Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast

[Regeling vervallen per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-11-2019 en zichtdatum 25-11-2024.
Geldend van 01-04-2004 t/m 31-12-2007

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende regels met betrekking tot de toekenning van een eenmalige specifieke uitkering voor de uitvoering van projecten ter bestrijding van regionale wateroverlast (Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. projectplan: een plan voor een project met in ieder geval het oog op de bestrijding van regionale wateroverlast;

  • c. uitvoeringsplan: een plan ter uitvoering van één of meerdere projectplannen;

  • d. waterschap: het waterschap dat voor het gebied waarop het in een uitvoeringsplan opgenomen projectplan betrekking heeft, belast is met in ieder geval het waterkwantiteitsbeheer, dan wel het beheer van waterkeringen;

  • e. gemeente: de gemeente op wier grondgebied het in een uitvoeringsplan opgenomen projectplan betrekking heeft;

  • f. regionale wateroverlast: overlast door een teveel aan water ten gevolge van in principe klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking in het systeem dat niet wordt beheerd door het Rijk;

  • g. uitvoeringsorganisatie: een door de Minister aan te wijzen organisatie belast met de uitvoering van deze regeling;

  • h. stedelijk gebied: bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

  • i. landelijk gebied: gebied dat niet tot het stedelijk gebied behoort.

§ 2. Uitkering

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Ter stimulering van de uitvoering van activiteiten met het oog op de bestrijding van regionale wateroverlast, kunnen waterschappen en gemeenten een eenmalige specifieke uitkering verkrijgen als tegemoetkoming in de kosten van een uitvoeringsplan. Zij kunnen aanvragen voor een uitkering indienen bij een door de Minister aangewezen uitvoeringsorganisatie.

  • 2 Indien een waterschap of een gemeente in aanmerking wil komen voor een uitkering, dient een uitvoeringsplan aan de volgende criteria te voldoen:

    • a. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen in ieder geval bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast;

    • b. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met de door het provinciaal bestuur vastgestelde deelstroomgebiedsvisie geldend voor de provincie op wier grondgebied de projecten zullen worden uitgevoerd;

    • c. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn uitgewerkt volgens de drietrapsstrategie vasthouden–bergen–afvoeren;

    • d. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie, de gemeente en het waterschap, dan wel de provincies, de gemeenten en de waterschappen, op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd;

    • e. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid;

    • f. een in een uitvoeringsplan opgenomen project dat betrekking heeft op landelijk gebied heeft voor wat betreft het aandeel dat ziet op de bestrijding van regionale wateroverlast een omvang van ten minste € 150.000;

    • g. een in een uitvoeringsplan opgenomen project dat betrekking heeft op stedelijk gebied heeft voor wat betreft het aandeel dat ziet op de bestrijding van regionale wateroverlast een omvang van ten minste € 50.000;

    • h. de in een uitvoeringsplan opgenomen projecten hebben een uitvoeringstermijn van niet langer dan vier jaar.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Het totale bedrag van de op grond van deze regeling te verlenen uitkeringen bedraagt € 97 miljoen. Dit bedrag is inclusief eventueel verschuldigde BTW.

  • 2 Van het beschikbare bedrag zal, gedurende de eerste negen maanden vanaf het moment waarop de regeling in werking is getreden, ten minste 30% beschikbaar zijn voor uitvoeringsplannen die projecten in het stedelijk gebied betreffen, en zal ten minste 30% beschikbaar zijn voor uitvoeringsplannen die projecten in het landelijk gebied betreffen.

  • 3 Op de aanvragen wordt in volgorde van ontvangst beslist.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De uitkering bedraagt per project maximaal 30% van de kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitvoering van activiteiten ter bestrijding van regionale wateroverlast, doch per uitvoeringsplan niet meer dan € 4 miljoen. Dit bedrag is inclusief eventueel verschuldigde BTW.

  • 2 Tot de kosten, bedoeld in het eerste lid, behoren:

    • a. kosten van de voor de uitvoering van de projecten gesloten overeenkomsten van aanneming en overeenkomsten tot levering van diensten en materialen;

    • b. kosten voor de verwerving van de voor de uitvoering van de projecten benodigde onroerende zaken, mits aannemelijk gemaakt wordt dat de verwerving een kostenefficiënte oplossing biedt voor de uitvoering van projecten.

  • 3 Tot de kosten, bedoeld in het eerste lid, behoren niet:

    • a. kosten van algemene bestuurlijke aard;

    • b. exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten voor regulier beheer en onderhoud;

    • c. de kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van de aanvrager behoren, welke kosten worden gemaakt ter uitvoering van een projectplan uit het uitvoeringsplan;

    • d. kosten die voortkomen uit achterstallig onderhoud;

    • e. overheadkosten, inclusief directiekosten;

    • f. de kosten van voorbereiding ten behoeve van projectplannen, inclusief bestekskosten;

    • g. de kosten van voorbereiding ten behoeve van het uitvoeringsplan;

    • h. onderzoekskosten;

    • i. de kosten van voorlichtingsactiviteiten;

    • j. fiscale kosten en BTW, tenzij de aanvrager kan aantonen dat er geen recht bestaat op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds;

    • k. de kosten die reeds op grond van een andere regeling voor een financiële bijdrage van het Rijk of de Europese Unie in aanmerking komen, dan wel kosten die door derde partijen worden gefinancierd;

    • l. de kosten voor schadevergoeding aan derden voorzover de beheerder daartoe rechtens is gehouden, anders dan uit hoofde van het in het tweede lid, onder b, bepaalde.

    • m. de kosten gemaakt in verband met het verkrijgen van een accountantsverklaring.

§ 3. Aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De aanvraag voor een uitkering wordt door een waterschap dan wel een gemeente ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met behulp van het door de Minister vastgestelde aanvraagformulier. Het aanvraagformulier is ondertekend door het bestuur van het waterschap, dan wel het bestuur van de gemeente.

  • 2 Een aanvraag kan door een waterschap of gemeente mede namens een ander waterschap of een andere gemeente worden ingediend. In dat geval gaat de aanvraag tevens vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager de aanvraag mede namens het andere waterschap of de andere gemeente indient en dat de aanvrager daartoe is gemachtigd door het andere waterschap of de andere gemeente. Tevens treedt in dit geval de aanvrager mede namens het andere waterschap of de andere gemeente op bij de verdere uitvoering van deze regeling.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. het uitvoeringsplan, opgesteld met behulp van het door de Minister vastgestelde formulier;

    • b. het projectplan of de projectplannen waarop het uitvoeringsplan betrekking heeft;

    • c. per project de begroting (uitgesplitst naar hoofdposten);

    • d. een afschrift van de adviesaanvraag, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • e. een overzicht van de financierende partijen die de begroting dekken.

  • 4 Per project uit het uitvoeringsplan wordt aangegeven:

    • a. de projectnaam en de projectlocatie;

    • b. de beoogde start- en einddatum;

    • c. de beoogde doelstelling (ten aanzien van de bestrijding van regionale wateroverlast en andere doelstellingen);

    • d. een specificatie van de begrote kosten, indien van toepassing dient het onderdeel bestrijding regionale wateroverlast naast overige doelen uitgesplitst te worden;

    • e. de financiële bijdragen voor het project die op grond van een andere regeling zijn aangevraagd of toegekend en die nodig zijn voor de uitvoering van de projecten;

    • f. een overzicht van de voor de uitvoering van het project benodigde besluiten die reeds zijn verkregen, dan wel, indien deze nog niet zijn verkregen, de ingediende aanvragen, dan wel de nog in te dienen aanvragen daartoe;

    • g. een overzicht van de voor de uitvoering van de projecten verworven, dan wel nog te verwerven gronden;

    • h. een specificatie van de begrote kosten volgens het kasritme van het uitvoeringsplan.

  • 5 Het uitvoeringsplan bevat:

    • a. één of meerdere kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop zijn aangegeven de geplande projecten,

    • b. een omschrijving van de in het aanvraagformulier opgenomen indicatoren waarop verantwoording dient plaats te vinden.

  • 6 Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 31 december 2005.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Het waterschap dat, dan wel de gemeente die op grond van deze regeling in aanmerking wil komen voor een uitkering, vraagt tegelijk met het indienen van de aanvraag voor een uitkering, een advies aan de provincie op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn gelegen.

  • 2 In gevallen waarin het uitvoeringsplan zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, wordt het advies gevraagd aan de provincie op wier grondgebied door de uitvoering van de projecten in het uitvoeringsplan het meeste beslag wordt gelegd. Deze provincie overlegt over het uit te brengen advies met de overige betrokken provincies.

  • 3 De provincie stelt het advies op met behulp van het door de Minister vastgestelde adviesformulier en stuurt het binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag aan de uitvoeringsorganisatie. De provincie stuurt een afschrift van het advies aan de aanvrager van de uitkering.

  • 4 Indien het advies niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt de provincie de uitvoeringsorganisatie en de aanvrager daarvan in kennis en noemt zij daarbij een termijn waarbinnen het advies wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5 Het advies heeft betrekking op de vraag of:

    • a. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten bijdragen aan de bestrijding van regionale wateroverlast;

    • b. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten niet strijdig zijn met de door het provinciaal bestuur vastgestelde deelstroomgebiedsvisie geldend voor de provincie op wier grondgebied de projecten zullen worden uitgevoerd;

    • c. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn uitgewerkt volgens de drietrapsstrategie vasthouden–bergen–afvoeren;

    • d. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie, de gemeente en het waterschap, dan wel provincies, gemeenten en waterschappen, op wier grondgebied de projecten zullen worden uitgevoerd;

    • e. de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten niet strijdig zijn met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De Minister betrekt bij de beoordeling van de aanvraag het advies bedoeld in artikel 6.

  • 2 De uitkering wordt niet verleend indien:

    • a. het advies, bedoeld in artikel 6, niet is ontvangen;

    • b. de aanvraag niet voldoet aan de criteria als genoemd in artikel 2, tweede lid;

    • c. uit het uitvoeringsplan niet blijkt dat de uitvoering van het uitvoeringsplan zal worden gestart binnen zes maanden na de dag waarop de uitkering is verleend;

    • d. uit het uitvoeringsplan niet blijkt dat de werkzaamheden aan een project kunnen zijn afgerond binnen vier jaren nadat met de uitvoering van het project is gestart;

    • e. uit het uitvoeringsplan niet blijkt dat alle werkzaamheden ter uitvoering van het uitvoeringsplan in elk geval uiterlijk op 1 juli 2010 zijn afgerond;

    • f. de werkzaamheden al voor 1 januari 2004 zijn gestart;

    • g. er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat betrokkenen de uitvoering van het project dan wel de projecten, opgenomen in het uitvoeringsplan, niet kunnen financieren;

    • h. er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voor de uitvoering van het project benodigde besluiten niet zullen worden verkregen.

§ 4. Verlening

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Door de Minister wordt op de aanvragen in volgorde van ontvangst beslist, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag is aangevuld geldt als datum van ontvangst.

  • 2 De Minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Indien de beslissing niet binnen 13 weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5 Verlening van de uitkering geschiedt onder het voorbehoud van goedkeuring door de Staten-Generaal van de in de begroting van het Infrastructuurfonds opgenomen bedragen voor de uitkering voor het desbetreffende jaar.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De beschikking tot de verlening van de uitkering bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van het doel waarvoor de uitkering wordt verleend;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. het deel van de uitkering dat voor ieder in het uitvoeringsplan opgenomen project is bedoeld;

    • d. de periode waarin het project, dan wel de projecten uit het uitvoeringsplan moet, dan wel moeten worden uitgevoerd;

    • e. het bedrag dat ten hoogste aan voorschotten kan worden verleend.

  • 2 De Minister kan bij de verlening van de uitkering een verplichting opleggen met betrekking tot het voor het Rijk beschikbaar, dan wel openbaar zijn van onderzoeksresultaten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Bij verlening van de uitkering wordt het bedrag aangegeven dat per kalenderjaar ten hoogste aan voorschotten kan worden verleend. Het totale bedrag dat aan voorschotten wordt verleend, bedraagt niet meer dan 80%, met een maximum van € 2 miljoen per jaar, van het bedrag van de verleende uitkering, voorzover de in de begroting van het Infrastructuurfonds opgenomen bedragen voor het desbetreffende jaar het toestaan.

  • 2 Voorschotten worden jaarlijks verleend op basis van in te dienen declaraties, die zijn afgestemd op de gerealiseerde voortgang van de activiteiten en die zijn onderbouwd met een (tussentijdse) voortgangsrapportage.

  • 3 De declaraties met de voortgangsrapportage worden na toekenning van de aanvraag in 2004 voor 1 oktober ingediend en in de daaropvolgende jaren steeds voor 1 september. Zes maanden na het einde van de looptijd van het uitvoeringsplan kunnen geen declaraties meer worden ingediend.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde voortgangsrapportage bevat in ieder geval voor elk in het uitvoeringsplan opgenomen projectplan:

    • a. een overzicht van de gerealiseerde werkzaamheden in de periode tussen start van het project, dan wel het moment van de vorige declaratie, en het moment van indienen van de huidige declaratie;

    • b. een overzicht van alle voor het uitvoeringsplan gemaakte kosten, met een verbijzondering van de gemaakte kosten in de periode zoals bedoeld onder a, naar de kosten, bedoeld in artikel 4, tweede lid;

    • c. een geactualiseerde planning van de in het kader van het uitvoeringsplan nog te verrichten werkzaamheden, in het bijzonder in het eerstvolgende jaar;

    • d. een raming van alle voor het uitvoeringsplan nog te maken kosten, met een verbijzondering van de kosten voor het eerstvolgende jaar naar de kosten bedoeld in artikel 4, tweede lid;

    • e. een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het uitvoeringsplan, en specifiek ten aanzien van de daarin opgenomen indicatoren, zoals bedoeld in artikel 5, vijfde lid, onder b.

  • 5 De voorschotten worden betaald binnen 8 weken na ontvangst van de declaratie met de voortgangsrapportage.

  • 6 Indien tijdens de uitvoering van een project uit het uitvoeringsplan aanzienlijke vertraging optreedt, kan de Minister met inachtneming van een redelijke termijn het moment van betaling van de voorschotten wijzigen en aanpassen aan de werkelijke voortgang van de uitvoering.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Indien wijzigingen worden aangebracht in het uitvoeringsplan of in een projectplan die van belang zijn voor de doelstelling van de bestrijding van regionale wateroverlast, meldt de ontvanger van de uitkering zulks in schriftelijke vorm aan de uitvoeringsorganisatie, binnen een maand na de dag waarop de ontvanger op de hoogte was, dan wel had moeten zijn, van de desbetreffende wijziging. Bij deze melding worden aangegeven de aard van de wijziging, de reden van de wijziging en de gevolgen voor het uitvoeringsplan.

  • 2 Indien door onvoorziene omstandigheden een project uit het uitvoeringsplan niet of niet op de voorgenomen wijze kan worden uitgevoerd, heeft de ontvanger van de uitkering gedurende een maand de gelegenheid om het uitvoeringsplan aan te passen, mits de wijzigingen in overeenstemming zijn met de criteria, genoemd in artikel 2, tweede lid. De ontvanger van de uitkering dient het gewijzigde plan in bij de uitvoeringsorganisatie volgens het bepaalde in artikel 5.

  • 4 De ontvanger van de uitkering voert het project, dan wel de projecten uit het uitvoeringsplan uit overeenkomstig het uitvoeringsplan of het gewijzigde uitvoeringsplan.

§ 5. Vaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De ontvanger van de uitkering dient binnen zes maanden na het einde van de looptijd van het uitvoeringsplan bij de uitvoeringsorganisatie een aanvraag in tot vaststelling van de uitkering.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling van de uitkering gaat vergezeld van:

    • a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de reeds bekende resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden;

    • b. een financieel eindverslag over de tijdens de looptijd van het uitvoeringsplan gemaakte kosten verbonden aan de activiteiten gericht op het bestrijden van regionale wateroverlast.

  • 3 Het financieel eindverslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, is voorzien van een verklaring, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en opgesteld overeenkomstig het door de Minister vastgestelde controleprotocol, verkrijgbaar bij de uitvoeringsorganisatie.

  • 4 Indien de verleende uitkering minder bedraagt dan € 100.000, kan, in afwijking van het derde lid, worden volstaan met een financieel eindverslag.

  • 5 Indien de aanvrager niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, een aanvraag tot vaststelling van de uitkering indient, stelt de Minister de uitkering ambtshalve vast.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De Minister neemt binnen 13 weken na ontvangst een beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de uitkering.

  • 2 Indien de beslissing niet binnen 13 weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3 De beschikking tot vaststelling van de uitkering bevat in ieder geval:

    • a. dagtekening en nummer van de beschikking tot vaststelling van de uitkering;

    • b. de berekeningswijze voor de vaststelling van het bedrag van de uitkering;

    • c. het bedrag van de vastgestelde uitkering, per project uitgesplitst overeenkomstig de in artikel 4, tweede lid genoemde kosten;

    • d. de betaalde voorschotten;

    • e. het te betalen dan wel terug te vorderen bedrag.

§ 6. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 Het bedrag van de uitkering wordt overeenkomstig de vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2 Het uitkeringsbedrag wordt binnen 4 weken na de vaststelling van de uitkering betaald.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

De Minister kan onverschuldigd betaalde uitkeringsbedragen en voorschotten terugvorderen voorzover na de betaling van de uitkering nog geen vijf jaren zijn verstreken.

§ 7. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De ontvanger van de uitkering dient jaarlijks voor 31 januari een voortgangsrapportage in bij de uitvoeringsorganisatie.

  • 2 De voortgangsrapportage wordt voor de eerste maal uiterlijk op 31 januari 2005 ingediend.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voortgangsrapportage bevat in ieder geval voor elk in het uitvoeringsplan opgenomen projectplan:

    • a. een overzicht van de over het afgelopen jaar gerealiseerde werkzaamheden;

    • b. een overzicht van alle voor het uitvoeringsplan gemaakte kosten, met een verbijzondering van de over het afgelopen jaar gemaakte kosten naar de kosten, bedoeld in artikel 4, tweede lid;

    • c. een geactualiseerde planning van de in het kader van het uitvoeringsplan nog te verrichten werkzaamheden, in het bijzonder in het eerstvolgende jaar;

    • d. een raming van alle voor het uitvoeringsplan nog te maken kosten, met een verbijzondering van de kosten voor het eerstvolgende jaar naar de kosten bedoeld in artikel 4, tweede lid;

    • e. een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het uitvoeringsplan, en specifiek ten aanzien van de daarin opgenomen indicatoren, zoals bedoeld in artikel 5, vijfde lid, onder b.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1 De ontvanger van de uitkering verleent op verzoek van de Minister alle medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de ontvanger van de uitkering met het uitvoeren van de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten een bijdrage heeft geleverd aan de bestrijding van de regionale wateroverlast.

  • 2 De opgedane kennis en ervaring met betrekking tot de uitvoering van het uitvoeringsplan, stelt de ontvanger van de uitkering om niet ter beschikking aan de Minister voor gebruik ten algemenen nutte.

  • 3 De ontvanger van de uitkering verstrekt op verzoek van de Minister informatie ten behoeve van door de Minister te ondernemen communicatie- en voorlichtingsactiviteiten.

§ 8. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2004 en vervalt met ingang van 1 januari 2008 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat

M.H. Schultz van Haegen