Besluit van 7 februari 2004 tot verhoging van de grensbedragen, genoemd in de artikelen
396 lid 1 en 397 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 9 december 2003, Directie Wetgeving,
nr. 5258717/03/6;
Gelet op de artikelen 11, 12 en 27 van de vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening
van bepaalde vennootschapsvormen (PbEG L 222), zoals gewijzigd door richtlijn nr. 2003/38/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 mei 2003, welke wijziging betrekking heeft
op een herziening van de in euro uitgedrukte bedragen en zoals gewijzigd door richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 (PbEG L 178).
Gelet op artikel 398, vierde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord, advies van 8 januari 2004, no. W03.03 0520/I;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 januari 2004, nr. 5266040/04/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: