Bijlage III. Eisen met betrekking tot de lading, constructie en eigenschappen per
categorie consumentenvuurwerk (artikel 9, eerste lid)
[Regeling vervallen per 17-07-2010]
A. Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie geheel of
gedeeltelijk uiteen wordt gereten;
A1. niet-gecompartimenteerd – lading: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van
ten hoogste 2,5 gram;
A2. gecompartimenteerd, zoals snoeren, strengen of zevenklappers – lading: uitsluitend
zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2500 gram mits elk compartiment niet
meer bevat dan ten hoogste 0,5 gram.
B. Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen
wordt gereten met een geleidelijke uitstoot van het effect op de grond tot een maximale
hoogte van 5 meter;
B1. niet-gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gewicht van
ten hoogste 100 gram;
B2. gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gewicht van ten
hoogste 200 gram mits elk compartiment niet meer bevat dan ten hoogste 100 gram.
C. Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen
wordt gereten; indien zich in het vuurwerk een bursteffect bevindt, dient dit pas
boven een hoogte van 5 meter tot ontbranding te komen;
C1. niet-gecompartimenteerd vuurwerk met niet meer dan een pyrotechnische unit zonder
knal met een lading tot een gewicht van ten hoogste 50 gram; de totale lading van
de burst mag maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende
lading of 2 gram perchloraat/metaal;
C2. gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gezamenlijk gewicht
van ten hoogste 500 gram en een lading per compartiment van ten hoogste 15 gram; de
totale lading van de burst mag per compartiment maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten
of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal;
C3. niet-gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met twee of meer pyrotechnische units
tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 50 gram waarbij de lading per pyrotechnische
unit niet meer bedraagt dan 10 gram; de totale lading van de bursteffecten mag maximaal
10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram
perchloraat/metaal; de constructie dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het vuurwerk
eenvoudig in de grond is te plaatsen.
D. Zichzelf voortdrijvend, verticaal opstijgend vuurwerk;
D1. met knal – lading voor knaleffect: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht
van ten hoogste 2 gram; overige lading: zwart buskruit of een andere lading waarvan
het gezamenlijk gewicht, met inbegrip van het gewicht van de lading voor het knaleffect,
ten hoogste 5 gram mag bedragen; het vuurwerk moet een vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie
bezitten;
D2. met bursteffect dat na de ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen
wordt gereten – lading: zwart buskruit of een andere lading tot een gezamenlijk gewicht
van ten hoogste 40 gram; de totale lading van de burst mag maximaal 10 gram zwart
buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal;
het vuurwerk moet een vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie bezitten;
D3. met een geluid- of lichteffect anders dan een burst of een knal – lading: zwart
buskruit tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 40 gram; het vuurwerk moet een
vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie bezitten.
E. Zichzelf voortdrijvend, roterend vuurwerk;
E1. dat niet opstijgt en na de ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen
wordt gereten – lading voor knaleffect: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht
van ten hoogste 1 gram; overige lading: zwart buskruit of een andere lading waarvan
het gezamenlijk gewicht, met inbegrip van het gewicht van de lading voor het knaleffect,
ten hoogste 5 gram mag bedragen;
E2. dat niet opstijgt en na de ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten
– lading: zwart buskruit of een andere lading, waarvan het gezamenlijk gewicht ten
hoogste mag bedragen:
E3. dat opstijgt en na de ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten – lading:
zwart buskruit of een andere lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 5
gram.
F. Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen
wordt gereten met een effect dat per pyrotechnische unit gelijktijdig geheel wordt
uitgestoten en vanaf de grond tot een maximale hoogte van 10 meter reikt;
F1. niet-gecompartimenteerd vuurwerk met niet meer dan een pyrotechnische unit zonder
knal met een lading tot een gewicht van ten hoogste 50 gram;
F2. gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gewicht van ten
hoogste 200 gram mits elke pyrotechnische unit niet meer lading bevat dan 15 gram.
G. Vuurwerk bestaande uit door de fabrikant samengestelde combinaties van B1, C2,
C3 of F2 zijn toegestaan mits ieder type afzonderlijk functioneert en voldoet aan
de individuele eisen die gesteld zijn – lading: tot een gezamenlijk gewicht van ten
hoogste 500 gram.
Bijlage IV
[Regeling vervallen per 17-07-2010]
Methode van onderzoek in verband met omvallen van vuurwerk (artikel 9, zesde lid, alsmede artikel 12, achtste lid)
1. Het te testen artikel wordt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing geplaatst op een
houten blok. Het bovenvlak van dit blok heeft een helling van 10 graden ten opzichte
van het horizontale vlak en is bekleed met schuurpapier met grit P80 volgens ISO 6344-2.
2. Plaats de basis van het artikel op het houten blok en ontsteek de lont. Voor een
polygone basis (bijvoorbeeld een driehoek of ruit): plaats één zijde van de basis
evenwijdig aan de bovenrand van het blok.
3. Observeer of het artikel eerder omvalt dan na het uitstoten van het laatste pyrotechnische
effect en dit omvallen de werking van een of meer pyrotechnische effecten in enigerlei
opzicht heeft beïnvloed. Wanneer dit het geval is, kan de test worden gestaakt.
4. Plaats het volgende exemplaar van het artikel 90° met de klok mee gedraaid ten
opzichte van de oriëntatie in de vorige test op het houten blok en ontsteek de lont.
5. Herhaal stap 4. voor ieder artikel uit de steekproef, tenzij het artikel eerder
omvalt dan na het uitstoten van het laatste pyrotechnische effect en dit omvallen
de werking van een of meer pyrotechnische effecten in enigerlei opzicht heeft beïnvloed.