Examenreglement voor luchtvarenden 2004

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-06-2014.
Geldend van 15-03-2014 t/m 07-05-2015

Regeling tot vaststelling van een nieuw examenreglement met betrekking tot bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart (Examenreglement voor luchtvarenden 2004)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14, vierde lid, en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 2 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • ATPL: bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (Airline Transport Pilot Licence);

    • CBR: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    • CPL: bewijs van bevoegdheid voor commercieel vlieger (Commercial Pilot Licence);

    • deel FCL: bijlage I bij verordening (EU) nr. 1178/2011 betreffende de eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten voor bestuurders van luchtvaartuigen en de voorwaarden voor de geldigheid en het gebruik ervan;

    • FSTD: vluchtnabootser (Flight Simulator Training Device);

    • IR: bevoegdverklaring instrumentvliegen (Instrument Rating);

    • JAR-FCL: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid opgesteld door de Joint Aviation Authorities (Joint Aviation Requirements Flight Crew Licensing);

    • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

    • PPL: bewijs van bevoegdheid voor privé vlieger (Private Pilot Licence);

    • praktijkexamen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring;

    • proeve van bekwaamheid: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de verlenging of de hernieuwde afgifte van een bevoegdverklaring;

    • protocolhouder: een geregistreerde dan wel gekwalificeerde opleidingsinstelling of een luchtvaartmaatschappij die met de minister een protocol betreffende het toedelen van examinatoren heeft afgesloten;

    • theorie-examen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de kenniseisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, en deel FCL ten behoeve van afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring.

  • 3 In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

    • a. A: de categorie vliegtuigen (Aeroplanes);

    • b. H: de categorie helikopters (Helicopters);

    • c. FB: de categorie vrije ballonnen (Free Balloons).

  • 3 Verwijzingen naar JAR-FCL in deze regeling hebben betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1, 2 of 4, zoals deze ter inzage liggen bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

§ 2. Theorie-examen

Artikel 2

Van het schriftelijk theorie-examen wordt informatie over de examenplanning en de examenlocaties bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 3

  • 1 De kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een schriftelijk theorie-examen bij het CBR op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 Het CBR verstrekt de kandidaat voor het schriftelijk theorie-examen een toelatingsbewijs, dat:

    • a. voor ATPL, CPL, behoudens CPL(FB), IR en PPL volgens deel FCL geldig is conform deel FCL van verordening (EU) nr. 1178/2011;

    • b. voor CPL(FB) en RPL geldig is voor alle vakken en meerdere pogingen;

    • c. voor PPL afgegeven overeenkomstig JAR-FCL 1 en 2 tot 8 april 2016 geldig is voor alle vakken en meerdere pogingen; en

    • d. het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs, te weten 18 maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin voor het eerst aan een examenzitting is deelgenomen, vermeldt.

Artikel 4

  • 1 De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het examen indien hij:

    • a. het verschuldigde examengeld heeft betaald;

    • b. voor aanvang van het examen op de examenlocatie een wettig en geldig legitimatiebewijs toont, en

    • c. in het bezit is van een geldig toelatingsbewijs als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 2 Aanvullende eisen voor toelating tot het schriftelijk theorie-examen worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 5

  • 1 Voor het afleggen van een theorie-examen is de kandidaat examengeld verschuldigd.

  • 2 Betalings-, annulerings-, en restitutievoorwaarden worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 6

Voor het theorie-examen voor PPL dat overeenkomstig JAR-FCL 1 of 2 wordt afgenomen, geldt een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen per vak.

Artikel 7

  • 1 Op het theorie-examen voor RPL en CPL(FB) zijn de vereisten van JAR-FCL 1.490 van toepassing, met dien verstande dat een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen per vak geldt.

  • 2 Op het theorie-examen voor CPL(FB) zijn de eisen, bedoeld in tabel 1 van bijlage 1, van toepassing.

Artikel 8

  • 1 De theorie-examens worden schriftelijk afgenomen.

  • 2 De taal waarin de theorie-examens worden afgenomen is:

    • a. voor ATPL, CPL, behoudens het CPL(FB), en IR: Engels;

    • b. voor CPL(FB), PPL en RPL: Nederlands.

  • 3 Ten behoeve van de schriftelijke theorie-examens stelt het CBR een huishoudelijk reglement vast waarin in ieder geval zijn omschreven het toezicht, de ordemaatregelen en consequenties van het plegen van onregelmatigheden.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt het theorie-examen voor CSR mondeling afgenomen tijdens het praktijkexamen.

  • 5 De minister stelt de inhoud van het CSR examen vast.

Artikel 9

De minister kan de uitslag van het schriftelijk theorie-examen ongeldig verklaren en een kandidaat tijdelijk uitsluiten van het schriftelijk theorie-examen indien de kandidaat tijdens het afleggen van het schriftelijk theorie-examen onregelmatigheden pleegt.

Artikel 10

  • 1 De beoordeling in hoeverre de kandidaat aan de kenniseisen voldoet, wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal per vak toe te kennen aantal punten.

  • 2 Het eindresultaat van de beoordeling per examen luidt:

    • a. indien alle vakken zijn behaald binnen het toegestane aantal pogingen en examenzittingen, bedoeld in artikel 7: geslaagd;

    • b. in de overige gevallen: afgewezen.

Artikel 11

Na het afleggen van een of meer vakken dan wel de afronding van het theorie-examen, voorziet de minister de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 12

  • 1 De kandidaat die het niet eens is met de uitslag van het schriftelijk theorie-examen kan een verzoek om herziening indienen bij het CBR.

  • 2 Voorwaarden en eisen omtrent het indienen van een verzoek om herziening worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

  • 3 Op verzoek kan de kandidaat, bedoeld in het eerste lid, inzage krijgen in het theorie-examen.

  • 4 De minister neemt binnen zes weken na ontvangst van het verzoekschrift een beslissing op het verzoek.

§ 3. Praktijkexamen

Artikel 13

Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid worden afgenomen op een luchtvaartuig dan wel een daartoe gekwalificeerde FSTD.

Artikel 14

  • 1 De kandidaat of een door hem daartoe gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid op een door de minister dan wel een protocolhouder verstrekt aanvraagformulier.

  • 2 Indien de opleidingsinstelling op het aanvraagformulier verklaart dat de kandidaat de vereiste opleiding binnen de maximale termijn heeft doorlopen dan wel dat de kandidaat die een geïntegreerde opleiding volgt, het desbetreffende theorie-examen heeft behaald en voldoende is voorbereid op het praktijkexamen, verstrekt de minister dan wel een protocolhouder de aanvrager een examenformulier.

  • 3 Indien een kandidaat die een aanvraag doet voor het afleggen van het praktijkexamen voor het bewijs van bevoegdheid CPL(FB) aantoont dat het desbetreffende theorie-examen is behaald en aan de ervaringseisen is voldaan, verstrekt de minister de kandidaat een examenformulier.

  • 4 De minister dan wel een protocolhouder verstrekt de aanvrager van een proeve van bekwaamheid de desbetreffende examenformulieren.

Artikel 15

  • 2 De datum, tijdstip en locatie waarop het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid wordt afgelegd, worden vastgesteld door degene die krachtens het eerste lid de examinator toedeelt.

Artikel 16

Artikel 17

De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid indien hij voor aanvang aan de examinator, bedoeld in artikel 15, de volgende bescheiden overlegt:

  • a. een wettig en geldig legitimatiebewijs; en

  • b. een examenformulier.

Artikel 18

  • 1 De kandidaat dan wel de opleidingsinstelling draagt zorg voor de beschikbaarheid van een luchtvaartuig of FSTD, voor zover van toepassing, voor het afleggen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid.

  • 2 Praktijkexamens en proeven van bekwaamheid voor een ATPL, of een multi-pilot type bevoegdverklaring worden uitgevoerd in een FSTD als bedoeld in artikel 13, tenzij er geen FSTD beschikbaar is die het voor een examenonderdeel vereiste niveau van kwalificatie heeft, dan wel er voor het desbetreffende type luchtvaartuig geen gekwalificeerde FSTD voorhanden is.

  • 3 De examenonderdelen die niet geëxamineerd kunnen worden in een FSTD, worden afgenomen in een luchtvaartuig van het desbetreffende type of de desbetreffende klasse.

Artikel 20

  • 1 Voor de praktijkexamens of proeven van bekwaamheid voor RPL of CPL(FB) geldt dat:

    • a. alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald;

    • b. voor RPL(A) respectievelijk RPL(H) de eisen en toleranties bedoeld in JAR-FCL 1.170 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 en 1.335, onderdelen 6 tot en met 18, respectievelijk JAR-FCL 2.125 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 en 2.135, onderdelen 6 tot en met 18 van toepassing zijn;

    • c. [Red: vervallen door vernummering;]

    • d. voor RPL(A), RPL(H) respectievelijk CPL(FB):

      • 1°. de kandidaat instructie heeft gevolgd op dezelfde klasse vliegtuig, hetzelfde type helikopter respectievelijk dezelfde klasse vrije ballon als waarop het examen wordt afgelegd, wat betreft RPL(A) en RPL(H) in overeenstemming met de eisen gesteld aan opleidingsluchtvaartuigen in bijlage 2 bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001,

      • 2°. extra vlieg- respectievelijk vaarinstructie kan worden geëist nadat de kandidaat is afgewezen en wordt geëist indien de kandidaat niet in twee pogingen alle secties heeft behaald,

      • 3°. de kandidaat een onbeperkt aantal examenpogingen mag doen,

      • 4°. het praktijkexamen geheel, respectievelijk gedeeltelijk wat betreft de niet voltooide secties, opnieuw kan worden afgelegd indien het examen wordt afgebroken door de examinator,

      • 5°. iedere manoeuvre of procedure van het examen door de kandidaat mag worden herhaald,

      • 6°. de examinator het examen kan afbreken indien de vaardigheid, waarvan de kandidaat blijk geeft, een volledig nieuw examen vereist, en

      • 7°. de examinator niet betrokken is bij de bediening van het luchtvaartuig tenzij diens tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of teneinde vertraging van overig verkeer te voorkomen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Van deze bijlage kan worden afgeweken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren.

Artikel 22

  • 1 De uitslag van een praktijkexamen voor RPL of CPL(FB) wordt vastgesteld door de minister aan de hand van de gegevens die door de examinator, bedoeld in artikel 15, eerste lid, op het examenformulier zijn aangetekend.

  • 2 De minister voorziet de kandidaat van een resultaatbrief met de uitslag van het praktijkexamen.

Artikel 23

  • 1 Met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van een proeve van bekwaamheid is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid positief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier en tekent hij namens de minister de verlenging dan wel de hernieuwde afgifte aan op het document waarop bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen zijn weergegeven.

  • 3 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid negatief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier.

§ 4. Nationaal Expert Team

Artikel 26

  • 1 Om de minister desgevraagd van advies te dienen en bij te staan wat betreft het standaardiseren en bewaken van de kwaliteit van de praktijkexamens kan de minister een Nationaal Expert Team-Praktijk instellen.

  • 2 Het Nationaal Expert Team-Praktijk kan subcommissies, met de benaming standaardisatiecommissies instellen.

Artikel 27

  • 1 Een Nationaal Expert Team-Praktijk bestaat uit een door de minister vast te stellen aantal leden, die door de minister worden benoemd voor een periode van ten hoogste 3 jaar. De leden kunnen telkens voor ten hoogste 3 jaar worden herbenoemd.

  • 3 De minister verleent tussentijds ontslag aan een lid van het Nationale Expert Team-Praktijk:

    • a. op eigen verzoek, of

    • b. wegens ongeschiktheid voor de functie.

  • 4 Elk Nationaal Expert Team-Praktijk stelt een reglement vast ter nadere regeling van haar werkzaamheden. Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister.

Artikel 28

  • 1 Een lid van een Nationaal Expert Team-Praktijk kan voor op verzoek van de minister uit te voeren taken een vergoeding declareren bij de minister.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

    • a. een honorarium van € 200,– per dag, en

    • b. de ten behoeve van het uitvoeren van de taken gemaakte reis- en verblijfkosten die volgens het Reisbesluit binnenland worden vergoed.

  • 3 Functionarissen in dienst van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, ontvangen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 september 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 oktober 2004.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement voor luchtvarenden 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen