Subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 02-12-2005 t/m heden

Subsidieregeling Programmafinanciering Externeveiligheidsbeleid voor andere overheden

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. uitvoeringskosten: kosten voor personeel, onderzoek en communicatie;

  • b. provinciaal programma: een samenhangende verzameling van deelprojecten binnen een provincie die worden uitgevoerd door de provincie en haar gemeenten;

  • c. externeveiligheidsbeleid: het beleid gericht op de verbetering van de veiligheid buiten inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en buiten transportroutes en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, voor zover die veiligheid kan worden beïnvloed door een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, alsmede verbetering van de veiligheid buiten luchthaventerreinen;

  • d. de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 2. Doel

  • 1 Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van de uitvoering van het externeveiligheidsbeleid en het bevorderen van de samenwerking door gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van externe veiligheid.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt op aanvraag van een provincie ter zake van de kosten van activiteiten die zijn opgenomen in een provinciaal programma als bedoeld in artikel 3 en naar het oordeel van de minister bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de subsidieregeling. De activiteiten moeten voor 1 april 2006 zijn afgerond.

Artikel 3. Provinciaal programma

  • 1 Een provinciaal programma bestaat uit een aantal van de volgende projecten op het gebied van externe veiligheid:

    • a. risicoinventarisatie van risicovolle situaties;

    • b. actualisatie bestaande vergunningen;

    • c. transport van gevaarlijke stoffen: routering van het vervoer krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

    • d. opstellen van een visie voor het externeveiligheidbeleid voor provincie of gemeente;

    • e. ruimtelijke ordening/pro-actie: toepassen en rekening houden met grenswaarden op het gebied van externe veiligheid in bestemmingsplannen en de nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (kamerstuk 1995/1996, 25 611, nr. 2);

    • f. het uitvoeren van groepsrisicobeleid en verantwoording groepsrisico ingevolge de artikelen 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

    • g. sanering: de voorbereiding van saneringen ingevolge de artikelen 17, 18 en 19 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het opstellen van een saneringsprogramma;

    • h. risicocommunicatie richting burgers;

    • i. organisatorische versterking en professionalisering op het gebied van externe veiligheid door:

      • 1°. verbetering van de samenwerking op het gebied van externe veiligheid,

      • 2°. externe veiligheid onderdeel maken van gemeentelijk en provinciaal handhavingsprogramma,

      • 3°. versterking van de kennis op het gebied van externe veiligheid bij gemeenten en provincies.

  • 2 Het programma mag naast de in het eerste lid genoemde onderdelen voor ten hoogste eenderde van de middelen bestaan uit regiospecifieke projecten gericht op externe veiligheid.

Artikel 4. Voorwaarden

Een provincie komt in aanmerking voor subsidie voor de uitvoeringskosten van activiteiten gericht op de versterking van de uitvoering van het externeveiligheidsbeleid, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een door gedeputeerde staten vastgesteld provinciaal programma ter bereiking van het in artikel 2 beschreven doel waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt:

    • 1°. de verplichtingen waartoe de gemeente en de provincie zich verbinden overeenkomstig de onderdelen, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid;

    • 2°. de duur van uitvoering van het provinciaal programma;

    • 3°. per onderdeel de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • b. de gelden uitsluitend worden besteed voor de versterking van de capaciteit of kennis voor de uitvoering van het externeveiligheidsbeleid;

  • c. de te leveren prestaties moeten zodanig zijn geformuleerd dat de kwaliteitsimpuls voor externe veiligheid zoveel mogelijk specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgerelateerde is;

  • d. in het programma wordt indien dit nodig is voor de realisatie van een gekozen menuonderdeel aangegeven op welke wijze interdisciplinaire samenwerking concreet wordt vormgegeven;

  • e. in het provinciaal programma wordt de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van externeveiligheidsbeleid weergegeven en wat men na afloop van het programma per gekozen menukaartonderdeel wil hebben bereikt;

  • f. het ingediende provinciaal programma is in afstemming met de gemeenten opgesteld.

Artikel 5. Beoordelingscriteria

Een provinciaal programma moet verder voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de invulling van het provinciaal programma draagt bij aan samenwerking op een efficiënt schaalniveau;

  • b. de uitvoering van het programma levert een aantoonbare kwaliteitsimpuls aan externe veiligheid;

  • c. taakuitvoering die wettelijk verplicht is of binnenkort wordt, wordt door middel van het provinciaal programma versterkt.

  • d. het programma streeft een evenwichtige keuze van activiteiten na.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het provinciaal programma toe te rekenen en door de aanvrager tot subsidieverlening gemaakte en betaalde uitvoeringskosten:

    • a. loonkosten van het bij de uitvoering van het programma direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige betrekking, gedeeld door 1350;

    • b. een opslag voor eigen algemene kosten, groot 25% van de loonkosten, bedoeld in onderdeel a;

    • c. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verleende diensten en terzake van verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten, alsmede terzake van bescherming van die rechten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep.

  • 2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project uit het provinciaal programma wordt verricht, kan het Ministerie van VROM daarvoor een redelijk bedrag vaststellen dat als uitvoeringskosten in aanmerking wordt genomen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, mag de berekening van het uurloon en de vaststelling van het opslagpercentage voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezichthoudend personeel geschieden overeenkomstig een voor de gehele organisatie van de aanvrager tot subsidieverlening geldende en controleerbare methodiek.

Artikel 7. Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

  • a. de kosten gemaakt voor het opstellen van het provinciaal programma;

  • b. de kosten gemaakt voor 1 januari 2004;

  • c. de kosten gemaakt na 31 maart 2006.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

Het subsidieplafond bedraagt voor subsidies als bedoeld in artikel 7 voor de kalenderjaren 2004 en 2005 per provincie (afgerond naar duizenden euro’s):

Provincie

Totaal

Menu

Facultatief

Drenthe

313.000

209.000

104.000

Flevoland

241.000

161.000

80.000

Fryslân

667.000

445.000

222.000

Gelderland

2.172.000

1.448.000

724.000

Groningen

999.000

666.000

333.000

Limburg

1.473.000

982.000

491.000

Noord-Brabant

3.476.000

2.317.000

1.159.000

Noord-Holland

1.592.000

1.061.000

531.000

Overijssel

1.048.000

699.000

349.000

Utrecht

782.000

521.000

261.000

Zeeland

1.091.000

727.000

364.000

Zuid-Holland

6.145.000

4.097.000

2.048.000

Artikel 9. Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht:

Artikel 10. Aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling kan alleen worden ingediend door een provincie.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling, het provinciaal programma en een gespecificeerde begroting worden ingediend bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening in dit kader, kan eenmalig worden gedaan en dient voor 1 juli 2004 te geschieden.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking na de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 juni 2004

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

P.L.B.A. van Geel