Vaststellingsbesluit aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s

[Regeling vervallen per 23-07-2008.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2007 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m 22-07-2008

Vaststelling van aanwijzingen inzake het aangaan van overeenkomsten door ministeries en andere instellingen met het oog op de uitzending van coproducties of andere omroepprogramma’s

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Vastgesteld worden de als bijlage bij dit besluit gevoegde aanwijzingen en de daarbij behorende bijlagen inzake het aangaan van overeenkomsten door ministeries en andere bestuursorganen behorend tot de centrale overheid met het oog op de aanschaf, vervaardiging en uitzending van coproducties of andere omroepprogramma’s.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 juni 2004

De

Minister-President

,

Minister

van Algemene Zaken

J.P. Balkenende

Bijlage

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanwijzing 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. coproductie: een programma-onderdeel dat is vervaardigd of aangekocht en waaraan meerdere partijen, waaronder in ieder geval een omroepinstelling enerzijds en een ministerie dan wel een ander bestuursorgaan behorend tot de centrale overheid anderzijds op basis van een door alle partijen goedgekeurd scenario en/of uitgewerkt synopsis een inhoudelijke en financiële bijdrage hebben geleverd;

  • b. programma-onderdeel: een audio of audiovisueel programma-onderdeel als bedoeld in artikel 1, onder g, Mediawet dan wel een serie van dergelijke programma-onderdelen, dat inhoudelijk de behandeling van één of meer beleidsonderwerpen van de overheid tot onderwerp heeft;

  • c. publieke middelen: gelden afkomstig van bestuursorganen, zijnde organen van rechtspersonen, die krachtens nationaal of internationaal publiekrecht zijn ingesteld met uitzondering van de middelen die overeenkomstig hoofdstuk VIII van de Mediawet beschikbaar worden gesteld;

  • d. communicatieplan: een document waarin ten minste beschreven worden de uitgangspunten, doelgroepen, doelstellingen, boodschappen, informatiebasis, strategie, organisatie en middelen van een voorlichtingscampagne;

  • e. overheidsvoorlichtingprogramma: een programma-onderdeel, dat met het oog op voorlichting aan het publiek in opdracht van een ministerie of een bestuursorgaan behorend tot de centrale overheid is vervaardigd.

Hoofdstuk 2. Materiële en formele eisen

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanwijzing 2

Een overeenkomst inzake een coproductie wordt niet aangegaan, indien:

  • a. het programma-onderdeel geheel of gedeeltelijk bestaat uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie;

  • b. in het programma-onderdeel bewindspersonen optreden;

  • c. het programma-onderdeel een overwegend amusementskarakter draagt, tenzij in het communicatieplan aannemelijk wordt gemaakt dat de doelgroep, die partijen met het programma-onderdeel op het oog hebben, niet op een andere wijze kan worden bereikt of

  • d. het programma-onderdeel voor meer dan 50% van de totale productiekosten wordt bekostigd uit publieke middelen.

Aanwijzing 3

1. Bij een programma-onderdeel worden coproducenten vermeld met in achtneming van het bepaalde in artikel 52b vierde lid Mediawet. Aan het begin en einde van een programma-onderdeel dient de in bijlage 2 van deze aanwijzingen genoemde formulering die in dat geval van toepassing is, gebruikt te worden.

2 In de aftiteling van het programma-onderdeel wordt duidelijk en waarneembaar aangegeven met welk oogmerk het bestuursorgaan de coproductie wenselijk heeft geacht.

Hoofdstuk 3. Toepassingsgebruik

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanwijzing 4

1. Ministers en staatssecretarissen verrichten privaatrechtelijke rechtshandelingen inzake coproducties in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling.

2. Zij dragen er binnen hun bevoegdheden zorg voor, dat andere bestuursorganen behorend tot de centrale overheid, de bepalingen van deze regeling eveneens in acht nemen.

Aanwijzing 5

1. Ministers en staatssecretarissen gaan niet eerder over tot het verrichten van de in aanwijzing 4 bedoelde rechtshandelingen dan nadat zij de directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst tijdig hebben ingelicht.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere bestuursorganen van de centrale overheid met dien verstande dat zij de directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst tijdig inlichten, rechtstreeks of door tussenkomst van de minister of staatssecretaris die het aangaat.

Aanwijzing 6

De directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst wordt ingelicht door middel van het aanmeldingsformulier dat als bijlage 1 van dit besluit is opgenomen.

Hoofdstuk 4. Gedragsregels voor andere vormen van samenwerking dan coproducties

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanwijzing 7

Met het oog op uitzending van een omroepprogramma, niet zijnde een coproductie, verstrekken bestuursorganen geen bijdrage of subsidie aan een omroepinstelling of een particuliere onderneming, tenzij de bijdrage of subsidie bedoeld is voor de vervaardiging van een programma van culturele aard en bestaat uit of betrekking heeft op kunst, één en ander als bedoeld in artikel 50, tweede lid, Mediawet.

Aanwijzing 8

Een bestuursorgaan kan een omroepinstelling toestemming verlenen tot het één of meerdere malen uitzenden van een overheidsvoorlichtingprogramma, indien de vergoeding, die de licentienemer voor de uitzending(en) van het programma betaalt, minimaal 50% van de totale productiekosten van het programma bedraagt.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanwijzing 9

In mei van ieder kalenderjaar zal door de minister of staatssecretaris die het aangaat en de andere bestuursorganen van de centrale overheid aan de directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst over het voorafgaande kalenderjaar een overzicht van de in deze aanwijzingen bedoelde coproducties en in licentie aan de omroepinstelling gegeven overheid voorlichtingsprogramma’s worden verstrekt.

Aanwijzing 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s.

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aanmeldingsformulier coproducties

Ministerie/ bestuursorgaan

   

Datum aanmelding

   

Contactpersoon

   

Telefoonnummer en E-mailadres contactpersoon

   

Werktitel coproductie

   

Definitieve titel coproductie

   

Betrokken omroepinstelling

   

Betrokken derden bij de coproductie

   

Productiemaatschappij/producent

   

Geplande uitzenddatum en uitzendstation

   

Korte inhoud

   
     

Wat is de reden voor het ministerie/bestuursorgaan om in de coproductie te investeren?

(gebaseerd op welk aanvaard beleid)

   

Wordt de bijdrage van het ministerie/bestuursorgaan in aan- en aftiteling genoemd?

   

Geef de te gebruiken aan- en aftiteling weer.

   

Geef de te gebruiken aftiteling weer waarin wordt aangegeven met welke inhoudelijke bedoeling de bijdrage is geleverd (motivatie).

   

Is de coproductie een aanvulling op andere voorlichtingsactiviteiten?

   

Is een communicatieplan beschikbaar?

(zo ja, bijvoegen bij deze aanmelding)

   

Totale productiekosten

 
     

Hoe zijn de kosten verdeeld?

Ministerie(s)/

bestuursorgaan:

 

Omroep:

 

Evt. derden:

(uitsplitsen)

Heeft het ministerie/bestuursorgaan een

redactionele inbreng?

   
     

Wat is de programmavorm?

(serie, deel van serie, apart programma, etc.)

   

Wat voor soort programma is het?

(educatief, entertainment, etc.)

   
     

Ruimte voor opmerkingen

   

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Aankondiging en aftiteling

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Televisie

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Bij het aankondigen en aftitelen van coproducties op televisie dient één van de volgende formuleringen te worden gebruikt:1

– Dit programma is een coproductie van …………. (omroep) en het ministerie van …………. (of de namen van meerdere ministeries dan wel een bestuursorgaan in de zin van de aanwijzingen); of

– Dit programma kwam tot stand met een financiële bijdrage van het ministerie van …………. (of de namen van meerdere ministeries dan wel een bestuursorgaan in de zin van de aanwijzingen).

In het geval alleen sprake is van het ter beschikking stellen van bepaalde faciliteiten, zoals (film/geluids)fragmenten, onderzoeksresultaten, materiële voorzieningen dient de volgende formulering te worden gebruikt:

– Dit programma kwam tot stand met medewerking van ………….. (etc.: zie hiervoor)

Aankondiging en aftiteling dienen voor de kijker duidelijk leesbaar te zijn. De hierboven vermelde standaardformulering dient daarom een zelfstandig uitzendmoment te vormen. De tekst dient minstens één van beide keren (voor of na de uitzending) stilstaand gedurende circa drie seconden te worden geprojecteerd. Bij zogenaamd afrollende projectie dient de snelheid zodanig te worden aangepast, dat de standaardformulering ook circa 3 seconden volledig leesbaar is.

Radio

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

Bij het aankondigen en aftitelen van coproducties op radio, waaraan door de rijksoverheid of daaronder ressorterende bestuursorganen financieel of anderszins is meegewerkt, dient de volgende formulering te worden gebruikt:

– Dit programma kwam tot stand met een financiële bijdrage van het ministerie van ………….. (of: de naam van meerdere ministeries dan wel een bestuursorgaan in de zin van de aanwijzingen).

In het geval alleen sprake is van het ter beschikking stellen van bepaalde faciliteiten, zoals geluidsfragmenten, onderzoeksresultaten, materiële voorzieningen dient de volgende formulering te worden gebruikt:

– Dit programma kwam tot stand met medewerking van het ministerie van ………… (etc. zie hiervoor).

  1. De formulering in de aftiteling kan worden gecombineerd met de redengeving (aanwijzing 3.2). Uiteraard kan de redengeving ook apart in de aftiteling worden gepresenteerd. ^ [1]