Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit

[Regeling vervallen per 21-04-2007.]
Geraadpleegd op 28-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 27-05-2007 en zichtdatum 27-05-2007.
Geldend van 01-10-2004 t/m 20-04-2007

Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit

Uitvoeringsdeel

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

Beleidsregel 1

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

  • 1. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet worden voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de 'Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet' die als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd.

  • 2. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. feiten waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat het betreffende wettelijke voorschrift niet is nageleefd of de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;

    • b. direct beboetbare feiten die worden genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 3. Van deze beleidsregel zijn uitgezonderd alle beboetbare feiten die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.

Beleidsregel 2

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

  • 1. De in bijlage 1 genoemde boetenormbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen boetes voor een werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft (middelgroot bedrijf).

  • 2. Voor de werkgever die een van het eerste lid afwijkend aantal werknemers in dienst heeft, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen boetes:

    • a. van 0,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft (kleinbedrijf);

    • b. van 0,75 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 10 of meer, maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft (middenbedrijf);

    • c. van 1,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 100 of meer werknemers in dienst heeft (grootbedrijf).

  • 3. Een al dan niet op het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever gecorrigeerd normbedrag, is het uitgangsbedrag voor de eventuele verdere berekening van de boete.

Beleidsregel 3

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

Voor beboetbare feiten die zijn begaan door een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn als bedoeld in artikel 2:7 van de Arbeidstijdenwet wordt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen boete de in beleidsregel 2, tweede lid, onderdeel a, gegeven correctiefactor gehanteerd.

Beleidsregel 4

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

Voor een verantwoordelijk persoon, niet zijnde een werkgever, als bedoeld in de artikelen 3:2, eerste en vierde lid, 3:3, derde lid, en 3:5 eerste lid, wordt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen boete gehanteerd: 0,25 maal het boetenormbedrag.

Beleidsregel 5

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers terzake waarvan een of meer beboetbare feiten is vastgesteld, bedraagt, afhankelijk van het aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is:

  • a. 3 (kleinbedrijf),

  • b. 6 (middenbedrijf),

  • c. 9 (middelgroot bedrijf),

  • d. 12 (grootbedrijf).

Beleidsregel 6

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

  • 1. De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen.

  • 2. De boete die per boetebeschikking aan een werkgever of een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, bedoeld in beleidsregel 3, of de verantwoordelijke persoon, bedoeld in beleidsregel 4, kan worden opgelegd, bedraagt:

    • a. minimaal € 25,-;

    • b. voor de werkgever als natuurlijk persoon maximaal € 11.250,-;

    • c. voor de werkgever als rechtspersoon maximaal € 45.000,-;

    • d. voor de persoon die noch werkgever noch werknemer is, bedoeld in beleidsregel 3, maximaal € 11.250,-;

    • e. voor de verantwoordelijke persoon, bedoeld in beleidsregel 4, maximaal € 2250,-.

Bijlage 1. Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

Onderwerp

Boetenormbedrag

Kinderarbeid

* het verbod van kinderarbeid

€ 900,-

* het niet naleven van voorschriften in geval van toegestane kinderarbeid

- rusttijd

€ 100,-

- zondagsarbeid

€ 100,-

- arbeidstijd

€ 100,-

- nachtarbeid

€ 100,-

- pauze

€ 100,-

* bijzondere onderwerpen

- voorlichting

€ 100,-

- zorgverplichting arbeidsomstandigheden

€ 100,-

Algemene verplichtingen

* beleidsvoering, inventarisatie en evaluatie

€ 900,-

* arbeids- en rusttijdenregistratie

€ 2.250,-

* bewaren registratie

€ 900,-

* werkneemsters

- verbod van het werken rondom de bevalling

€ 2.250,-

Jeugdige werknemers

- rusttijd

€ 100,-

- zondagsarbeid

€ 100,-

- arbeidstijd

€ 100,-

- nachtarbeid

€ 100,-

- pauze

€ 100,-

- bijzondere diensten

€ 100,-

Werknemers van 18 jaar of ouder met uitzondering van werknemers waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is

- rusttijd

€ 100,-

- zondagsarbeid

€ 100,-

- arbeidstijd

€ 100,-

- nachtarbeid

€ 100,-

- pauze

€ 100,-

- bijzondere diensten

€ 100,-

Werknemers van 18 jaar of ouder waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is

- rusttijd

€ 500,-

- arbeidstijd

€ 500,-

- nachtarbeid

€ 500,-

- pauze

€ 500,-

- bijzondere diensten

€ 500,-

- aantal aaneengesloten dagen arbeid

€ 500,-

Bijlage 2. Lijst direct beboetbare feiten

[Regeling vervallen per 21-04-2007]

• Het in het geheel niet hebben van een arbeids- en rusttijdenregistratie in combinatie met het niet naleven van andere voorschriften van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen.

• Het niet naleven van het verbod van kinderarbeid:

  • - indien ('gewone') arbeid wordt verricht door kinderen jonger dan 13 jaar;

  • - indien 'artistieke' arbeid door kinderen wordt verricht waarvoor geen ontheffing kan worden verleend.

• Indien sprake is van het verrichten van toegestane arbeid door kinderen van 13 tot en met 15:

  • - in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of

  • - tussen 21.00 uur en 06.00 uur, of

  • - met een onafgebroken rusttijd van minder dan 12 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of

  • - meer dan 10 uur per dienst, of

  • - meer dan 45 uur per week.

• Indien sprake is van het verrichten van arbeid door jeugdige werknemers:

  • - in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of

  • - tussen 00.00 uur en 06.00 uur, of

  • - met een onafgebroken rusttijd van minder dan 10 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of

  • - meer dan 12 uur per dienst, of

  • - meer dan 60 uur per week.

• Indien sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder

  • - in een tijdruimte van 10 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur,

  • - met een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of

  • - meer dan 14 uur per dienst, of

  • - gedurende meer dan 72 uur in elke periode van 7 maal 24 uren, of

  • - meer dan 48 uur gemiddeld berekend over een periode van 13 weken.

• Indien de in de Nadere Regeling Kinderarbeid gegeven voorschriften niet worden nageleefd in combinatie met het niet naleven van voorschriften die zijn neergelegd in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de daarop berustende bepalingen.

• Het niet naleven van de voorschriften die zijn geregeld in § 5.14 Arbeidstijdenbesluit en als zodanig in het interventiebeleid van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn gekwalificeerd.