Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit 2005

[Regeling materieel uitgewerkt per 02-10-2005.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 18-09-2004 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 1 juli 2004, houdende de vaststelling van een algemene heffing op de handel in groenten en fruit voor het jaar 2005 (Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit 2005)

HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW,

gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 12 tot en met 14 van het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw;

gehoord de Sectorcommissie voor groenten en fruit, d.d. 24 juni 2004;

BESLUIT:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a.

    de voorzitter

    :

    de voorzitter van het Productschap Tuinbouw;

    b.

    het bestuur

    :

    het bestuur van het Productschap Tuinbouw;

    c.

    de handel

    :

    het aankopen en verkopen van producten aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften;

    d.

    het bewerken

    :

    alle handelingen waarbij van groenten en fruit gebruiksklare artikelen worden gemaakt, zoals schonen, schillen, schrappen, snijden, mengen, wassen en centrifugeren;

    e.

    de ondernemer

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarin de handel wordt uitgeoefend in de verse of bewerkte producten:

         

    1. fruit, met uitzondering van slaggrondnoten en kopra;

         

    2. groenten, met uitzondering van zaden van groenten;

    f.

    de aankoopwaarde handel

    :

    het bedrag van de door de ondernemer gedurende een kalenderjaar aangekochte producten;

    g.

    de heffingsplichtige

    :

    de ondernemer die ingevolge deze verordening heffing verschuldigd is;

    h.

    een afzetorganisatie

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die in opdracht van of ten behoeve van telers de door hen geteelde producten verkoopt;

    i.

    uien

    :

    alle uien met uitzondering van zilveruien.

  • 3 Met de ondernemer als bedoeld in het tweede lid, onder e, wordt gelijk gesteld de natuurlijke of rechtspersoon die groenten en fruit van telers of van buitenlandse handelaren aankoopt en deze zonder tussenkomst van andere handelaren verkoopt aan consumenten. Voor de aankoopwaarde handel wordt in dat geval uitsluitend in aanmerking genomen hetgeen van telers of buitenlandse handelaren op deze wijze is aangekocht.

  • 4 Met de ondernemer bedoeld in het tweede lid, onder e, wordt ook gelijkgesteld de telersvereniging of afzetorganisatie die producten van telers aankoopt en deze vervolgens verkoopt aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De ondernemer is jaarlijks aan het Productschap Tuinbouw een heffing verschuldigd ten behoeve van de algemene kosten van het Productschap Tuinbouw.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd door de voorzitter, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 3

  • 1 De heffing die de ondernemer is verschuldigd, wordt opgelegd naar de grondslag aankoopwaarde handel over het kalenderjaar 2005 .

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wordt de heffing voor de handel in uien opgelegd over het aantal aangekochte netto kilogrammen.

  • 3 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een percentage van de aankoopwaarde en bedraagt ten hoogste: 0,06%.

  • 4 De heffing als bedoeld in het tweede lid, wordt uitgedrukt in centen per aantal gekochte kilogrammen en bedraagt ten hoogste: € 4,53 per 100 ton.

  • 5 De hoogte van de heffing als bedoeld in het derde en vierde lid, wordt door middel van een besluit van bestuur vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de verschillende hoogten van de aankoopwaarde, onderscheidenlijk het aantal aangekochte kilogrammen, verschillende percentages respectievelijk bedragen.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 4

Indien de heffingsplichtige de gegevens die hem krachtens of ten behoeve van de onderhavige verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan door de voorzitter te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing met € 40 ,= wordt verhoogd in verband met administratiekosten.

Artikel 5

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door de voorzitter door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 Iedere heffingsnota is gedagtekend en bevat ten minste:

    • a naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en

    • c het totaal van de heffing.

  • 3 in afwijking van het eerste lid, kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

  • 4 De heffingsplichtige kan bij wijze van voorschot de heffing in geval van transacties via een afzetorganisatie in gedeelten voldoen. In dat geval houdt de afzetorganisaties per transactie in het door het bestuur vastgestelde percentage of vastgesteld tarief als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 5 Voorschotten als bedoeld in het vierde lid, worden verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 6

De voorzitter kan, indien hem uit te zijner beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 4, niet in overeenstemming blijkt met de werkelijkheid, een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens herzien en opnieuw opleggen.

Artikel 7

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar:

    • a zodra het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt, of

    • c zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt

Artikel 8

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 7 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van € 22,50 in rekening worden gebracht alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 9

De invorderingskosten voortvloeiend uit het niet betalen binnen de termijn als bedoeld in artikel 7 en 8, zijn voor rekening en risico van de ondernemer.

Artikel 10

De voorzitter is belast met de oplegging en inning van de heffing en de daarmee samenhangende kosten als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 10.

Artikel 11

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld.

  • 2 Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap.

Artikel 12

  • 1 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is belast met de uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en is in verband daarmee bevoegd omtrent de bij of krachtens deze verordening geregelde onderwerpen nadere uitvoeringsvoorschriften te geven.

  • 2 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is bevoegd van het bij of krachtens deze verordening bepaalde gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen en aan zodanige ontheffing voorschriften te verbinden, bij welker niet, niet tijdig of niet behoorlijke nakoming de desbetreffende ontheffing geacht wordt niet te zijn verleend

Zoetermeer, 1 juli 2004

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 9 september 2004.