maatregelen worden genomen met betrekking tot die gronden dan wel obstakels in verband met de veilige uitvoering van de luchtvaartvertoning.

  • 2 Aan de vergunning, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

    • a. op het vertoningterrein is een baan aanwezig die:

      • 1°. voldoet aan de afmetingen genoemd in tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling, met dien verstande dat de lengte van de baan wordt vastgesteld op de grootste voorgeschreven start- en landingsafstanden zoals deze worden bepaald met gebruikmaking van de gebruikshandboeken van de deelnemende demonstratietoestellen. Bij het vaststellen van de baanlengte kan de in de gebruikshandboeken genoemde headwind-component voor ten hoogste 50% worden meegenomen. Ingeval sprake is van een demonstratietoestel zonder gebruikshandboek, geldt de lengte zoals opgenomen in tabel 1 van de bijlage,

      • 2°. voldoende draagkracht bezit voor de te gebruiken demonstratietoestellen, en

      • 3°. voorzien is van een voor dit doel geschikte markering;

    • b. nabij de baan wordt bij gebruik de windrichting aangegeven door een windzak of een ander gelijkwaardige voorziening;

    • c. bij het gelijktijdig gebruik voor het taxiën en starten of landen op het vertoningterrein is de afstand tussen de hartlijn van de taxibaan en de hartlijn van de start en landingsbaan ten minste 37,5 meter, waarbij het wachtpunt voor de startbaan tenminste 30 meter van de hartlijn van de start en landingsbaan ligt. Afhankelijk van de afmetingen van het grootste demonstratietoestel kunnen er nadere voorwaarden worden gesteld;

    • d. in de invliegsector en de uitvliegsector van de baan steken geen obstakels door een denkbeeldig vlak, dat met de korte zijde van de obstakelvrije strook als basis oploopt onder een hoek van 1:20 (hoogte:afstand) en een divergentie van 10%tot een afstand van 300 meter. Ter weerszijde van de baan en van de in- en uitvliegsector steken geen obstakels door een denkbeeldig vlak onder een hoek van 1:5 (hoogte:afstand) tot een afstand van 75 meter;

    • e. demonstratietoestellen naderen en verlaten het vertoninggebied uitsluitend via een van tevoren vastgestelde procedure;

    • f. er is een luchthaveninformatieverstrekker;

  • 4 Indien niet op het vertoningterrein wordt gestart of geland, toont de aanvrager aan dat het terrein voldoet aan de afmetingen genoemd in tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling, voor de te gebruiken demonstratietoestellen en dat het vrij is van obstakels. In dat geval hoeft het vertoningterrein niet geschikt te zijn om te landen.

  • 5 Het eerste tot en met het vierde lid, zijn niet van toepassing op luchtvaartvertoningen waaraan alleen vrije ballonnen deelnemen.

Artikel 7

  • 2 In afwijking van het eerste lid, mag een watervliegtuig starten van en landen op het wateroppervlak.

Artikel 8

  • 1 De minister kan een vergunning verlenen voor een periode van ten hoogste één jaar, indien het vertoningprogramma uitsluitend bestaat uit één gestandaardiseerd onderdeel.

§ 3. Organisatie van een luchtvaartvertoning

Artikel 9

  • 1 Voor iedere luchtvaartvertoning wordt door de organisator van de luchtvaartvertoning een vertoningdirecteur aangewezen.

  • 3 Indien de organisator een vertoningdirecteur aanwijst die bij eerdere luchtvaartvertoningen aantoonbaar in strijd heeft gehandeld met bepalingen van paragraaf 4 die in artikel 39 als strafbaar feit zijn aangemerkt, kan de minister besluiten de aanvraag van een vergunning af te wijzen.

  • 4 Indien de vertoningdirecteur gedurende drie kalenderjaren niet belast is met de leiding van een luchtvaartvertoning in de in tabel 2 van de bijlage, behorend bij deze regeling, vermelde hoogste categorie waarvoor hij de vereiste ervaring had, wordt hij één categorie lager ingedeeld.

  • 5 De vertoningdirecteur is niet tegelijkertijd deelnemer aan de luchtvaartvertoning waarvoor hij krachtens het eerste lid is aangewezen.

Artikel 10

De organisator dient zich voor het houden van een luchtvaartvertoning te verzekeren voor aansprakelijkheid jegens derden.

Artikel 11

  • 1 In de vergunning voor een luchtvaartvertoning kan in bijzondere gevallen de voorwaarde worden opgenomen dat de vertoningdirecteur een veiligheidscommissie instelt.

  • 2 De veiligheidscommissie bestaat uit ten minste twee leden met aantoonbaar relevante ervaring om de diverse onderdelen van het vertoningprogramma te kunnen beoordelen.

  • 3 De veiligheidscommissie adviseert de vertoningdirecteur gevraagd en ongevraagd ten aanzien van veiligheidsaspecten bij de voorbereiding en uitvoering van een luchtvaartvertoning.

  • 4 Indien een veiligheidscommissie is ingesteld, wordt het verslag, bedoeld in artikel 29, mede ondertekend door de voorzitter van de veiligheidscommissie.

§ 4. Verplichtingen voor de vertoningdirecteur

Artikel 12

De vertoningdirecteur houdt bij de vaststelling van publiekgebied, publieklijn, vertoninglijn, vertoningterrein en vertoninggebied ten minste rekening met:

  • a. de nabijheid van luchthavens, luchtvaartlocaties dan wel andere evenementen in de lucht;

  • b. stedelijke gebieden;

  • c. de kwalificatie van het luchtruim, ingevolge de door de Luchtverkeersleiding Nederland uitgegeven luchtvaartkaarten;

  • d. de gesteldheid en de afmetingen van het gedeelte van het vertoningterrein dat wordt gebruikt wanneer demonstratietoestellen op het vertoningterrein zullen starten of landen, en

  • e. de toegankelijkheid van het vertoningterrein, met name voor voertuigen van de hulpdiensten.

Artikel 13

De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat:

  • a. de publiekgebieden worden beperkt tot het aantal zijden van het vertoningterrein zoals in de vergunning is opgenomen en dat deze niet worden gelokaliseerd onder de in- en uitvliegsector van het vertoningterrein. In het geval van tweezijdig publiek is de positie van het vertoninggebied ten opzichte van de vertoninglijn zodanig dat de vertoninglijn de lange zijde van het vertoninggebied halveert;

  • b. voorafgaand en tijdens de vertoningvluchten doeltreffende afzettingen worden geplaatst om te voorkomen dat het publiek toegang krijgt tot het vertoningterrein;

  • c. uitsluitend de daartoe bevoegde personen worden toegelaten tot het vertoningterrein en de gebieden die zijn aangewezen voor het tanken en vullen van demonstratietoestellen;

  • d. toeschouwers alleen worden toegelaten tot het publiekgebied;

  • e. demonstratietoestellen en andere apparatuur, wanneer deze worden bijgetankt, ten minste 15 meter van het publiek verwijderd zijn. Indien ballonnen, luchtschepen of balloncilinders worden gevuld met waterstofgas, wordt deze afstand verhoogd tot ten minste 40 meter;

  • f. de vertoninglijn herkenbaar is vanuit de lucht.

Artikel 14

De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat:

  • a. hulpdiensten beschikbaar zijn, en

  • b. een bij de in onderdeel a bedoelde hulpdiensten bekend plan voor noodsituaties beschikbaar is, afgestemd op de luchtvaartvertoning en de daaraan deelnemende demonstratietoestellen.

Artikel 15

De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat:

  • a. een centrale post voor communicatie is ingericht, waarbij is voorzien in verbindingen naar in ieder geval de vertoningdirecteur en, voor zover aanwezig, de luchtverkeersleider dan wel de luchthaveninformatieverstrekker;

  • b. hij bereikbaar is voor alle bij de luchtvaartvertoning betrokken instanties;

  • c. een doeltreffende geluidsinstallatie aanwezig is om het publiek toe te spreken;

  • d. indien een luchtvaartvertoning wordt gehouden ingevolge een vergunning op grond van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 6, een luchtvaartgrondstation onderscheidenlijk een mobiel luchtvaartstation beschikbaar is voor de luchthaveninformatieverstrekker.

Artikel 16

De vertoningdirecteur zorgt ervoor dat:

  • a. een op de locatie van de luchtvaartvertoning toegesneden vertoningprogramma wordt samengesteld;

  • b. de onderdelen van het vertoningprogramma tijdens de luchtvaartvertoning te allen tijde van elkaar gescheiden blijven.

Artikel 17

  • 1 De vertoningdirecteur stemt de vertoningvluchten en de plaatselijke vluchten af met, voor zover aanwezig, de plaatselijke luchtverkeersleidingdienst, de luchthaveninformatieverstrekker en de havenmeester.

  • 2 De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat plaatselijke vluchten en vertoningvluchten niet gelijktijdig plaatsvinden binnen het vertoninggebied.

Artikel 18

  • 1 De vertoningdirecteur laat als deelnemer aan een luchtvaartvertoning slechts toe een persoon die beschikt over een geldige vertoninglicentie, afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart op basis van de eisen van tabel 3 van de bijlage, behorend bij deze regeling, of van een daarmee gelijk te stellen licentie, afgegeven door de bevoegde autoriteit van een Staat dan wel door een door die autoriteit erkende organisatie.

  • 2 De vertoningdirecteur kan van een persoon ten aanzien van wie twijfel bestaat omtrent de nodige vaardigheid om zijn onderdeel op veilige wijze uit te voeren, eisen dat die persoon zijn onderdeel voorvliegt voor een beoordelaar.

Artikel 19

De vertoningdirecteur zorgt ervoor dat uitsluitend:

  • a. deelnemers en demonstratietoestellen tot de luchtvaartvertoning worden toegelaten die vermeld zijn in het vertoningprogramma, of deelnemers of demonstratietoestellen van gelijke soort en kwaliteit ter vervanging daarvan;

  • b. het vertoningprogramma wordt uitgevoerd, behoudens bijzondere omstandigheden die de vertoningdirecteur noodzaken de volgorde van het vertoningprogramma te wijzigen of onderdelen daarvan te laten vervallen mits een veilige uitvoering van de luchtvaartvertoning gewaarborgd blijft.

Artikel 20

  • 1 De vertoningdirecteur stelt een schriftelijke instructie op die op een zodanig tijdstip aan de deelnemers wordt toegezonden, dat deze hiervan genoegzaam kennis kunnen nemen. Deze schriftelijke instructie bevat ten minste:

    • a. de plaats, de datum, de tijd en de duur van de luchtvaartvertoning;

    • b. het vertoningprogramma;

    • c. het tijdstip van de mondelinge instructie(s);

    • d. een kaart van de locatie waarop zijn aangegeven de ligging van de publieklijn, de vertoninglijn, het vertoningterrein, het vertoninggebied, de wachtgebieden en het BVG, voor zover van kracht;

    • e. informatie betreffende:

      • 1°. aankomst en vertrek van de deelnemers,

      • 2°. van belang zijnde radiofrequentie(s),

      • 3°. procedures tijdens de luchtvaartvertoning,

      • 4°. voor de luchtvaartvertoning van belang zijnde bijzonderheden;

    • f. de plaatselijke vluchten, en

    • g. procedures voor behandeling van de demonstratietoestellen op de grond, taxiën, parkeren en tanken, uitsluitend indien deze anders zijn dan de gebruikelijke.

  • 2 De vertoningdirecteur heeft een kopie van de vergunning ter inzage voor de deelnemers.

  • 3 De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat op iedere dag van de luchtvaartvertoning ten behoeve van de uitvoering van de onderdelen onder zijn leiding een mondelinge instructie, onder meer bevattend de meest recente informatie, aan de deelnemers wordt gegeven. Tijdens deze mondelinge instructie worden ten minste besproken:

    • a. paragraaf 5 van deze regeling;

    • b. de plaatselijke vluchten;

    • c. de weersomstandigheden, zowel de actuele als de voor de duur van de vertoning verwachte;

    • d. een gedetailleerd vertoningprogramma met inbegrip van radio-oproepnamen en vliegactiviteiten voor en na de luchtvaartvertoning;

    • e. informatie betreffende:

      • 1°. bij de luchtvaartvertoning te gebruiken radiofrequentie(s),

      • 2°. procedures tijdens de luchtvaartvertoning, en

      • 3°. voor de luchtvaartvertoning van belang zijnde bijzonderheden;

    • f. de ligging van de publieklijn, de vertoninglijn, het vertoningterrein, het vertoninggebied, de wachtgebieden en het BVG, voor zover van kracht.

Artikel 21

  • 2 De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat vooraf en tijdens de luchtvaartvertoning rekening wordt gehouden met meteorologische variabelen, waaronder in ieder geval windsnelheid en neerslag.

Artikel 22

Indien met categorie A demonstratietoestellen langs- en kunstvluchten worden uitgevoerd, draagt de vertoningdirecteur er zorg voor dat:

  • a. de minimum scheidingsafstanden tussen de vertoninglijn en de publieklijn bedoeld in tabel 5 van de bijlage, behorend bij deze regeling, in acht worden genomen;

  • b. de hartlijn van de baan zich ten minste 75 meter van de publieklijn bevindt, en

  • c. tussen enig onderdeel van een taxiënd demonstratietoestel en het publiek zich een afstand van 15 meter plus de halve spanwijdte dan wel de halve rotordiameter bevindt.

Artikel 23

  • 1 Indien met categorie B demonstratietoestellen wordt gevaren, draagt de vertoningdirecteur er zorg voor dat:

    • a. de minimum scheidingscriteria, bedoeld in tabel 6 van de bijlage, behorend bij deze regeling, tussen de publieklijn en enig deel van demonstratietoestellen of hun verankeringpunten in acht worden genomen;

    • b. ballonvaarten in plaats of tijd afdoende zijn gescheiden van andere vliegactiviteiten;

    • c. maximaal 35 van deze demonstratietoestellen tegelijkertijd opstijgen;

    • d. per etmaal niet meer dan 70 van deze demonstratietoestellen opstijgen.

  • 2 In afwijking van artikel 13, onderdelen c en d, mogen bemanningsleden en passagiers van deze demonstratietoestellen zich bevinden op het vertoningterrein.

Artikel 24

  • 1 Indien een onderdeel bestaat uit het valschermspringen of dit mede omvat, vindt dat onderdeel plaats in overeenstemming met de Regeling valschermspringen 2010, met dien verstande dat de vertoningdirecteur ervoor zorg draagt dat:

    • a. het landingsgebied niet dichter dan 15 meter bij de publieklijn ligt;

    • b. het landingsterrein zodanig wordt gemarkeerd dat het voor iedere valschermspringer duidelijk herkenbaar is vanaf de hoogte waarop wordt gesprongen;

    • c. radiocontact wordt onderhouden met het toestel waaruit de afsprong plaatsvindt, en

    • d. de afsprong niet plaatsvindt alvorens hij daarmee heeft ingestemd.

  • 2 De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat van de demonstratietoestellen aan de grond geen propellers, straalmotoren of rotorbladen ronddraaien of aanstaan binnen 250 meter van het doelgebied, zolang een valschermspringer met zijn afdaling bezig is.

  • 3 Indien vluchten met modelvliegtuigen plaatsvinden, draagt de vertoningdirecteur er zorg voor dat:

    • a. deze plaatsvinden in overeenstemming met de Regeling modelvliegen;

    • b. niet wordt gevlogen met niet bestuurbare modelvliegtuigen;

    • c. zenders en frequenties correct worden gebruikt.

Artikel 25

De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat:

  • a. bij de start van een schermvliegtuig of zeilvliegtuig met een lierinstallatie in geen geval inbreuk wordt gemaakt op de scheidingsafstanden tussen het publiek en de lierinstallatie, de lierkabel en de schermvliegtuigen of zeilvliegtuigen;

  • b. het opstijgen en doen opstijgen van schermvliegtuigen of zeilvliegtuigen door middel van een lier zodanig geschiedt dat de lierkabel niet in het publiekgebied valt;

  • c. de valschermzweeftoestellen, schermvliegtuigen of zeilvliegtuigen niet vliegen boven het publiek en niet landen in het publiek;

  • d. de minimale afstand tussen enerzijds publiek en anderzijds valschermzweeftoestellen, schermvliegtuigen, zeilvliegtuig, sleepkabel, lier of uitgevierde lierkabel ten minste 30 meter bedraagt.

Artikel 27

Indien een veiligheidscommissie is ingesteld, houdt de vertoningdirecteur rekening met de adviezen van de commissie.

Artikel 28

De vertoningdirecteur is tot één uur na de uitvoering van het laatste onderdeel bereikbaar en oproepbaar.

Artikel 29

De vertoningdirecteur brengt binnen dertig dagen na het houden van een luchtvaartvertoning daarvan verslag uit aan de minister. In het verslag worden in het bijzonder afwijkingen tijdens de luchtvaartvertoning ten opzichte van de vergunning en deze regeling opgenomen.

§ 5. Verplichtingen voor de deelnemer

Artikel 30

  • 1 Een deelnemer voert geen vertoningvlucht uit, indien hij niet een mondelinge instructie als bedoeld in artikel 20, derde lid, heeft ontvangen.

  • 2 Een deelnemer die niet in staat is te voldoen aan het eerste lid, neemt voor de aanvang van de luchtvaartvertoning contact op met de vertoningdirecteur om de mondelinge instructie als bedoeld in artikel 20, derde lid, te ontvangen.

Artikel 31

Indien bij een luchtvaartvertoning een luchthaveninformatieverstrekker aanwezig is, is de deelnemer verplicht:

  • a. voor aanvang van zijn onderdeel contact op te nemen met de luchthaveninformatieverstrekker om zich te laten informeren over de juistheid van het tijdstip van zijn vertoningvlucht en over de situatie in het vertoninggebied;

  • b. voor aanvang van zijn onderdeel voortdurend op de aangewezen radiofrequentie(s) te luisteren en een tweezijdige radioverbinding tot stand te brengen met de luchthaveninformatieverstrekker;

  • c. naar aanleiding van door de luchthaveninformatieverstrekker verkregen inlichtingen zodanige actie te ondernemen dat bij de uitvoering van zijn vertoningvlucht personen of zaken niet in gevaar worden of kunnen worden gebracht;

  • d. de luchthaveninformatieverstrekker op de hoogte te brengen van de afronding van de uitvoering van zijn vertoningvlucht.

Artikel 32

  • 1 De deelnemer zorgt ervoor dat zich, buiten de bemanningsleden die essentieel zijn voor de vertoningvlucht, geen andere personen aan boord van een demonstratietoestel bevinden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een vertoningvlucht met een ballon of valscherm.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van personen die zich aan boord van het demonstratietoestel bevinden teneinde ervaring als deelnemer op te doen, op voorwaarde, dat de vertoningdirecteur dit heeft aangegeven bij de aanvraag om vergunning.

Artikel 33

De deelnemer vliegt niet met het demonstratietoestel boven het publiekgebied, tenzij het betreft:

  • a. kabelvliegers;

  • b. valschermen, waarbij niet beneden een hoogte van 15 meter over een publiekgebied wordt gevlogen;

  • c. een vliegtuig dat een groep valschermspringers aan boord heeft en dat bezig is om in een positie te komen voor het afwerpen van de groep, maar niet beneden een hoogte van 450 meter boven de grond;

  • d. vrije ballonnen, maar niet beneden de hoogten, bedoeld in tabel 6 van de bijlage, behorend bij deze regeling.

Artikel 34

  • 1 De deelnemer met een categorie A demonstratietoestel, zeilvliegtuig of valschermzweeftoestel zorgt ervoor dat ten aanzien van de vertoningvlucht:

    • a. de vertoninglijn en de minimum scheidingsafstanden zoals weergegeven in tabel 5 van de bijlage, behorend bij deze regeling, in acht worden genomen;

    • b. de vastgestelde minimum vlieghoogte in acht wordt genomen;

    • c. de uitvoering van het onderdeel niet eerder begint dan na het bereiken van de vastgestelde minimum vlieghoogte en de minimum scheidingsafstanden zoals weergegeven in tabel 5 van de bijlage, behorend bij deze regeling, in acht worden genomen;

    • d. manoeuvres zodanig worden uitgevoerd dat de vertoninglijn niet wordt overschreden;

    • e. geen convergerende vluchten in de richting van de vertoninglijn worden uitgevoerd;

    • f. in een luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse C tot en met G niet wordt gevlogen met een snelheid groter dan 250 knopen, tenzij in de vergunning dan wel bij de aanwijzing van een BVG een grotere snelheid is vastgesteld;

    • g. de minimum zichtweersomstandigheden zoals vastgesteld in tabel 4 van de bijlage, behorend bij deze regeling, in acht worden genomen, onverminderd het bepaalde in artikel 20.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen a en b, is niet van toepassing indien:

    • a. het demonstratietoestel na de start een van het publiek af gerichte bocht maakt teneinde naar de vertoninglijn en de minimum hoogte te worden gemanoeuvreerd;

    • b. na het beëindigen van de vertoning het demonstratietoestel naar de baan wordt gestuurd, waarbij de hartlijn van de baan niet richting het publiek overschreden wordt.

Artikel 35

Een deelnemer met een demonstratietoestel aan de grond dat voorzien is van propellers, straalmotoren of rotors, zorgt ervoor dat deze worden stilgezet indien:

  • a. dit zich bevindt binnen 250 meter van het doelgebied van een valschermspringer tijdens diens demonstratie, en

  • b. een valschermspringer in de richting van zijn toestel zweeft.

Artikel 36

  • 1 De deelnemer die gebruik maakt van een valscherm, zorgt ervoor dat het hoofdvalscherm op een hoogte van ten minste 450 meter boven de grond volledig geopend is. Anders dan in geval van nood wordt het reservevalscherm niet gebruikt.

  • 2 De deelnemer zorgt ervoor dat, indien hij met een valschermzweeftoestel, schermvliegtuig of zeilvliegtuig vliegt, het toestel geen inbreuk maakt op de scheidingsafstand die ten minste gelijk is aan de lengte van de uitgevierde lijn tussen een lierinstallatie of ander hulpmiddel en het toestel met dien verstande dat de horizontale afstand niet minder is dan 30 meter.

§ 6. Luchthaveninformatieverstrekker

Artikel 37

De luchthaveninformatieverstrekker heeft de vereiste ervaring behorend bij de categorie waarin de desbetreffende luchtvaartvertoning op grond van tabel 2 van de bijlage, behorend bij deze regeling, is ingedeeld.

Artikel 38

De luchthaveninformatieverstrekker geeft in het kader van de luchtvaartvertoning aan de deelnemer informatie over:

  • a. luchtverkeersactiviteiten op het vertoningterrein, in het vertoninggebied en eventueel aangewezen BVG;

  • b. het precieze tijdstip van vertrek van een vertoningvlucht in het kader van een onderdeel van het vertoningprogramma, alsmede de situatie in het vertoninggebied onmiddellijk voorafgaand aan de uitvoering van een onderdeel;

  • c. krachtens artikel 19 onderdeel b, door de vertoningdirecteur aangebrachte wijzigingen in de vertrektijd van een vertoningvlucht in het kader van een onderdeel van het vertoningprogramma;

  • d. eventuele calamiteiten op de grond of in de lucht die voor een veilige uitvoering van een onderdeel van belang kunnen zijn;

  • e. aanwijzingen van de vertoningdirecteur in het kader van de luchtvaartvertoning.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

Bijlage

Minimum afmetingen

Demonstratie-

toestel

Type demonstratie

Vertoninggebied

Landingbaan

Vertoningterrein1

Beperkingengebied (obstakel hoogte)

                     
     

Lengte

Breedte

Lengte

Breedte

Lengte

Breedte

Halve cirkel

Tot een hoogte van

Demonstratie-

Langs-

Solo vluchten

3,0 km

1,5 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

toestellen in

vluchten

Formaties

3,0 km

1,5 km

       

2,0 km +

 

categorie A+C

               

0,3 km

 

snelheid ≤ 100

                   

kt IAS

Kunst-

Solo vluchten

3,0 km

2,0 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

 

vluchten

Formaties

4,0 km

2,0 km

       

2,0 km +

 
                 

0,3 km

 
                     

Demonstratie-

Langs-

Solo vluchten

3,0 km

2,0 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

toestellen in

vluchten

Formaties

4,0 km

2,0 km

       

2,0 km +

 

categorie A met

               

0,3 km

 

een snelheid

                   

100 kt IAS tot

Kunst-

Solo vluchten

5,0 km

2,0 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

200 kt IAS

vluchten

Formaties

6,0 km

3,0 km

       

3,0 km +

 
                 

0,3 km

 
                     

Demonstratie-

Langs-

Solo vluchten

5,0 km

2,0 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

toestellen in

vluchten

Formaties

6,0 km

3,0 km

       

3,0 km +

 

categorie A met

               

0,3 km

 

een snelheid

                   

200 kt IAS tot

Kunst-

Solo vluchten

6,0 km

3,0 km

0,6 km

25 m

1,2 km

175 m

Straal van

45 m

300 kt IAS

vluchten

Formaties

6,0 km

4,0 km

       

3,0 km +

 
                 

0,3 km

 
                     

Demonstratie-

Langs-

Solo vluchten

6,0 km

3,0 km

1,5 km

30 m

2,1 km

175 m

Straal van

45 m

toestellen in

vluchten

Formaties

6,0 km

4,0 km

       

4,0 km +

 

categorie A met

               

0,7 km

 

een snelheid

                   

≥300 kt IAS

Kunst-

Solo vluchten

7,5 km

4,0 km

1,5 km

30 m

2,1 km

175 m

Straal van

45 m

 

vluchten

Formaties

7,5 km

4,0 km

       

4,0 km +

 
                 

0,7 km

 
                     

Straalvliegtuigen

Kunst-

Solo vluchten

10 km

5,0 km

2,0 km

30 m

2,6 km

175 m

Straal van

45 m

(tot max mach 0,9

vluchten

Formaties

           

10,0 km

 

indien ontheffing)

                   

Tabel 2, behorend bij artikel 9, tweede en vierde lid, en artikel 37

Minimum eisen inzake ervaring

Cate-

gorie

Onderdelen2 vertoning-programma

 

I

1–63

– 1 stage bij een luchtvaartvertoning in deze categorie; en

– 1 luchtvaartvertoning in deze categorie onder supervisie

     

II

1–18

– 1 stage bij een luchtvaartvertoning in deze categorie;

– 1 luchtvaartvertoning in categorie I of

– 1 luchtvaartvertoning in deze categorie onder supervisie

     

III

19–36

– 1 stage bij een luchtvaartvertoning in deze categorie; en

– 1 luchtvaartvertoning in categorie II of

– 1 luchtvaartvertoning in deze categorie onder supervisie

     

IV

37 of meer

– 1 stage bij een luchtvaartvertoning in deze categorie; en

– 1 luchtvaartvertoning in categorie III of

– 1 luchtvaartvertoning in deze categorie onder supervisie

Tabel 3, behorend bij artikel 18, eerste lid

Minimum vlieguren

Demonstratietoestel

Minimum vlieguren

(totaal)

Minimum vlieguren als gezagvoerder/bestuurder op het demonstratietoestel of op een luchtvaartuig van vergelijkbare klasse of type

Minimum vlieguren in formatie

Minimum vlieguren als leider van een formatie

Vliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, helikopters (waaronder begrepen gyrocopters)

200

100

15/304

10

         

Vliegtuigen klasse Micro Light Aeroplanes

100

50

15/305

10

         

Niet-gemotoriseerde zweefvliegtuigen

100

50

15/306

10

         

Vrije ballonnen

50

25

   
         

Luchtschepen gevuld met hete lucht

1007

25

   
         

Luchtschepen gevuld met gas met een volume van meer dan 2000 kubieke meter

2008

100

   
         

Luchtschepen gevuld met gas met een volume dat niet meer bedraagt dan 2000 kubieke meter

1009

50

   
         

Zeilvliegtuig

10

     
         

Valschermzweeftoestel

11

     
         

Valscherm

12

     

Tabel 4, behorend bij artikel 21, eerste lid, en artikel 34, eerste lid, onderdeel g

Minimum weersomstandigheden

Demonstratietoestel

Type demonstratie

Weerminima

         
     

Wolken basis

Zicht

V/STOL vliegtuigen, vliegtuigen met over-

Langs- of vlakke

Solo vluchten

150 m13

1,5 km

treksnelheden beneden 50 kt IAS, (motor-)

kunstvluchten

Formaties

150 m

3,0 km

zweefvliegtuigen, helikopters, vliegtuigen

       

in de klasse MLA en categorie B en C

Volledige kunst-

Formaties

150 m

3,0 km

demonstratietoestellen14

vluchten

Solo vluchten

800 ft

5,0 km

         

Vliegtuigen niet zijnde V/STOL vliegtuigen

Langs- of vlakke

Solo vluchten

150 m

3,0 km

of vliegtuigen met overtreksnelheden boven

kunstvluchten

Formaties

240 m

5.0 km

50 kt IAS

       
 

Volledige kunst-

Solo vluchten

300 m

5,0 km

 

vluchten

Formaties van pro-

   
   

pellervliegtuigen

300 m

5,0 km

   

Formaties van straalvliegtuigen en solovliegtuigen met een snelheid groter dan 250 kt

450 m

8,0 km

Tabel 5, behorend bij artikel 22, onderdeel a

Minimum scheidingsafstanden

Maximum snelheid in kt IAS die bereikt

Type vertoning

wordt tijdens de demonstratie

   
 

Langsvluchten

Kunstvluchten

Minder dan 100 kt15

100 200 kt

200 300 kt16

Meer dan 300 kt17

50 meter

100 meter

150 meter

200 meter

100 meter

150 meter

200 meter

230 meter

Tabel 6, behorend bij artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en artikel 33, onderdeel d

Scheidingscriteria voor bemande ballonnen

Type vertoning

Scheidings-

afstand18

Minimum hoogte en omstandigheden voor varen boven publiek

Vrije vlucht starts vanuit het vertoninggebied

20 meter

23 m boven de grond bij overvaren in stijgvlucht

50 ft boven obstakels

     

Vrije vlucht landingen in het vertoninggebied

50 meter

90 m boven de grond bij overvaren in een horizontale vlucht

15 m boven obstakels

  1. Dit is het geprojecteerde vlak op de grond, boven de vertoninglijn waar laag wordt gevlogen. In dit gebied mogen geen hindernissen steken door een denkbeeldig vlak van de inen uitvliegsector die oploopt onder een hoek van 1:20 (hoogte:afstand) en een divergentie van 10%tot een afstand van 300 meter. Ter weerszijde van het vertoningterrein en van de inen uitvliegsector mogen geen hindernissen steken door een denkbeeldig vlak onder een hoek van 1:5 (hoogte:afstand) tot een afstand van 75 meter. ^ [1]
  2. Indien bemande ballonnen opstijgen tijdens een luchtvaartvertoning zal iedere bemande ballon worden beschouwd als een onderdeel van de luchtvaartvertoning. ^ [2]
  3. Bij deze onderdelen van de luchtvaartvertoning mogen geen snelheden voorkomen hoger dan 250 kt. ^ [3]
  4. Indien een gezagvoerder optreedt als leider van de formatie. ^ [4]
  5. ^ [5]
  6. ^ [6]
  7. Als gezagvoerder in luchtschepen of ballonnen. ^ [7]
  8. ^ [8]
  9. ^ [9]
  10. Voor de bestuurder van een zeilvliegtuig of valschermzweeftoestel is geen bepaald minimum vereist; een bestuurder van een dergelijk toestel heeft de directeur er echter van overtuigd dat hij bekwaam is zijn voorgenomen vertoning uit te voeren. ^ [10]
  11. ^ [11]
  12. Valschermspringers: een minimum van 200 sprongen voor de leider van een groep of een solospringer en een minimum van 100 sprongen voor alle overige leden van de groep. ^ [12]
  13. De minimum wolkenbasis kan worden teruggebracht tot 75 m boven de grond wanneer dit is vermeld in de vergunning en indien er geopereerd wordt vanaf het vertoningterrein. Vluchten op deze lagere hoogte worden alleen binnen het vertoninggebied toegestaan. ^ [13]
  14. Voor radiografisch bestuurde modellen geldt een maximum windsnelheid van 25 kt. ^ [14]
  15. De directeur kan een geringere afstand toestaan voor een vertoning van hefschroefvliegtuigen in standvlucht (hover), echter niet minder dan 30 meter. ^ [15]
  16. Alleen wanneer dit is vermeld in de vergunning kunnen demonstratietoestellen tijdens de luchtvaartvertoning, voor zover deze plaatsvindt in luchtruimte met de classificatie C tot en met G, beneden vliegniveau 100 de snelheid van 250 kt IAS overschrijden tot een maximum van Mach 0,9. ^ [16]
  17. ^ [17]
  18. De scheidingsafstand wordt gemeten tussen de publieklijn en de ballonmand of zijn verankeringpunten. ^ [18]