Stb. 2006, 356, datum inwerkingtreding 02-08-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 Cliënten, behoudens niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, hebben
aanspraak op jeugdzorg. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aard,
inhoud en omvang van de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat, geregeld. Ingevolge deze
wet bestaat geen aanspraak op jeugdzorg waarop ingevolge de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen aanspraak bestaat. Onder vreemdeling wordt in dit artikel verstaan
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000.
2 Gedeputeerde staten van de provincie waarin de jeugdige voorafgaand aan de aanvang
van de jeugdzorg, duurzaam verblijft, dragen ervoor zorg dat cliënten hun aanspraak
op jeugdzorg als bedoeld in het eerste lid, tot gelding kunnen brengen.
3 Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg ingevolge deze wet als de stichting
die werkzaam is in de provincie waar de jeugdige duurzaam verblijft, een besluit heeft
genomen waaruit blijkt dat die cliënt op die zorg is aangewezen. Met een zodanig besluit
wordt gelijk gesteld een beslissing van de rechter als bedoeld in artikel 261, vierde
lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede een beslissing van de rechter
in het kader van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover
de rechter de veroordeelde elders doet opnemen, een beslissing van de selectiefunctionaris,
bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
en een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 31 van die wet, bij welke
beslissing jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, wordt opgelegd of
als voorwaarde wordt gesteld.
4 Indien het besluit van de stichting strekt tot uithuisplaatsing in het kader van een
ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
treedt het niet in werking dan nadat de in dat artikel bedoelde machtiging van de
kinderrechter is verkregen. Indien de machtiging niet wordt verleend, vervalt het
besluit. Indien de duur van de machtiging korter is dan de termijn, bedoeld in artikel
6, eerste lid, onder c, wordt die termijn gelijk aan de duur van de machtiging.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor gevallen waarin het
besluit, bedoeld in het derde lid, niet afgewacht kan worden. Daarbij kan worden afgeweken
van het derde lid.
6 Een cliënt kan zijn aanspraak op jeugdzorg ingevolge deze wet uitsluitend tot gelding
brengen bij een zorgaanbieder die tot dat doel van de provincie subsidie ontvangt.
7 In afwijking van het zesde lid kan een cliënt zijn aanspraak op jeugdzorg ingevolge
deze wet tot gelding brengen bij een zorgaanbieder, die tot dat doel door een andere
provincie dan die jegens welke de cliënt aanspraak heeft, wordt gesubsidieerd, indien
de cliënt op jeugdzorg is aangewezen die slechts kan worden geboden door een zorgaanbieder
wiens aanbod gericht is op jeugdzorg die zodanig gespecialiseerd is of vanuit een
zodanige levensbeschouwelijke achtergrond wordt geboden, dat gezien de omvang van
de doelgroep niet verwacht mag worden dat iedere provincie subsidie verstrekt voor
deze zorg. Gedeputeerde staten van een provincie die geen zorgaanbieder als bedoeld
in de eerste volzin subsidie verstrekken, voldoen aan de verplichting van het tweede
lid door het aangaan van een schriftelijke overeenkomst met de provincie die aan die
zorgaanbieders subsidie verstrekt. Deze overeenkomst legt in ieder geval vast op welke
wijze de kosten worden verrekend.
8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in afwijking van het eerste
lid, eerste volzin, de aanspraken ingevolge deze wet, zo nodig in afwijking van artikel
11 van de Vreemdelingenwet 2000, voor bij of krachtens die algemene maatregel van
bestuur aan te geven categorieën rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen
worden beperkt, gelet op de aard, de plaats of de verwachte duur van hun verblijf.
9 In afwijking van het eerste lid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur,
zo nodig in afwijking van artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000, de aanspraken ingevolge
deze wet geheel of gedeeltelijk worden uitgebreid tot bij of krachtens die algemene
maatregel van bestuur aan te geven categorieën niet rechtmatig in Nederland verblijvende
vreemdelingen. Een zodanige aanspraak geeft een vreemdeling geen recht op rechtmatig
verblijf.