Regeling tuchtcollege voor de scheepvaart

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-02-2010 en zichtdatum 12-02-2010.
Geldend van 12-02-2010 t/m 19-08-2013

Regeling tuchtcollege voor de scheepvaart

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 55c, tweede lid, en 55e van de Zeevaartbemanningswet;

Besluit:

Artikel 1

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van het tuchtcollege voor de scheepvaart leggen voor de aanvang van hun werkzaamheden in handen van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven de eed of belofte af overeenkomstig het volgende formulier:

‘Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, voor het verkrijgen van mijn benoeming tot voorzitter/plaatsvervangend voorzitter / lid/plaatsvervangend lid van het tuchtcollege voor de scheepvaart aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven;

ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een zaak heeft of zal krijgen bij het tuchtcollege voor de scheepvaart;

ik zweer/beloof dat ik mij niet op enige wijze zal inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden over enige zaak die bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig is, of waarvan ik weet of kan vermoeden dat deze bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig zal worden gemaakt*;

ik zweer/beloof dat ik geheim zal houden de gegevens waarover ik bij de uitoefening van mijn taak de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijk karakter ken of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit, alsmede al hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit*;

ik zweer/beloof dat ik mijn taak in het tuchtcollege voor de scheepvaart met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het tuchtcollege voor de scheepvaart kan schaden**.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! / Dat verklaar en beloof ik!’

Op ……………………………… heeft ……….………………..………. (1) ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (2) te ……………………………. de bovenstaande eed/belofte afgelegd.

(1) ……………………………………

(2) ……………………………………

* Deze verplichtingen zijn ontleend aan artikel 55g van de Zeevaartbemanningswet.

** De taken van de voorzitter en van de leden van het tuchtcollege voor de scheepvaart zijn vermeld in hoofdstuk 5A van de Zeevaartbemanningswet.

Artikel 2

  • 1 De leden en de plaatsvervangende leden ontvangen voor het bijwonen van een zitting van het tuchtcollege voor de scheepvaart een vacatiegeld van € 342.–.

  • 2 De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters ontvangen voor het voorbereiden van een zitting, het leiden van een zitting en het voorbereiden van een uitspraak na afloop van een zitting van het tuchtcollege voor de scheepvaart een vacatiegeld van € 684,– per activiteit.

  • 4 De voorzitter ontvangt voor werkzaamheden die verband houden met het algemene functioneren van het tuchtcollege een vacatiegeld van € 684,– per dag.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tuchtcollege voor de scheepvaart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat

K.M.H. Peijs