Omzetbelasting, intrekking Mededeling 12, overgangsregeling

[Regeling vervallen per 07-12-2011.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2010 en zichtdatum 13-11-2024.
Geldend van 22-01-2004 t/m 06-12-2011

Omzetbelasting, intrekking Mededeling 12, overgangsregeling

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Bij besluit van 28 augustus 2002, nr. DGB2002/4619M is onder andere het besluit van 20 oktober 1993, nr. VB93/2749 (Mededeling 12) met ingang van 1 oktober 2002 ingetrokken. In verband daarmee zijn vragen gesteld over de heffing van omzetbelasting. Terzake deel ik het navolgende mede.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Voor de prestaties die een maatschap of vennootschap onder firma in het economische verkeer verricht, wordt die maatschap of vennootschap als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt en niet de maten of vennoten die deel uitmaken van de maatschap of vennootschap (hierna: maat en maatschap). Indien ondernemers niet aan de maatschap maar aan één van de maten goederen leveren of diensten verrichten, kan de voor die leveringen of diensten aan de maat in rekening gebrachte omzetbelasting door de maatschap op de voet van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in aftrek worden gebracht, indien en voor zover die goederen en diensten in het kader van de gezamenlijke onderneming worden gebezigd én de betrokken maat ter zake geen vergoeding ontvangt in de zin van de Wet. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 1983, nr. 20 808 (BNB 1983/76), bezien in samenhang met het arrest van het Hof van Justitie van 27 januari 2000, C-23/98 (Heerma; BNB 2000/297).

Een maat dient ook zelf als ondernemer in de zin van de Wet te worden aangemerkt als deze, naast activiteiten die hij in zijn hoedanigheid van maat voor de maatschap verricht, zelfstandig een bedrijf uitoefent. Zo blijkt uit het hiervoor genoemde arrest van het Hof van Justitie dat een maat, die tegen vergoeding een onroerende zaak verhuurt aan de maatschap waarin hij deelneemt, kwalificeert als belastingplichtige in de zin van de Zesde richtlijn en derhalve als ondernemer in de zin van de Wet. Dezelfde conclusie heeft te gelden indien de maat hem in eigendom toebehorende roerende zaken en/of rechten tegen vergoeding ter beschikking stelt aan de maatschap waarin hij deelneemt. Deze exploitatie is, behoudens de gevallen waarin artikel 11 van de Wet van toepassing is, aan de heffing van omzetbelasting onderworpen.

Gebleken is dat met een beroep op Mededeling 12 heffing van omzetbelasting terzake achterwege is gebleven. In die mededeling was namelijk het standpunt ingenomen, dat in het geval door een maat aangeschafte bedrijfsmiddelen worden gebezigd door de maatschap die daarvoor een vergoeding aan de maat toekent, niet gesproken kan worden van een belastbare prestatie van de maat jegens de maatschap. Door de intrekking van Mededeling 12 is de behoefte ontstaan bestaande overeenkomsten tussen de maat en zijn maatschap aan de gewijzigde situatie aan te passen, zodanig dat niet langer sprake is van exploitatie in vorenbedoelde zin.

2. Aanpassing van de overeenkomsten

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

De aanpassing van de bestaande contracten kan op verschillende wijze gestalte worden gegeven. In de onderdelen 2.1 en 2.2 wordt daarop nader ingegaan.

2.1. Inbreng van gebruik en genot enkel tegen deelneming in winst en verlies

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Bij de hier bedoelde aanpassing geldt als uitgangspunt dat op grond van de wettelijke bepalingen kan worden aangenomen dat geen belastbare exploitatie plaatsvindt, indien die aanpassing geschiedt door het gebruik en genot van de aan een maat in eigendom toebehorende zaken en/of rechten in te brengen in de maatschap enkel tegen deelneming in winst en verlies van die maatschap.

Ik kan ermee instemmen dat aan de betrokkenen enige tijd wordt gegund om tot vorenbedoelde aanpassing van de contracten te komen. Indien met inachtneming van de hierna genoemde voorwaarden contracten worden aangepast, kan tot het tijdstip van aanpassing van de contracten de bestaande handelwijze worden voortgezet. Aldus wordt voorkomen dat een vermoedelijk groot aantal maten kortstondig in de heffing van omzetbelasting moet worden betrokken.

In dit verband gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. in de maatschapovereenkomst, dan wel in een tot die maatschapovereenkomst te rekenen afzonderlijke overeenkomst, wordt de inbreng van het gebruik en genot van de zaak en/of het recht uitdrukkelijk overeengekomen;

  • 2. in de maatschapovereenkomst dient expliciet tot uitdrukking te komen dat bedoelde inbreng plaatsvindt enkel tegen deelneming in winst en verlies van de maatschap. Hiervan is sprake als evenbedoelde inbreng uitsluitend recht geeft op een procentueel aandeel in de resultaten van de maatschap. In de gevallen waarin in de maatschapovereenkomst met betrekking tot de inbreng door een maat van een zaak en/of recht het procentuele aandeel in de resultaten van de maatschap beperkt wordt tot situaties waarin sprake is van een positief maatschapsresultaat, kan het standpunt worden verdedigd dat alsdan eveneens sprake is van een voor de heffing van omzetbelasting te belasten prestatie van de maat jegens de maatschap. Het ontmoet echter geen bezwaar dat in deze specifieke situatie heffing van omzetbelasting tot nader order achterwege blijft;

  • 3. de wijziging van de maatschapovereenkomst vindt uiterlijk plaats op 31 december 2004.

2.2. Inbreng op andere wijze

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Hiervoor is ingegaan op de inbreng van het gebruik en genot van zaken en/of rechten door de maat in zijn maatschap en de voorwaarden waaronder een dergelijke inbreng dient plaats te vinden om op grond van de Wet te kunnen spreken van een onbelastbare exploitatie. Uiteraard is het ook mogelijk dat partijen bij aanpassing van de contracten er voor kiezen de inbreng op een andere wijze vorm te geven (bijvoorbeeld door inbreng van de juridische eigendom tegen deelneming in winst en verlies van de maatschap). Ook in een dergelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen dat tot het tijdstip van aanpassing van de contracten (uiterlijk 31 december 2004) de bestaande handelwijze wordt voortgezet.

2.3. Slotopmerkingen

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

2.3.1. Zaken en/of rechten die ná 1 oktober 2002 in exploitatie zijn genomen

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Indien in de periode 1 oktober 2002 (datum van intrekking Mededeling 12) en het tijdstip van aanpassing van de contracten (uiterlijk 31 december 2004) zaken en/of rechten door de maat jegens zijn maatschap in exploitatie zijn (worden) genomen maar tussen partijen is (wordt) gehandeld overeenkomstig het in Mededeling 12 ingenomen standpunt, kan het onder 2.1 en 2.2 gestelde ook met betrekking tot de exploitatie van deze zaken en/of rechten toepassing vinden.

2.3.2. Keuze voor ondernemerschap

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Ingeval partijen van de hiervoor beschreven mogelijkheden geen gebruik maken, hetgeen inhoudt dat de bestaande exploitatie van zaken en/of rechten ook na publicatie van dit besluit wordt gecontinueerd, kan ik mij ermee verenigen dat de vanaf 1 oktober 2002 gevolgde handelwijze tot uiterlijk 1 mei 2004 geen wijziging ondergaat. Vanaf uiterlijk laatstgenoemde datum zal de maat ter zake van de exploitatie van zaken en/of rechten jegens zijn maatschap in de heffing van omzetbelasting worden betrokken.

3. Exploitatie onroerende zaken

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Indien, ten tijde van de intrekking van Mededeling 12, de prestaties van een vennootschap aan de heffing van omzetbelasting zijn onderworpen en de exploitatie van een onroerende zaak door de maat jegens zijn maatschap met een beroep op die mededeling buiten de heffing van omzetbelasting is gebleven, heeft dit tot gevolg dat in ieder geval vanaf de datum van intrekking (1 oktober 2002) sprake is van vrijgestelde verhuur. Dit kan ertoe leiden dat eerder in aftrek gebrachte omzetbelasting dient te worden herrekend en/of herzien (artikelen 11 e.v. van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968). Herrekening en/of herziening blijft evenwel achterwege indien is geopteerd voor belaste verhuur (artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten vijfde, van de Wet).

Naar mij is gebleken zijn deze, aan de intrekking van Mededeling 12 verbonden, consequenties niet steeds tijdig onderkend, respectievelijk is een optieverzoek achterwege gebleven in afwachting van het resultaat van met diverse branche-organisaties gevoerd overleg ná de intrekking van Mededeling 12. Dit geeft mij aanleiding goed te keuren dat, indien vóór 1 mei 2004 een verzoek voor belaste verhuur wordt ingediend, voor de periode gelegen tussen de datum van intrekking van Mededeling 12 en het tijdstip waarop de belaste verhuur aanvangt, herrekening of herziening van omzetbelasting achterwege blijft.

Het voorgaande kan ook worden toegepast met betrekking tot de exploitatie van onroerende zaken die ná 1 oktober 2002 is aangevangen en terzake waarvan op overeenkomstige wijze als hiervoor beschreven is gehandeld.

Indien optie voor belaste verhuur niet meer mogelijk is omdat de maatschap ná 1 oktober 2002 prestaties is gaan verrichten waarvoor geen volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van voorbelasting bestaat, kan herrekening of herziening van omzetbelasting achterwege blijven met betrekking tot de periode gelegen tussen 1 oktober 2002 en het moment waarop de situatie is ontstaan dat de maatschap geen aanspraak kan maken op volledige of nagenoeg volledige aftrek van voorbelasting.