Toelichting
[Regeling vervallen per 01-12-2009 met terugwerkende kracht tot en met 23-11-2009]
Op basis van de aanschrijving, gepubliceerd in infobulletin 1987/533 en de mededeling
van 6 december 1993, nr. VB93/3513, infobulletin 1994/8, kunnen advocaten, incassobureaus
en gerechtsdeurwaarders verschotten, die bestaan uit aan andere gerechtsdeurwaarders
uitbestede werkzaamheden, voor de heffing van omzetbelasting behandelen alsof deze
een onderdeel vormen van de belaste dienstverlening en de omzetbelasting op de verschotten
derhalve zelf in aftrek brengen. Aan deze goedkeuring moet een einde worden gemaakt,
omdat deze niet past binnen het Europese BTW-stelsel, waar Nederland op grond van
het EG-verdrag aan gebonden is. Bij arrest van 8 november 2001 in de zaak C-338/98
heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op grond van een uitleg
van artikel 17 van de Zesde BTW-richtlijn bepaald dat alleen de BTW aftrekbaar is
die in rekening wordt gebracht ter zake van leveringen en diensten die worden verricht
aan de ondernemer die aanspraak op aftrek doet gelden. Er moet een rechtstreekse band
zijn tussen de leverancier c.q. dienstverrichter en de ondernemer die de belasting
wil aftrekken. De andere voorwaarde is neergelegd in artikel 18, eerste lid, onderdeel
a, van de Zesde BTW-richtlijn, en houdt in dat de aftrekkende ondernemer in het bezit
moet zijn van een originele factuur, die aan de wettelijke eisen voldoet. De aanschrijving
voldoet niet aan de voorwaarden van de richtlijn. Een en ander betekent dat de regeling
niet in stand kan blijven en dient te worden ingetrokken. Dit intrekkingsbesluit strekt
hiertoe, waarbij ik aan de intrekking een overgangsregeling tot 1 januari 2005 stel
om advocaten, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid te stellen
hun praktijk dienovereenkomstig aan te passen.
De beleidswijziging houdt in dat de normale regels van de Wet op de omzetbelasting
1968 van toepassing zullen worden op de verschotten, die bestaan uit aan andere gerechtsdeurwaarders
uitbestede werkzaamheden. Gedane verschotten zijn betalingen die een advocaat, incassobureau
of gerechtsdeurwaarder in directe relatie tot de uitoefening van zijn incassodienst
aan een derde doet. Verschotten die gemaakt worden waarover geen omzetbelasting wordt
betaald zijn griffierecht en leges bevolkingsregister. Kosten waarover wel omzetbelasting
wordt betaald zijn bijvoorbeeld leges van de Kamer van Koophandel, kosten van advocaten
en procureurs, slotenmakers en vertaalkosten.
Vanaf 1 januari 2005 zal dus aan de hand van de feitelijke situatie beoordeeld moeten
worden of een verschot aan te merken is als doorlopende post, of niet. Er is sprake
van een doorlopende post indien de advocaat, het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder
kosten in naam, en voor rekening en risico van zijn opdrachtgever maakt. De betaling
door de advocaat, incassobureau of gerechtsdeurwaarder aan een derde moet berusten
op een rechtstreekse rechtsverhouding tussen de derde en de opdrachtgever van de advocaat,
incassobureau of gerechtsdeurwaarder. In dit soort gevallen zal de derde (indien dat
een omzetbelastingplichtige ondernemer is) een factuur aan de opdrachtgever van de
advocaat, het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder moeten uitreiken (als dat een
ondernemer of een rechtspersoon, anders dan een ondernemer, is).
Indien de verschotten niet als doorlopende post zijn aan te merken, zal de advocaat,
het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder deze kosten op eigen naam, en voor zijn
eigen rekening maken. Naar ik heb begrepen is hiervan in de huidige gerechtsdeurwaarderspraktijk
doorgaans sprake, zodat de intrekking geen grote wijzigingen in de bestaande praktijk
teweeg zal brengen. In deze situaties is de omzetbelasting die terzake van de uitbestede
werkzaamheden in rekening is gebracht volgens de regels van artikel 15 van de Wet
op de omzetbelasting 1968 aftrekbaar voor de advocaat, het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder
mits deze beschikt over een originele factuur, die aan de wettelijke eisen voldoet.