Besluit voorwaardelijke toegang

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2008.
Geldend van 07-02-2007 t/m 04-06-2012

Besluit van 7 mei 2004, houdende vaststelling van regels met betrekking tot systemen voor voorwaardelijke toegang (Besluit voorwaardelijke toegang)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 10 juli 2003, nr. WJZ 3025244;

Gelet op richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108) en de artikelen 8.5 en 18.2 van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2003, nr. W10.03.0308/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 3 mei 2004, nr. WJZ 4028534;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Systemen voor voorwaardelijke toegang

Artikel 1

Een aanbieder van een systeem voor voorwaardelijke toegang dat geschikt en bestemd is voor de uitzending van diensten die kunnen worden ontvangen met behulp van digitale televisie- of radiosystemen stelt, in overeenstemming met de beginselen van het algemene Europese mededingingsrecht, aan de aanbieders van die diensten op billijke, redelijke en niet discriminerende voorwaarden zodanige technische faciliteiten beschikbaar dat de desbetreffende diensten door degene die met de aanbieder van het systeem voor voorwaardelijke toegang een daartoe strekkende overeenkomst heeft gesloten, kunnen worden ontvangen.

Artikel 2

Een aanbieder van een systeem voor voorwaardelijke toegang voert, indien hij tevens andere activiteiten verricht, een gescheiden boekhouding voor deze onderscheiden activiteiten.

Artikel 3

Een aanbieder van een systeem voor voorwaardelijke toegang biedt slechts een systeem aan dat is voorzien van de nodige technische mogelijkheden voor een kosteneffectieve controle-overdracht. Deze mogelijkheden zijn zodanig ingericht dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk dat is bestemd voor het verspreiden van programma's aan het publiek, de volledige controle kan hebben over de diensten die met behulp van het systeem voor voorwaardelijke toegang worden uitgezonden.

Artikel 4

  • 1 Houders van industriële eigendomsrechten op producten en systemen voor voorwaardelijke toegang die aan fabrikanten van consumentenapparatuur licenties verlenen voor het gebruik van deze eigendomsrechten in consumentenapparaten doen dat op billijke, redelijke en niet discriminerende voorwaarden.

  • 2 Houders, bedoeld in het eerste lid, die aan fabrikanten van consumentenapparatuur licenties verlenen voor het gebruik van industriële eigendomsrechten op producten en systemen voor voorwaardelijke toegang, verbinden aan die verlening, rekening houdend met technische en commerciële factoren, geen beperkende voorwaarden die er toe leiden dat het de licentiehouder niet is toegestaan of anderszins hem er van weerhoudt in hetzelfde product te verwerken:

    • a. een gemeenschappelijke interface die een verbinding met verschillende andere toegangsystemen mogelijk maakt, of

    • b. voor een ander toegangsysteem kenmerkende functies,

    onder de voorwaarde dat de verwerking in hetzelfde product geen afbreuk doet aan de veiligheid van de transacties van de aanbieder van systemen voor voorwaardelijke toegang.

Paragraaf 2. Nadere regels ter uitvoering van hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet

Artikel 5a

  • 1 Het college laat toe dat een onderneming die moet voldoen aan een verplichting als bedoeld in artikel 6a.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, betreffende het beheersen van tarieven, een redelijke opbrengst verkrijgt uit zijn efficiënte kapitaalinbreng, de aangegane risico’s in aanmerking genomen.

Artikel 5b

Indien een onderneming bij de levering van een type huurlijn uit het minimumpakket van huurlijnen krachtens artikel 6a.19, tweede lid, van de wet moet voldoen aan een verplichting met betrekking tot de hoogte van haar tarieven, kan het college op grond van artikel 6a.2, eerste lid, onderdeel a, van de wet de verplichting opleggen om invoering van nieuwe of gewijzigde tarieven niet plaats te laten vinden dan nadat het college deze tarieven heeft goedgekeurd. Artikel 6a.14, tweede tot en met zevende lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 mei 2004

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achttiende mei 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner