Wet op de jeugdzorg

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-12-2004 en zichtdatum 29-04-2005.
Geldend van 29-12-2004 t/m 31-12-2004

Wet van 22 april 2004, houdende regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is een wettelijke aanspraak op jeugdzorg voor zover daarop geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, te vestigen, een samenhangend aanbod van jeugdzorg te realiseren, dat aansluit op de behoefte, de toegang tot de jeugdzorg alsmede de bekostiging van de jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat opnieuw te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Justitie tezamen;

  • b. jeugdige: een in Nederland verblijvende persoon die:

    • 1º. de meerderjarigheidsleeftijd nog niet heeft bereikt,

    • 2º. de meerderjarigheidsleeftijd heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

    • 3º. de meerderjarigheidsleeftijd doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt, en voor wie voortzetting van jeugdzorg, die was aangevangen of waarvan de aanvraag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, was ingediend vóór het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd, noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdzorg die was aangevangen vóór het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd, binnen een termijn van een half jaar hervatting van jeugdzorg noodzakelijk is;

  • c. jeugdzorg: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- of opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen;

  • d. cliënt: een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden;

  • e. bureau jeugdzorg: een bureau als bedoeld in artikel 4;

  • f. stichting: een stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt;

  • g. zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die jeugdzorg verleent, waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;

  • h. aanbieder van zorg: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, die andere zorg verleent dan die, waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;

  • i. zorgeenheid: een organisatie-eenheid, waarbinnen een zorgaanbieder een afgebakend geheel aan jeugdzorg verleent;

  • j. steunfunctie: een aanbod van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de stichting en van jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;

  • k. experiment: het ontwikkelen en in de praktijk beproeven van nieuwe en het verbeteren van bestaande methoden, werkvormen of hulpmiddelen ten behoeve van het functioneren van bureaus jeugdzorg en van jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;

  • l. inspectie: de inspectie, bedoeld in artikel 47;

  • m. kindermishandeling: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;

  • n. provinciaal beleidskader: het provinciale beleidskader jeugdzorg, bedoeld in artikel 31, eerste lid;

  • o. uitvoeringsprogramma: het provinciale programma, bedoeld in artikel 32, eerste lid;

  • p. landelijk beleidskader: het landelijke beleidskader jeugdzorg, bedoeld in artikel 34, eerste lid;

  • q. voortgangsrapportage: de voortgangsrapportage jeugdzorg, bedoeld in artikel 36, eerste lid;

  • r. zorgverzekeraar: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b of c, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, alsmede een uitvoerend orgaan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van die wet;

  • s. ouderbijdrage: de bijdrage, bedoeld in artikel 69;

  • t. eigen bijdrage: de bijdrage, bedoeld in artikel 70;

  • u. pleegouder: degene die in het kader van jeugdzorg een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • v. verwerken van persoonsgegevens: verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens;

  • w. vertrouwenspersoon: een persoon werkzaam bij een rechtspersoon als bedoeld in artikel 41, vierde lid, die, onafhankelijk van het bestuur en van personen in dienst van de stichting of de zorgaanbieder, cliënten van het door de stichting in stand gehouden bureau jeugdzorg of van de zorgaanbieder op hun verzoek ondersteunt in aangelegenheden samenhangend met de door de stichting uitgeoefende taken onderscheidenlijk aangelegenheden samenhangend met de geboden jeugdzorg;

  • x. landelijk bureau inning onderhoudsbijdragen: het bureau, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een provinciebestuur de bevoegdheden inzake de uitvoering van zijn taken in het kader van de jeugdzorg op grond van artikel 20 van de Kaderwet bestuur in verandering heeft overgedragen aan het bestuur van een regionaal openbaar lichaam van het samenwerkingsgebied waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, onderscheidenlijk 's-Gravenhage deel uit maakt, wordt dat samenwerkingsgebied voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelijkgesteld met een provincie.

Hoofdstuk II. Aanspraken op jeugdzorg

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk III. De stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk IV. Zorgaanbod

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk V. Planning

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Planning door de provincies

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Gedeputeerde staten bieden provinciale staten vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar waarop het betrekking heeft, een ontwerp aan van het provinciale beleidskader jeugdzorg. Het ontwerp wordt gelijktijdig met de aanbieding aan Onze Ministers gezonden.

  • 2 Alvorens het ontwerp van het provinciale beleidskader vast te stellen, plegen gedeputeerde staten overleg met:

    • a. de stichting, de in de provincie werkzame zorgaanbieders en de raad voor de kinderbescherming, teneinde de behoefte aan de uitvoering van de taken van de stichting te kunnen vaststellen alsmede afstemming van de door de provincie te subsidiëren jeugdzorg op de vraag te realiseren en gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor de onder b tot en met d, genoemde afspraken;

    • b. de colleges van burgemeester en wethouders, teneinde afspraken te maken over de inzet van de stichting met betrekking tot de taken, genoemd in artikel 10, derde lid, alsmede over de inzet van algemene voorzieningen voor jeugdigen bij het vroegtijdig signaleren van problemen en het voorzien in jeugdzorg anders dan bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • c. de in de provincie werkzame zorgverzekeraars, teneinde afspraken te maken over de zorg waarin door de provincie, respectievelijk de zorgverzekeraars zal worden voorzien;

    • d. Onze Minister van Justitie, teneinde afspraken te maken over de capaciteit van inrichtingen als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen ten behoeve van aldaar op grond van de artikelen 261 of 305, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek te plaatsen minderjarigen.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de betrokken cliëntenorganisaties in de gelegenheid te reageren op het ontwerp van het provinciale beleidskader.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Provinciale staten stellen eenmaal in de vier jaar een provinciaal beleidskader jeugdzorg voor de komende vier kalenderjaren vast. Het provinciale beleidskader wordt vóór 1 december van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar waarop het betrekking heeft, vastgesteld.

  • 2 Het provinciale beleidskader is gebaseerd op het landelijk beleidskader en, waar nodig, op de aanwijzingen, bedoeld in artikel 33.

  • 3 Het provinciale beleidskader bevat de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van de stichting en de jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat alsmede een financieel kader voor dat beleid.

  • 4 Uitgangspunt bij de vaststelling van het provinciale beleidskader is dat het aanbod van jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, aansluit bij de behoefte van cliënten en bij het uitgangspunt dat jeugdzorg in het algemeen het meest doelmatig en het meest doeltreffend plaatsvindt in de minst ingrijpende vorm, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode.

  • 5 Ten behoeve van de samenhang binnen de jeugdzorg bevat het provinciale beleidskader voorts een overzicht van de wijze waarop de zorgverzekeraars, de gemeenten en Onze Minister van Justitie voornemens zijn te voorzien in de behoefte aan jeugdzorg, niet zijnde jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat.

  • 6 Provinciale staten bezien jaarlijks in hoeverre het provinciale beleidskader bijstelling behoeft.

  • 7 Afschrift van het provinciale beleidskader wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling gezonden aan Onze Ministers.

  • 8 Het provinciale beleidskader behoeft de goedkeuring van Onze Ministers. Goedkeuring wordt verleend voor zover het provinciale beleidskader jeugdzorg in overeenstemming is met de wet, het landelijke beleidskader en door Onze Ministers gegeven aanwijzingen als bedoeld in artikel 33.

  • 9 Onze Ministers kunnen regels stellen omtrent de inrichting van het provinciale beleidskader.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen jaarlijks vóór 1 december het uitvoeringsprogramma jeugdzorg vast. Gedeputeerde staten zenden het ontwerp van het uitvoeringsprogramma jaarlijks vóór 1 oktober aan Onze Ministers.

  • 2 Het uitvoeringsprogramma bevat een overzicht van:

    • a. de in het aan het jaar van vaststelling voorafgaande kalenderjaar door de stichting en de gesubsidieerde zorgaanbieders geleverde activiteiten en de voor de uitvoering van die activiteiten verstrekte subsidies;

    • b. de in het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan verleende subsidies;

    • c. de in het kalenderjaar volgend op het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan beschikbare subsidies.

  • 3 Het uitvoeringsprogramma bevat tevens een overzicht van de in de jaren waarop het programma betrekking heeft door de in artikel 30, tweede lid, onder b tot en met d, genoemde instanties, bekostigde of te bekostigen jeugdzorg.

  • 4 Ten aanzien van de totstandkoming van het in het derde lid, onder c, bedoelde onderdeel van het uitvoeringsprogramma is artikel 30, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Een tussentijdse wijziging van het provinciale beleidskader wordt in het uitvoeringsprogramma opgenomen. Op een tussentijdse wijziging is artikel 30 van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Afschrift van het uitvoeringsprogramma wordt gezonden aan Onze Ministers.

  • 7 Onze Ministers kunnen regels stellen omtrent de inrichting van het uitvoeringsprogramma.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Onze Ministers kunnen de provinciebesturen aanwijzingen geven met betrekking tot het provinciale beleidskader of het uitvoeringsprogramma, voor zover dit niet in overeenstemming is met deze wet of het landelijke beleidskader, of, voor zover dit nodig is, voor de uitvoering van het provinciale beleidskader of het uitvoeringsprogramma.

Paragraaf 2. Planning door het Rijk

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Onze Ministers stellen eenmaal in de vier jaar vóór de indiening van de begroting van het Rijk een landelijk beleidskader jeugdzorg voor de komende vier kalenderjaren vast.

  • 2 Het landelijke beleidskader bevat de uitgangspunten voor het door de provinciebesturen te voeren beleid, alsmede een raming van de bedragen die het Rijk voornemens is aan de onderscheiden provincies te verstrekken ten behoeve van de subsidiëring van de stichting en van de jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat.

  • 3 Ten behoeve van de samenhang binnen de jeugdzorg, bevat het landelijke beleidskader voorts een overzicht van de wijze waarop:

    • a. de gemeenten voornemens zijn te voorzien in de behoefte aan jeugdzorg, niet zijnde jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat;

    • b. de zorgverzekeraars voornemens zijn te voorzien in de behoefte aan zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b en c;

    • c. Onze Minister van Justitie voornemens is te voorzien in de behoefte aan jeugdzorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder d.

  • 4 Bij de vaststelling van het landelijke beleidskader wordt rekening gehouden met het door de provinciebesturen in de voorafgaande jaren gevoerde beleid, zoals dit blijkt uit de uitvoeringsprogramma's.

  • 5 Het landelijke beleidskader wordt gezonden aan de provinciebesturen en aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 6 Jaarlijks bezien Onze Ministers in hoeverre het landelijke beleidskader bijstelling behoeft.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Alvorens het landelijke beleidskader vast te stellen, plegen Onze Ministers overleg met de colleges van gedeputeerde staten en een vertegenwoordiging van de colleges van burgemeester en wethouders en van zorgverzekeraars.

  • 2 Onze Ministers stellen de betrokken cliëntenorganisaties in de gelegenheid te reageren op het ontwerp van het landelijke beleidskader.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Onze Ministers stellen jaarlijks vóór de indiening van de begroting van het Rijk een voortgangsrapportage jeugdzorg vast.

  • 2 De voortgangsrapportage van elk kalenderjaar bevat in ieder geval een overzicht van:

    • a. de in het tweede, aan het jaar van vaststelling voorafgaande kalenderjaar aan gedeputeerde staten verstrekte uitkeringen, bedoeld in artikel 37, alsmede de wijze waarop in dat jaar deze uitkeringen door de provincie zijn besteed;

    • b. de in het aan het jaar van vaststelling voorafgaande kalenderjaar aan de provincies verstrekte uitkeringen, bedoeld in artikel 37, alsmede de bestemming die gedeputeerde staten volgens het op dat jaar betrekking hebbende deel van het uitvoeringsprogramma daaraan hebben gegeven;

    • c. de in het jaar van vaststelling, met inachtneming van het landelijke beleidskader, aan de provincies verleende uitkeringen, bedoeld in artikel 37, alsmede de bestemming die gedeputeerde staten volgens het op dat jaar betrekking hebbende deel van het uitvoeringsprogramma daaraan hebben gegeven;

    • d. de voor de provincies, uitgaande van het landelijk beleidskader, beschikbare uitkeringen, bedoeld in artikel 37, voor het kalenderjaar volgend op het jaar van vaststelling.

  • 3 De voortgangsrapportage bevat tevens een overzicht van de in die jaren uitgevoerde of uit te voeren andere vormen van jeugdzorg dan waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat en zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, c en d.

  • 4 Een tussentijdse wijziging van het landelijke beleidskader wordt in de voortgangsrapportage opgenomen. Op een tussentijdse wijziging is artikel 35 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De voortgangsrapportage wordt gezonden aan de provinciebesturen en aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 6 Ten aanzien van de totstandkoming van het in het tweede lid, onder d, bedoelde onderdeel van de voortgangsrapportage is artikel 35 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VI. Uitkeringen en subsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VII. Beleidsinformatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VIII. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk IX. Inzage in en het bewaren en vernietigen van bescheiden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk X. De vertrouwenspersoon

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk XI. Medezeggenschap

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk XII. Klachtrecht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk XIII. Bijdrage in de kosten van jeugdzorg

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk XIV. Wijziging van andere wetten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk XV. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 In afwijking van artikel 32, eerste lid, wordt bij regeling van Onze Ministers de inhoud van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste lid, en van het daarop volgende uitvoeringsprogramma geregeld.

  • 3 In afwijking van artikel 36, tweede lid, wordt bij regeling van Onze Ministers de inhoud van de voortgangsrapportage, bedoeld in het eerste lid, en van de daarop volgende twee voortgangsrapportages geregeld.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 111

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 01-01-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 112

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Artikel 78, onderdeel D, treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Bij koninklijk besluit kan een later tijdstip worden bepaald, indien de beschikbare plaatsruimte in de desbetreffende justitiële jeugdinrichtingen zulks noodzakelijk maakt.

  • 3 Tot het tijdstip waarop artikel 78, onderdeel D, in werking treedt, is plaatsing van een jeugdige als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, in een justitiële jeugdinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, slechts mogelijk indien de stichting een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat de jeugdige op die plaatsing is aangewezen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor gevallen waarin het besluit, bedoeld in de eerste volzin niet kan worden afgewacht. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in die volzin.

  • 4 [Red: Wijzigt deze wet.]

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de jeugdzorg.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 april 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zesde juli 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner