Stcrt. 2007, 249, datum inwerkingtreding 26-12-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
1 Indien de burgemeester voor vervoer binnen de gemeente zakelijk gebruik maakt van
een eigen personenauto, ontvangt hij daarvoor een vergoeding die wordt berekend op
basis van een jaarlijks per eigen auto af te leggen aantal kilometers van maximaal:
-
– 2100 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;
-
– 3000 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;
-
– 4500 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;
-
– 5400 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.
2 De vergoeding is gelijk aan het product van het in het eerste lid bedoelde aantal
kilometers en het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland.
3 Voor de burgemeester die gebruik maakt van een dienstauto en daarnaast regelmatig
de eigen auto gebruikt, geldt voor de toepassing van deze regeling de helft van het
in het eerste lid genoemde aantal kilometers.
4 Voor zover reizen voor de uitoefening van de functie niet volgens het eerste lid
worden vergoed, gelden de kosten van het openbaar vervoer als vergoeding.
5 De vergoeding van verblijfkosten, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel b,
van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, betreft de noodzakelijke en redelijkerwijs
gemaakte werkelijke kosten.
Stcrt. 2008, 239, datum inwerkingtreding 11-12-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
6 Voor een dienstreis met een bestemming buiten de gemeente, geldt bij gebruik van een
eigen personenauto een vergoeding van het bedrag per kilometer, genoemd in artikel
2 van de Reisregeling binnenland of een vergoeding van de kosten voor het gebruik
van het openbaar vervoer.