24 augustus 2004/Nr. DCE/04/38298
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan,
De raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,
tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot de instelling van
een openbaar lichaam dat de archiefbescheiden en collecties beheert, die berusten
in de gemeentelijke archiefbewaarplaats van de gemeente Maastricht en in de rijksarchiefbewaarplaats
in de provincie Limburg.
Hoofdstuk II. Instelling, doel en beleid van het openbaar lichaam Regionaal Historisch
Centrum Limburg
Artikel 2
1. Er is een openbaar lichaam, Regionaal Historisch Centrum Limburg dat gevestigd
is in de gemeente.
2. Het Regionaal Historisch Centrum Limburg is ingesteld met het doel de belangen
van de minister en de gemeente bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden
die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Limburg en in de gemeentelijke
archiefbewaarplaats van de gemeente in gezamenlijkheid te behartigen.
3. Aan het Regionaal Historisch Centrum Limburg zijn daartoe de navolgende werkzaamheden,
taken en bevoegdheden van de minister en de gemeente opgedragen:
-
a. de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden
en collecties die berusten in de in het tweede lid genoemde archiefbewaarplaatsen;
-
b. de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 20, 26, tweede lid, 31 en 32 van de Archiefwet 1995;
-
c. het adviseren en het doen van voorstellen aan de minister en de gemeente over de taken
en bevoegdheden, die door de minister of de gemeente worden uitgevoerd ingevolge de
artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30 en 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995;
-
d. het verrichten van door de minister of de gemeente opgedragen andere taken die verband
houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in het tweede lid.
4. Het Regionaal Historisch Centrum Limburg voert bij de behartiging van de belangen,
bedoeld in het tweede lid, het archiefbeleid van de minister en de gemeente mede uit.
5. De minister en de gemeente kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent
de wijze waarop het Regionaal Historisch Centrum Limburg de belangen, bedoeld in het
tweede lid, behartigt.
6. De minister en de raad van de gemeente dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam
te allen tijde beschikt over voldoende middelen om zijn verplichtingen te voldoen.
Dit met inachtneming van artikel 16, achtste lid.
Hoofdstuk III. Het algemeen bestuur
Artikel 4
1. Het algemeen bestuur bestaat uit vier leden.
2. De minister wijst twee leden aan.
3. De raad van de gemeente, de voorzitter inbegrepen, wijst uit zijn midden of uit
de kring van wethouders, twee leden aan.
4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode
van de gemeenteraad afloopt.
5. Het lidmaatschap van de leden die door de raad van de gemeente zijn aangewezen,
eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van de raad of het college van
B&W waaruit het lid is aangewezen.
6. Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het vierde lid is geëindigd, kan
opnieuw worden aangewezen.
7. De raad van de gemeente beslist uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode
van de raad over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.
8. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt,
wijst de raad of de minister zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
9. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld,
blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.
10. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden
bevoegd besluiten te nemen.
Artikel 5
1. Het voorzitterschap van het algemeen bestuur wordt bij toerbeurt vervuld door een
door de gemeente aangewezen lid, onderscheidenlijk door een daartoe door de minister
aangewezen lid, volgens een door het algemeen bestuur vastgesteld rooster.
2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.
Hoofdstuk IV. De taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur
Artikel 6
1. Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Regionaal Historisch
Centrum Limburg toegekende taak alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn
opgedragen.
2. Aan het algemeen bestuur worden de volgende taken en bevoegdheden toegekend:
3. Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 29, tot rijksarchivaris
in de provincie Limburg en tot gemeentearchivaris van Maastricht benoemen.
4. Aan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge
artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting
valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde
begroting wordt vooraf toestemming gevraagd aan de raad van de gemeente en aan de
minister, ingevolge artikelen 18 en 19 van deze regeling.
Artikel 7
Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de raad van de
gemeente, aan het College van B&W en aan de minister de door hen gevraagde inlichtingen.
Artikel 8
1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad van de gemeente, die hem
heeft aangewezen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door een
of meer leden van die raad in een vergadering van de raad of schriftelijk aan dat
lid gevraagde inlichtingen.
2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de minister die hem heeft aangewezen
zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door de minister gevraagde
inlichtingen.
Artikel 9
De minister en de raad van de gemeente kunnen een door hen aangewezen lid van het
algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.
Hoofdstuk X. Financiële bepalingen
Artikel 16
1. De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden
verschaft door de minister en de raad van de gemeente, door het verstrekken van jaarlijkse
bijdragen, op basis van een goedgekeurde begroting. Bij de aanvang van het Regionaal
Historisch Centrum Limburg luiden de bijdragen zoals vastgesteld in de bijlage bij
deze regeling.
2. De bijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling
van lonen en prijzen met een percentage, zoals dit door de minister in de loop van
het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdrage
van de gemeente wordt aangepast overeenkomstig de systematiek die door de gemeente
gehanteerd wordt voor gesubsidieerde professionele instellingen.
3. Het Regionaal Historisch Centrum Limburg kan bij de vaststelling van de begroting
een percentage opnemen als voorlopige raming van het door de minister vast te stellen
percentage, bedoeld in het tweede lid.
4. Bij de start van het Regionaal Historisch Centrum Limburg en voor de uitvoering
van deze regeling kunnen door de verschillende partners vermogensbestanddelen worden
ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.
5. De minister en de raad van de gemeente kunnen gezamenlijk de te verstrekken bijdragen
wijzigen in relatie tot de taken van het Regionaal Historisch Centrum Limburg.
6. De huurovereenkomst binnen de staat (Rijksarchiefdienst-Rijksgebouwendienst) zal
met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling worden omgezet in een
huurovereenkomst tussen de Rijksgebouwendienst en het Regionaal Historisch Centrum
Limburg. Voor zo ver mogelijk worden de voorwaarden uit de aanvankelijke huurovereenkomst
gerespecteerd en overgenomen in de vervangende huurovereenkomst.
7. De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Indien de minister of de gemeente een bijzondere taak opdragen als bedoeld in artikel
2, derde lid, onderdeel d, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting,
wordt daarvoor door de opdrachtgever in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren
overeengekomen vergoeding betaald.
Artikel 17
1. Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en
een meerjarenbegroting op.
2. Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode
van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting
aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt ze vast. Dertien maanden voorafgaand
aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben,
worden deze toegezonden aan de minister en de raad van de gemeente.
4. De minister en de gemeente maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het
derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Regionaal Historisch Centrum
Limburg over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.
Artikel 18
1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 mei een ontwerpbegroting en een toelichting
op voor het volgende kalenderjaar, een en ander met inachtneming van het archiefbeleid,
bedoeld in artikel 2, vierde lid, de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2,
vijfde lid en met inachtneming van de afspraken, bedoeld in artikel 17, vierde lid.
2. In de toelichting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven.
Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Regionaal Historisch Centrum
Limburg met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden
uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.
3. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de afzonderlijke activiteiten
van dat jaar. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.
4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting met toelichting onverwijld toe
aan het algemeen bestuur, de raad van de gemeente en de minister.
5. De ontwerpbegroting met toelichting wordt door de zorg van de gemeente en de minister
voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van kosten, algemeen verkrijgbaar
gesteld.
6. De raad van de gemeente en de minister kunnen het dagelijks bestuur voor 1 juni
van hun gevoelen omtrent de ontwerpbegroting en toelichting doen blijken.
7. Het algemeen bestuur stelt de begroting met toelichting vast uiterlijk 1 juli van
het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen.
8. Terstond na de vaststelling wordt aan de raad van de gemeente en de minister de
begroting ter goedkeuring toegezonden.
Artikel 19
Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is artikel 18 zo veel mogelijk van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 20
1. De gemeente en de minister voldoen de verschuldigde bijdrage bij wijze van voorschot
in twaalf maandelijkse termijnen.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen de gemeente en de minister de bijdragen
bij wijze van voorschot voldoen in door hen nader te bepalen termijnen.
Artikel 21
1. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister en de raad van de gemeente
voor 1 april een financieel verslag uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent
de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in
artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door
of namens de accountant van de gemeente of de accountant van de minister in te stellen
onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.
3. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks voor 1 april een inhoudelijk verslag uit
aan de minister en de raad van de gemeente van de werkzaamheden, het gevoerde beleid
in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en
werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.
4. Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen
verkrijgbaar.
Artikel 22
1. Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve.
De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de raad
van de gemeente en de minister. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor
de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de
gemeente en de minister.
2. De reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan tien procent van de gezamenlijke
bijdragen van de minister en de gemeente van dat jaar tenzij de minister en de raad
van de gemeente gezamenlijk een ander percentage vaststellen.
Artikel 23
Na ontvangst van het financieel verslag en het jaarverslag stellen de minister en
de raad van de gemeente de definitieve bijdragen vast. Zij delen dit mede aan het
Regionaal Historisch Centrum Limburg.
Artikel 24
1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de
financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Regionaal
Historisch Centrum Limburg. Deze regels behoeven de goedkeuring van de minister en
de gemeente.
2. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Regionaal Historisch Centrum
Limburg met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.
3. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële
administratie en het kasbeheer. Deze regels behoeven de goedkeuring van de minister
en de gemeente.
Artikel 25
De minister en de gemeente kunnen gezamenlijk nadere regels stellen over het financieel
en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag,
jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.
Hoofdstuk XII. Informatieplicht/Toezicht
Artikel 27
1. Het Regionaal Historisch Centrum Limburg verstrekt desgevraagd aan de minister
en de gemeente de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De minister
en de gemeente kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover
dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
2. Het Regionaal Historisch Centrum Limburg stelt de minister en de gemeente te allen
tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats
in de provincie Limburg en de gemeentelijke archiefbewaarplaats van de gemeente.
Artikel 28
1. De bestuursorganen van de gemeente en de minister doen het dagelijks bestuur mededeling
van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging
van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Regionaal Historisch Centrum Limburg
van belang zijn.
2. De bestuursorganen van de gemeente en de minister kunnen, bij de in het eerste
lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd
kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de gemeente of minister
kenbaar maken.
Hoofdstuk XIII. De directeur en het overige personeel
Artikel 29
1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur
van het Regionaal Historisch Centrum Limburg.
2. Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.
3. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat er periodiek een functionerings- en
beoordelingsgesprek met de directeur plaatsvindt overeenkomstig de rechtspositieregeling
bedoeld in artikel 33.
Artikel 30
1. De directeur is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, taken en bevoegdheden
van het Regionaal Historisch Centrum Limburg die voortvloeien uit de behartiging van
de belangen, bedoeld in artikel 2, derde lid, voor zover die uitvoering niet is opgedragen
aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter.
2. Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.
3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.
Artikel 31
1. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter
bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen
en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.
2. Met inachtneming van artikel 14, derde lid, worden alle stukken, die van het algemeen
of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.
Artikel 32
Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks
bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.
Artikel 33
De rechtspositieregeling van de gemeente, zoals deze thans luidt en in de toekomst
na wijziging zal luiden, is op het personeel van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk XIV. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 34
Toetreding tot de regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend gezamenlijk besluit
van de raad van de gemeente, de minister en de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen.
Artikel 35
1. Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkend
besluit van de raad van de gemeente of de minister.
2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding gaat in
op de eerste dag van het jaar volgend op dat waarin door de zorg van het dagelijks
bestuur de bekendmaking van de uittreding in de Nederlandse Staatscourant is geschied.
3. De kosten van uittreding komen voor rekening van de uittredende partij.
Artikel 36
Deze regeling kan worden gewijzigd bij besluit van de raad van de gemeente en de minister
gezamenlijk.
Artikel 37
Deze regeling kan worden opgeheven bij besluit van de raad van de gemeente en de minister
gezamenlijk. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting
van de raad van de gemeente en de minister om alle rechten en plichten van het openbaar
lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Hoofdstuk XV. Slotbepalingen
Artikel 39
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling Regionaal Historisch Centrum Limburg.
Deze regeling zal met de toelichting door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.C. van der Laan
De raad van de gemeente Maastricht,
De voorzitter
De griffier
Burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,
De burgemeester
De secretaris