3. Uitlening door uitzendbureau van werknemer met tijdelijk arbeidscontract
[Regeling vervallen per 21-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 12-01-2010]
In de praktijk komt het veelvuldig voor dat niet in Nederland wonende personen via
een buitenlands uitzendbureau tijdelijk in Nederland werkzaamheden verrichten. Hierbij
wordt in voorkomende gevallen de werknemer door het buitenlandse uitzendbureau voor
de duur van de werkzaamheden in Nederland in dienst genomen. Indien het verblijf van
de werknemer in Nederland de 183-dagen niet te boven gaat, en het buitenlandse uitzendbureau
in Nederland geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft, is voor de bepaling
van de Nederlandse heffingsrechten onder de (OESO-conforme) belastingverdragen van
belang of in deze situatie kan worden gezegd dat de beloning door of namens een werkgever
in Nederland wordt betaald. Anders gezegd: van belang is of de inlener van de werknemers
voor de verdragstoepassing als werkgever kan worden beschouwd. Is dit het geval, dan
heeft Nederland – mits de beloning door of namens die werkgever wordt betaald – het
heffingsrecht over de met de werkzaamheden in Nederland verdiende inkomsten.
Uitgaande van een formele benadering zal het uitzendbureau waarmee het arbeidscontract
is gesloten in zijn algemeenheid als verdragswerkgever worden beschouwd. Uit het hiervoor
genoemde arrest van 28 februari 2003 volgt echter dat in voorkomende gevallen niet
met een louter formele toetsing dient te worden volstaan. De materiële verhouding
tussen het buitenlandse uitzendbureau, de Nederlandse inlener en de werknemer zal
tevens in de beschouwing moeten worden betrokken.
Toets materiële verhouding
In voorkomende gevallen wordt de verhouding tussen het buitenlandse uitzendbureau,
de Nederlandse inlener en de werknemer zodanig vormgegeven dat zodra de werkzaamheden
voor de Nederlandse inlener eindigen, ook het arbeidscontract met het buitenlandse
uitzendbureau wordt beëindigd. De inlener heeft hierbij de bevoegdheid op elk gewenst
moment te bepalen dat hij de werknemer niet meer nodig heeft. In wezen berust de ontslagbevoegdheid
en de beoordeling van de werknemer hiermee bij de inlener. De inlener bepaalt verder
het aantal en de kwalificaties van de werknemers die hij nodig heeft. Ook de bepaling
van en het feitelijke gezag over de (uitoefening van de) werkzaamheden van de werknemer
berust volledig bij de inlener. Tussen de beloning van de werknemer en de door de
inlener betaalde vergoeding aan het uitzendbureau voor de uitlening bestaat een directe
koppeling, zodat het uitzendbureau op dit punt niet of nauwelijks risico’s loopt.
Materieel worden aldus door het buitenlandse uitzendbureau niet of nauwelijks werkgeversfuncties
uitgeoefend.
Nieuwe beleidslijn
Op basis van het arrest van 28 februari 2003 wordt in de hiervoor beschreven situatie
waarin het buitenlandse uitzendbureau als formele werkgever niet of nauwelijks reële
werkgeversfuncties vervult, voor de toepassing van de zogenoemde 183-dagenregeling
uit de – op het onderhavige punt OESO-conforme – belastingverdragen de inlener voortaan
als werkgever beschouwd. Door de koppeling tussen de vergoeding voor de uitleen en
de beloning van de werknemer wordt voorts voldaan aan de eis dat de beloning door
of namens een Nederlandse werkgever moet zijn betaald.
Of een in Nederland werkzaam persoon door het buitenlands uitzendbureau op de hiervoor
beschreven wijze in dienst is genomen, is in de praktijk niet altijd eenvoudig vast
te stellen. In veel gevallen zal dit zo zijn. Om die reden zal bij de belastingheffing
van niet-inwoners die in dienstbetrekking via een buitenlands uitzendbureau in Nederland
werkzaamheden verrichten voortaan als uitgangspunt worden gehanteerd dat de inlener
als verdragswerkgever moet worden gezien. Dit houdt in dat Nederland onder de (OESO-conforme)
belastingverdragen het heffingsrecht heeft over de inkomsten uit die werkzaamheden,
ook in de situatie dat het verblijf van de werknemer in Nederland niet langer duurt
dan 183-dagen.
Door betrokkenen (uitzendbureau, werknemer en/of inlener) kan vervolgens aannemelijk
worden gemaakt dat de werkgeversfunctie van het uitzendbureau in een concreet geval
meer substantiële betekenis heeft dan hiervoor beschreven. Hieraan is bijvoorbeeld
voldaan indien de werknemer in een zodanige vaste dienstbetrekking tot het buitenlandse
uitzendbureau staat dat deze laatste reële risico’s loopt van loondoorbetaling voor
perioden waarin de werknemer door het niet voorhanden zijn van werkzaamheden niet
kan worden uitgeleend. In een dergelijk geval zal het uitzendbureau veelal een zelfstandige
reële functie vervullen voor wat betreft de bepaling van de plaats van werkzaamheden
(uitleningen), de beoordeling van de werknemer en de bepaling van zijn arbeidsvoorwaarden.
Bij twijfel kan uiteraard zekerheid vooraf worden gevraagd bij de bevoegde inspecteur.
Inhoudingsplichtige
De hiervoor beschreven kwalificatie voor verdragsdoeleinden staat overigens los van
de vraag wie voor de loonbelasting als inhoudingsplichtige (werkgever) moet worden
beschouwd. Indien de inlener voor verdragsdoeleinden als werkgever moet worden beschouwd,
zonder dat de verhouding tussen de inlener en de werknemer als een dienstbetrekking
in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 kan worden beschouwd, blijft het dus
het buitenlandse uitzendbureau dat als inhoudingsplichtige in de zin van die wet,
voor de inhouding van de loonbelasting verantwoordelijk is (zie artikel 6, eerste
lid, onderdeel a, tweede lid en derde lid, onderdeel b). In situaties waarin Nederland
onder het van toepassing zijnde belastingverdrag het heffingsrecht heeft, is het uitzendbureau
dan verplicht de loonbelasting in te houden en af te dragen. Daarnaast bepaalt artikel
34, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 dat de inlener voor de verschuldigde belasting
aansprakelijk is.
Alleen voor belastingheffing
Verder zij er, wellicht ten overvloede, op gewezen dat het onderhavige besluit ziet
op de toepassing van belastingverdragen en (daardoor) alleen betekenis heeft voor
de belastingheffing. Voor de heffing van premie volksverzekeringen gelden separate
toewijzingsregels.
Inwoners met buitenlandse werkzaamheden
De hiervoor beschreven uitleg van het werkgeversbegrip uit de belastingverdragen zal
ook tot uitgangspunt worden genomen in de spiegelbeeldsituatie van een inwoner van
Nederland die via een uitzendbureau in het buitenland werkzaamheden in dienstbetrekking
verricht voor een buitenlandse inlener. Alsdan is het aan de belastingplichtige aannemelijk
te maken dat van een zodanige situatie sprake is dat het uitzendbureau geen werkgeversfuncties
van betekenis vervult, en dat de buitenlandse inlener dus als werkgever in de zin
van het verdrag kan worden beschouwd.