Stb. 2005, 383, datum inwerkingtreding 29-07-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.
1 Een ouder heeft voor een tegemoetkomingsjaar aanspraak op een tegemoetkoming van het
Rijk, indien de ouder in dat jaar:
-
a. tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de
Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten,
-
b. zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin
van artikel 3.78 van de Wet inkomstenbelasting 2001,
-
c. algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand,
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen
of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling
als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, artikel
34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang
met zich brengt,
-
d. een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars,
-
e. de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en
met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Wet werk
en bijstand algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen,
-
f. als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij de Centrale organisatie
werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen, en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling
als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand,
-
g. nieuwkomer is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet inburgering
nieuwkomers, en een inburgeringsprogramma als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van
die wet volgt,
-
h. recht heeft op of een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk IIA of IIB van de
Werkloosheidswet, en blijkens de bijlage of het plan, bedoeld in artikel 29, derde
lid, van die wet, deelneemt aan een traject gericht op het vergroten van de mogelijkheden
tot inschakeling in het arbeidsproces,
-
i. arbeidsgehandicapte als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten
is, ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden,
gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in
artikel 10, derde lid, van die wet laat verrichten of aan wie, blijkens het plan,
bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet, een voorziening als bedoeld in artikel
22, eerste tot en met vierde lid, van die wet is toegekend, of die werkzaamheden op
een proefplaats verricht als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a, van die wet,
-
j. is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van
de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de
artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000.
-
k.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
l.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
m. door toepassing van artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet deelneemt
aan een traject gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in
het arbeidsproces.
2 Een ouder die niet in Nederland woont, heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming
als hij in een lidstaat woont en, daartoe gerechtigd, in Nederland arbeid verricht
dan wel als hij een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c,
d, e, h of i.
3 Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak, indien ook de partner een persoon
is als bedoeld in het eerste lid. Een ouder met een partner die niet in Nederland
woont, heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming, indien de partner in een lidstaat
woont en, daartoe gerechtigd, in Nederland arbeid verricht dan wel als hij een uitkering
ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, d, e, h of i.
4 In het geval de partner een bloed- of aanverwant is van de ouder in de rechte lijn
of in de tweede graad van de zijlijn, dan heeft de ouder aanspraak als ware hij zonder
partner.
5 Voor de toepassing van deze wet wordt met inkomen uit werk en woning als bedoeld in
het eerste lid, onder a, gelijkgesteld, een daarmee overeenkomend inkomen dat in het
buitenland is belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen
van internationaal recht.
6
[Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]