Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004

Geraadpleegd op 15-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-05-2013 en zichtdatum 02-05-2013.
Geldend van 02-05-2013 t/m 23-10-2013

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 30 januari 2004, nr. DJZ/BR/0065-04, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 1 van het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

Indeze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Buitenlandse Zaken;

  • b. bewindspersoon: de Minister van Buitenlandse Zaken en in voorkomend geval de minister zonder portefeuille of de staatssecretaris die belast is met de behartiging van een of meer tot het werkgebied van het ministerie behorende beleidsterreinen;

  • c. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;

  • d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon de Staat te vertegenwoordigen bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • f. Directeuren-Generaal:

    • -

      de Directeur-Generaal Consulaire Zaken en Bedrijfsvoering (DGCB),

    • -

      de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS),

    • -

      de Directeur-Generaal Politieke Zaken (DGPZ),

    • -

      de Directeur-Generaal Europese Samenwerking (DGES),

    • -

      de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (BEB),

    • -

      de project-Directeur-Generaal Internationaal Strafhof (DG ICC),

    • -

      andere bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tijdelijk) benoemde project-Directeuren-Generaal;

  • g. directeuren:

    • -

      de directeuren en de hoofddirecteuren van regiodirecties, forumdirecties, themadirecties en centrale directies, alsmede de projectdirecteuren van projectdirecties,

    • -

      de Ambassadeur(s) in Algemene Dienst en de Ambassadeurs in Algemene Dienst met bijzondere taken;

  • h. hoofden:

    • -

      de hoofden van afdelingen van directies,

    • -

      de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies;

  • i. Chefs de Poste: de hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland, bedoeld in artikel 7 van het RDBZ;

  • j. RDBZ: het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

§ 2. Algemeen mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 3. Algemeen mandaat, volmacht en machtiging Secretaris-Generaal

Aan de Secretaris-Generaal en de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal wordt algemeen mandaat, volmacht en machtiging verleend voor al hetgeen het Ministerie van Buitenlandse Zaken betreft.

Artikel 4. Algemeen mandaat Directeuren-Generaal, directeuren, hoofden van centrale dienstonderdelen, Chefs de Poste, plaatsvervangend Chefs de Poste en Hoofden van de Regionale Service Organisaties

  • 1 De Secretaris-Generaal verleent aan de Directeuren-Generaal, de plaatsvervangend Directeuren-Generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, de Chefs de Poste, de plaatsvervangend Chefs de Poste en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties mandaat voor het nemen van besluiten inzake aangelegenheden die verband houden met de taken, de verantwoordelijkheden en het werkterrein van de desbetreffende functionarissen.

  • 2 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval:

    • a. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met betrekking tot subsidies;

    • b. de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor zover het gaat om het vaststellen van beleidsregels, wordt het mandaat, bedoeld in het eerste lid, slechts verleend aan de Directeuren-Generaal en de plaatsvervangend Directeuren-Generaal.

  • 4 De directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, de Chefs de Poste, de plaatsvervangend Chefs de Poste en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties kunnen ondermandaat verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen. Dit ondermandaat geschiedt schriftelijk.

  • 5 Van ondermandaten als bedoeld in het vierde lid wordt een afschrift gezonden naar de directie Juridische Zaken, afdeling Bestuursrecht.

Artikel 5. Algemene volmacht en machtiging Directeuren-Generaal, directeuren, hoofden van centrale dienstonderdelen en, Chefs de Poste, voorzitters van Regioraden en Hoofden van de Regionale Service Organisaties

  • 1 De Secretaris-Generaal verleent aan de Directeuren-Generaal, de directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, de Chefs de Poste, de voorzitters van Regioraden en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties, volmacht en machtiging tot het verrichten van rechtshandelingen, respectievelijk tot het verrichten van handelingen die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, op het aan de desbetreffende functionarissen toegewezen werkterrein en conform hun goedgekeurde jaarplan en budget.

  • 2 De machtiging, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht over gedragingen van onder hen ressorterende medewerkers.

  • 3 De functionarissen, genoemd in het eerste lid, kunnen de aan hen verleende volmacht en machtiging schriftelijk doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.

  • 4 De functionarissen, genoemd in het eerste lid, leggen in de competentietabel die onderdeel uitmaakt van de administratieve organisatie, vast welke functionarissen bevoegd zijn tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, alsmede tot welk bedrag.

Artikel 6. Absolute uitzonderingen mandaat, volmacht en machtiging

  • 1 Mandaat, volmacht en machtiging hebben geen betrekking op:

    • a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • c. het afdoen van stukken bestemd voor:

      • 1°. de Koningin of het Kabinet der Koningin;

      • 2°. de raad van ministers, de raad van ministers van het Koninkrijk, of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

      • 3°. de Voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit één van die kamers gevormde commissie;

      • 4°. een minister of een staatssecretaris;

      • 5°. de Raad van State of de Raad van State van het Koninkrijk;

      • 6°. het Presidium van de Algemene Rekenkamer;

      • 7°. de Nationale ombudsman;

      • 8°. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges;

      • 9°. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of een staatssecretaris.

  • 2 Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

    • a. beslissingen die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

    • b. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

    • c. het vaststellen van ministeriële regelingen, met uitzondering van regels met een sterk technisch karakter betreffende personele aangelegenheden;

    • d. delegatie van bevoegdheden;

    • e. de beslissing op het bezwaar tegen een besluit dat door de minister of namens de minister door de Secretaris-Generaal is genomen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kunnen stukken van louter informatieve aard of van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang, stukken die worden gewisseld in het kader van juridische procedures, dan wel in het kader van onderzoeken van de Nationale ombudsman, worden afgedaan door de Secretaris-Generaal of de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan in bijzondere gevallen aan de Secretaris-Generaal of de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal mandaat, volmacht of machtiging worden verleend voor bepaalde aangelegenheden.

Artikel 7. Relatieve uitzonderingen mandaat, volmacht en machtiging

Handelen krachtens bij deze regeling verleend mandaat, volmacht of machtiging is niet toegestaan bij:

  • a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen;

  • b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde belanghebbende is.

§ 3. Specifieke mandaten

Artikel 8. Specifiek mandaat directeur Financieel-Economische Zaken

Het in artikel 4, eerste lid, aan de directeur en de plaatsvervangend directeur Financieel-Economische Zaken verleende mandaat omvat tevens:

Artikel 9. Specifiek mandaat directeur Centraal Facilitaire Dienst

[Vervallen per 03-09-2005]

Artikel 10. Uitzonderingen mandaat hoofddirecteur Personeel en Organisatie

Het in artikel 4, eerste lid, aan de hoofddirecteur en de plaatsvervangend hoofddirecteur Personeel en Organisatie verleende mandaat heeft geen betrekking op:

Artikel 11. Regels, procedures en instructies mandaat, volmacht en machtiging

  • 1 Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

    • a. de ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

    • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

    • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

De Minister van Buitenlandse Zaken/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie van Buitenlandse Zaken,

(functie)

(handtekening)

(naam functionaris)

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Intrekking

De volgende regelingen worden ingetrokken:

Artikel 13. Overgangsrecht

  • 1 Ondermandaatbesluiten die zijn vastgesteld op grond van de Mandaatregeling Buitenlandse Zaken 1996 dan wel het Mandateringsbesluit personele bevoegdheden Buitenlandse Zaken blijven van kracht tot zij zijn vervangen door besluiten inzake mandaat, volmacht en machtiging op grond van deze regeling.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende besluiten:

  • a. het besluit van de Secretaris-Generaal van 13 november 1996, nr. DJZ-CL-451/96 (Besluit ondermandaatverlening Buitenlandse Zaken);

  • b. het besluit van de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal van 24 mei 1996, nr. PLVS-83/96 (Ondermandateringsbesluit betreffende toepassing Reisbesluit binnenland en Reisbesluit buitenland);

  • c. het besluit van de waarnemend hoofddirecteur Personeel en Organisatie van 7 september 2000, nr. HDPO/BO/AR-696/00 (Ondermandateringsbesluit personele bevoegdheden);

  • d. het besluit van de waarnemend Secretaris-Generaal van 28 mei 2001, nr. HDPO/BO/AR-407/01 (Besluit tot ondermandatering betreffende vaststellen formatie).

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Een afschrift van deze regeling wordt gezonden naar de Algemene Rekenkamer.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

B.R. Bot