3. Overdracht op basis van artikel 19b, vierde lid, van de Wet LB
[Regeling vervallen per 09-02-2007]
Artikel 19b, vierde lid, van de Wet LB, maakt overdrachten van pensioenkapitaal naar
een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent, onder voorwaarden ook mogelijk indien daarmee in het kader van de aanvaarding
van een dienstbetrekking buiten Nederland pensioenaanspraken worden verworven. Het
gaat dan om overdrachten naar een fonds of een lichaam, anders dan bedoeld in artikel
19a, eerste lid, onderdeel f, van de Wet LB. De voorwaarden zijn te vinden in het
besluit van 16 juli 2002, nr. CPP2002/192M (overdracht van pensioenkapitaal door een
toegelaten verzekeraar aan een niet-toegelaten buitenlandse verzekeraar).
Aanvaardt men een dienstbetrekking bij een internationale organisatie, dan brengt
dat niet altijd met zich mee dat men ook buiten Nederland een dienstbetrekking aanvaardt,
bijvoorbeeld als men gaat werken voor een in Nederland gevestigde internationale organisatie.
Daarmee is in die situaties een overdracht op basis van artikel 19b, vierde lid, van
de Wet LB niet mogelijk. Gelet op de wenselijkheid van bevordering van mobiliteit
van werknemers ben ik van oordeel dat er aanleiding bestaat artikel 19b van de Wet
LB te wijzigen en uit te breiden voor overdrachten van pensioenkapitaal naar een buitenlands
pensioenfonds van een internationale organisatie. Vooruitlopend op de te verwachten
wetswijziging geef ik hieronder – in aansluiting op het besluit van 16 juli 2002,
nr. CPP2002/192M – aan onder welke voorwaarden een belastingvrije overdracht van pensioenkapitaal
naar een pensioenfonds van een internationale organisatie, mogelijk is. Het besluit
van 16 juli 2002, nr. CPP2002/192M is bij deze overdrachten, gezien de specifieke
situatie bij internationale organisaties, niet van toepassing.
Een ingevolge de Wet LB toegestane overdracht van pensioenkapitaal aan een buitenlandse
verzekeraar laat onverlet dat de werknemer (hierna te noemen: belanghebbende) vanwege
het einde van zijn binnenlandse belastingplicht of de overdracht van het pensioenkapitaal
door middel van conserverende aanslagen in de inkomstenbelasting kan worden betrokken
op grond van artikel 3.83, eerste of tweede lid, of artikel 7.2, achtste lid, van
de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Vanwege het feit dat de verzekeraar
die de pensioenaanspraak op grond van artikel 19b, vierde lid, van de Wet LB overdraagt
op grond van artikel 44b van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk is voor de belasting
en de revisierente die op grond van de bedoelde conserverende aanslagen verschuldigd
zijn of verschuldigd worden, heb ik in onderdeel 3.2. van dit besluit voorwaarden
geformuleerd voor een verklaring van de ontvanger waarin wordt afgezien van het aansprakelijk
stellen van de verzekeraar. Op deze wijze behoeft artikel 44b van de Invorderingswet
niet in de weg te staan aan de overdracht van het pensioenkapitaal door een toegelaten
verzekeraar aan een buitenlandse verzekeraar.
Onderdeel 4 van dit besluit regelt de bevoegdheid tot afhandeling van verzoeken van
belanghebbenden om toepassing van dit besluit.
3.2. Verklaring van ontvanger
[Regeling vervallen per 09-02-2007]
Indien is voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 3.1 van dit besluit, kan de ontvanger
op verzoek van de overdragende verzekeraar aan deze een verklaring doen toekomen.
Daarin deelt de ontvanger de verzekeraar mede dat hij onherroepelijk afziet van het
inroepen van de aansprakelijkheid van de verzekeraar op grond van artikel 44b van
de Invorderingswet 1990 voor de door belanghebbende verschuldigde belasting en revisierente
als gevolg van toepassing van artikel 3.83, eerste of tweede lid, of artikel 7.2,
achtste lid, van de Wet IB 2001, alsmede artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De ontvanger geeft de bedoelde verklaring af nadat is voldaan aan één van de navolgende
voorwaarden:
-
1. de belanghebbende heeft jegens de bevoegde ontvanger een in Nederland uitwinbare zekerheid
gesteld in de vorm van een bankgarantie of borgstelling die, of een hypotheek- of
pandrecht dat, toereikend is voor de invordering van de inkomstenbelasting en de revisierente
die zijn of worden verschuldigd door toepassing van artikel 3.83, eerste of tweede
lid, of artikel 7.2, achtste lid, van de wet IB 2001 en artikel 30i van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen; of
-
2. het pensioenfonds van de internationale organisatie heeft jegens de bevoegde ontvanger
een in Nederland uitwinbare zekerheid gesteld in de vorm van een bankgarantie of borgstelling
die, of een hypotheek- of pandrecht dat, toereikend is voor de invordering van de
inkomstenbelasting en de revisierente die zijn of worden verschuldigd door toepassing
van de onder 1 genoemde wettelijke bepalingen; of
-
3. de internationale organisatie heeft zich jegens de bevoegde ontvanger ten behoeve
van haar werknemers borg gesteld voor de voldoening van alle bestaande en toekomstige
betalingsverplichtingen als gevolg van de toepassing van artikel 3.83, eerste of tweede
lid, of artikel 7.2, achtste lid, van de Wet IB 2001, alsmede artikel 30i van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen.