Wet van 22 april 2004 tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten
(positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat enige wettelijke bevoegdheden van de Centrale
Landinrichtingscommissie sinds 1996 in mandaat door de secretaris van die commissie
zijn uitgeoefend, dat het desbetreffende mandaatbesluit bij rechterlijke uitspraak
onvoldoende is geoordeeld, dat het wenselijk is dat de tot nu toe gevolgde praktijk
zo veel als mogelijk kan worden gecontinueerd en dat aan de namens de Commissie genomen
besluiten alsnog voldoende rechtsbasis wordt verschaft en het daarom noodzakelijk
is de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten daartoe te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: