Antwoord
[Regeling vervallen per 15-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 05-12-2006]
In mijn aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gerichte brief van
10 oktober 2003, nr. DGB 2003-5403, heb ik het volgende geantwoord.
‘Voor de herinvesteringsreserve (HIR) wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmiddelen
die in tien jaar of minder plegen te worden afgeschreven (kort-afschrijfbare bedrijfsmiddelen)
en bedrijfsmiddelen die in meer dan tien jaar plegen te worden afgeschreven (lang-afschrijfbare
bedrijfsmiddelen). Een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een kort-afschrijfbaar
bedrijfsmiddel kan uitsluitend worden afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten
van een kort-afschrijfbaar bedrijfsmiddel. Een HIR die is gevormd bij de vervreemding
van een lang-afschrijfbaar bedrijfsmiddel kan op een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel
worden afgeboekt, en op een lang-afschrijfbaar bedrijfsmiddel met eenzelfde economische
functie.
Tot 1 januari 2004 worden melkquota in 8 jaar afgeschreven en worden dus aangemerkt
als kort- afschrijfbare bedrijfsmiddelen. Dit betekent dat een HIR die is gevormd
bij de vervreemding van een kort of lang-afschrijfbaar bedrijfsmiddel op een nieuw
aangeschaft melkquotum kan worden afgeboekt.
Per 1 januari 2004 wordt voor de afschrijvingstermijn van melkquota rekening gehouden
met een einddatum van 1 april 2015. Dit betekent dat melkquota die in de periode van
1 januari 2004 tot en met 31 maart 2005 worden aangeschaft, in meer dan 10 jaar worden
afgeschreven. Wordt een melkquotum na 31 maart 2005 aangeschaft, dan is de afschrijvingstermijn
10 jaar of minder.
De vraag is of na 1 januari 2004 een HIR die is gevormd bij de vervreemding van een
kort of lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel in alle gevallen op een nieuw aangeschaft
melkquotum kan worden afgeboekt, ook als in een individueel geval het melkquotum in
meer dan 10 jaar wordt afgeschreven (gelet op de einddatum van 1 april 2015).
Dit is het geval. Voor de vraag of er sprake is van een kort of lang afschrijfbaar
bedrijfsmiddel wordt gekeken naar hoe men in het algemeen op een bedrijfsmiddel pleegt
af te schrijven. Het gaat dus niet uitsluitend om de vraag hoe in een individueel
geval wordt afgeschreven. In het overgrote deel van de gevallen, de thans bestaande
melkquota en de melkquota die na 31 maart 2005 worden aangeschaft, wordt er in minder
dan 10 jaar afgeschreven. In zijn algemeenheid geldt dus dat een melkquotum in minder
dan 10 jaar wordt afgeschreven. Een melkquotum is daarmee altijd een kort afschrijfbaar
bedrijfsmiddel in de zin van de HIR, ook als in een concreet geval de afschrijvingstermijn
meer dan 10 jaar bedraagt. De conclusie is dan ook dat de toepassing van de HIR niet
wordt beperkt door een verlenging van de afschrijvingstermijn van melkquota.‘