Heffing van omzetbelasting met betrekking tot de verkoop van aandelen (Hoge Raad 9 juli 2004, nr. 38.026)

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2013 en zichtdatum 26-11-2024.
Geldend van 03-08-2004 t/m heden

Heffing van omzetbelasting met betrekking tot de verkoop van aandelen (Hoge Raad 9 juli 2004, nr. 38.026)

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In het arrest van 9 juli 2004, nr. 38.026, doet de Hoge Raad uitspraak over de aftrekbaarheid van omzetbelasting bij een houdstervennootschap die, in het kader van de verkoop van een aandelenpakket, ter zake van verkoopbegeleidende diensten omzetbelasting in rekening is gebracht

Uit dit arrest en het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2003, nr. 38.253 (BNB 2003/197*) zijn voor de heffing van omzetbelasting met betrekking tot het verwerven, het houden en de verkoop van een aandelenpakket door een houdstermaatschappij, in ieder geval de volgende situaties te onderkennen.

  • 1. Het verwerven, het houden en de verkoop van een aandelenpakket door een houdstermaatschappij zijn geen economische activiteiten.

  • 2. Het verwerven, het houden en de verkoop van een aandelenpakket door een houdstermaatschappij zijn economische activiteiten omdat deze handelingen worden verricht in het kader van een directe of indirecte inmenging in het beheer van de vennootschap waarin wordt deelgenomen en deze inmenging gepaard gaat met handelingen die aan de BTW zijn onderworpen.

    N.b. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is naar mijn mening in deze voor de directe of indirecte inmenging in het beheer van de vennootschap waarin wordt deelgenomen een meerderheidsparticipatie vereist.

  • 3. Het verwerven, het houden en de verkoop van een aandelenpakket door een houdstermaatschappij zijn economische activiteiten omdat deze handelingen worden verricht als handelaar.

    Voor de heffing van omzetbelasting brengt dit het volgende mede.

    Ad. 1. Er kunnen zich hierbij twee situaties voordoen: (a) het verwerven, het houden en de verkoop van het aandelenpakket geschieden buiten het kader van een onderneming en (b) het verwerven, het houden en de verkoop van het aandelenpakket geschieden binnen het kader van een onderneming.

    • a. Indien het verwerven, het houden en de verkoop van een aandelenpakket buiten het kader van een onderneming plaatsvinden, hiervan zal naar mijn oordeel doorgaans sprake zijn, vallen zij buiten het toepassingsgebied van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). De aan deze handelingen toe te rekenen voorbelasting is niet aftrekbaar.

    • b. Indien het verwerven, het houden en de verkoop van het aandelenpakket binnen het kader een onderneming plaatsvinden, het gaat dan in het bijzonder om een aandelenpakket van een vennootschap die met de houdstermaatschappij een fiscale eenheid vormt, maken de kosten die betrekking hebben op deze handelingen deel uit van de algemene kosten. De terzake in rekening gebrachte omzetbelasting komt op de voet van artikel 15 van de Wet voor aftrek in aanmerking. De verkoopopbrengst van de aandelen maakt geen deel uit van de in artikel 11, lid 1, letter c, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de Beschikking) bedoelde vergoedingen.

    Ad. 2. Het verwerven, het houden en de verkoop van het aandelenpakket geschieden binnen het kader van een onderneming. De kosten die betrekking hebben op deze handelingen maken deel uit van de algemene kosten. De terzake in rekening gebrachte omzetbelasting komt op de voet van artikel 15 van de Wet voor aftrek in aanmerking. De verkoopopbrengst van het aandelenpakket maakt geen uit van de in artikel 11, lid 1, letter c, van de Beschikking bedoelde vergoedingen.

    Ad. 3. Het verwerven, het houden en de verkoop van het aandelenpakket geschieden binnen het kader van een onderneming. De verkoop van de aandelen is vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting op grond van artikel 11, lid1, letter i, 2°, van de Wet. De aan genoemde handelingen toe te rekenen voorbelasting is niet aftrekbaar, tenzij aftrek op grond van artikel 15, lid 2, van de Wet wordt toegestaan.

    N.b. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen treden naar mijn mening de onder ad. 3 vermelde gevolgen voor de heffing van omzetbelasting ook op, indien het verwerven, het houden en de verkoop van aandelen het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit van een onderneming vormen.

Met dit besluit dient rekening te worden gehouden vanaf 14 maart 2003.

In verband met het vorenstaande heeft mijn besluit van 11 augustus 2003, nr. CPP2003/1951M, zijn belang verloren. Dat besluit wordt hierbij ingetrokken.

Tot slot merk ik op, dat de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot het verwerven, het houden en de verkoop van aandelen ertoe dwingt de regeling zoals vervat in het besluit van 18 februari 1991, nr. VB91/347, opnieuw te bezien.