Wijzigingswet Landinrichtingswet, enz. (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010 en zichtdatum 01-07-2011.
Geldend van 16-06-2006 t/m 31-12-2006

Wet van 22 april 2004 tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat enige wettelijke bevoegdheden van de Centrale Landinrichtingscommissie sinds 1996 in mandaat door de secretaris van die commissie zijn uitgeoefend, dat het desbetreffende mandaatbesluit bij rechterlijke uitspraak onvoldoende is geoordeeld, dat het wenselijk is dat de tot nu toe gevolgde praktijk zo veel als mogelijk kan worden gecontinueerd en dat aan de namens de Commissie genomen besluiten alsnog voldoende rechtsbasis wordt verschaft en het daarom noodzakelijk is de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten daartoe te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Wijzigt de Landinrichtingswet.]

Artikel II

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Wijzigt de Reconstructiewet Midden-Delfland.]

Artikel III

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Wijzigt de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.]

Artikel IV

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Wijzigt de Wet agrarisch grondverkeer.]

Artikel V

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor zoveel nodig in afwijking van artikel 10:3, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn alle besluiten rechtsgeldig die door de secretaris van de Centrale Landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 7 van de Landinrichtingswet, zoals dit artikel luidde voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen.

Artikel VI

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel VII

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een register van schattingsuitkomsten als bedoeld in artikel 167 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat het stelsel van classificatie dat aan bedoeld register ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

  • 2 Indien de landinrichtingscommissie die het register van schattingsuitkomsten in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3 Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het register van schattingsuitkomsten staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 4 Op de herziening van het register van schattingsuitkomsten zijn de artikelen 161 tot en met 188 van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing. Voorzover in de procedure, ten aanzien waarvan de herziening van het register van schattingsuitkomsten wordt gevraagd, de lijst der rechthebbenden onherroepelijk is komen vast te staan, vormt deze het uitgangspunt voor de lijst der rechthebbenden, bedoeld in artikel 161 van de Landinrichtingswet.

  • 5 De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 172 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in artikel 180 van de Landinrichtingswet, wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van het register van schattingsuitkomsten waarop deze bezwaren betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank.

Artikel VIII

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat de richtlijnen voor het plan van toedeling die aan dat plan ten grondslag hebben gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie zijn vastgesteld.

  • 2 Indien de landinrichtingscommissie die plan van toedeling in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3 Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het plan van toedeling staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 5 In gevallen waarin artikel VII niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling nog niet heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de lijst van rechthebbenden die ten grondslag heeft gelegen aan het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling, met inachtneming van na vaststelling van die lijst opgetreden mutaties.

  • 6 In gevallen waarin artikel VII niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de bedoelde akte, met inachtneming van na inschrijving daarvan opgetreden mutaties.

  • 8 Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten dat ten grondslag ligt aan het in het zevende lid bedoelde plan van toedeling.

Artikel IX

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken de lijst der geldelijke regelingen te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat een proces-verbaal van aanwijzingen als bedoeld in artikel 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals dat luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel, dat aan bedoelde lijst ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

  • 2 Indien de landinrichtingscommissie die de lijst der geldelijke regelingen in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3 Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening de lijst der geldelijke regelingen staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 6 Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten onderscheidenlijk een plan van toedeling dat ten grondslag ligt aan de in het vijfde lid bedoelde lijst der geldelijke regelingen.

Artikel X

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Artikel I, onderdeel JJJ, werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 april 2004

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner