Stb. 2011, 479, datum inwerkingtreding 29-10-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
-
beroepskracht:
-
1°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast
met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;
-
2°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast
met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang;
-
beroepskracht in opleiding: degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,
en ten behoeve van beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging, de opvoeding
en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen bij een kindercentrum of voorziening
voor gastouderopvang;
-
beroepskracht voorschoolse educatie: degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met voorschoolse educatie en
die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50b, onderdeel a;
-
gastouder: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering
van natuurlijke personen van wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige
ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en met uitzondering van de persoon die op hetzelfde
woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens;
-
gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst
van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt;
-
gastouderopvang: kinderopvang:
-
a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
-
b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond
van artikel 1.5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming
of diens partner;
-
c. waarbij de opvang plaatsvindt:
-
1°. op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan
een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd,
-
2°. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang
biedt, dan wel
-
3°. op twee of meer van deze woonadressen; en
-
d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen
de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner,
die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op
hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant
of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd
van tien jaar nog niet heeft bereikt;
-
GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke
gezondheid;
-
houder: de rechtspersoon of natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die een kindercentrum,
een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau exploiteert;
-
kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang;
-
kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling
van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die
kinderen begint;
-
kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j, van
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;
-
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de
kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake
is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing
blijft;
-
oudercommissie: de commissie, bedoeld in artikel 1.58;
-
overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiering sociale
verzekeringen;
-
overheidswerknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet financiering sociale
verzekeringen;
-
register kinderopvang: het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a;
-
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
-
uitvoeringskosten: de kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder of
de gastouder, niet zijnde de kosten van gastouderopvang;
-
voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college van burgemeester en wethouders gesubsidieerd
programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes
instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden
toegelaten;
-
voorziening voor gastouderopvang: gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres;
-
vrijwilliger: degene die structureel al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige,
niet incidentele, basis werkzaam is in de kinderopvang en is belast met de verzorging,
de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;
-
werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet financiering sociale
verzekeringen;
-
werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale
verzekeringen.