Examenreglement voor luchtvarenden 2004

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-08-2013 en zichtdatum 23-08-2013.
Geldend van 23-08-2013 t/m 14-03-2014

Regeling tot vaststelling van een nieuw examenreglement met betrekking tot bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart (Examenreglement voor luchtvarenden 2004)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14, vierde lid, en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • CBR: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    • deel FCL: bijlage I bij verordening (EU) nr. 1178/2011 betreffende de eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten voor bestuurders van luchtvaartuigen en de voorwaarden voor de geldigheid en het gebruik ervan;

    • praktijkexamen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring;

    • proeve van bekwaamheid: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de verlenging of de hernieuwde afgifte van een bevoegdverklaring;

    • protocolhouder: een geregistreerde dan wel gekwalificeerde opleidingsinstelling of een luchtvaartmaatschappij die met de minister een protocol betreffende het toedelen van examinatoren heeft afgesloten;

    • theorie-examen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de kenniseisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, en deel FCL ten behoeve van afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring.

    • verordening (EU) nr. 1178/2011: verordening van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad;

  • 2 In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

    • a. A: de categorie vliegtuigen (Aeroplanes);

    • b. H: de categorie helikopters (Helicopters);

    • c. FB: de categorie vrije ballonnen (Free Balloons);

    • e. E: boordwerktuigkundige (Cockpit Flight Engineer).

§ 2. Theorie-examen

Artikel 2

Van het schriftelijk theorie-examen wordt informatie over de examenplanning en de examenlocaties bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 3

  • 1 De kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een schriftelijk theorie-examen bij het CBR op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 Het CBR verstrekt de kandidaat voor het schriftelijk theorie-examen een toelatingsbewijs, dat:

    • a. voor ATPL, CPL, behoudens CPL(FB), IR en PPL volgens deel FCL geldig is conform deel FCL van verordening (EU) nr. 1178/2011;

    • b. voor CPL(FB) en RPL geldig is voor alle vakken en meerdere pogingen;

    • c. voor PPL volgens JAR-FCL 1 en 2 tot 8 april 2016 geldig is voor alle vakken en meerdere pogingen; en

    • d. het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs, te weten 18 maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin voor het eerst aan een examenzitting is deelgenomen, vermeldt.

Artikel 4

  • 1 De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het examen indien hij:

    • a. het verschuldigde examengeld heeft betaald;

    • b. voor aanvang van het examen op de examenlocatie een wettig en geldig legitimatiebewijs toont, en

    • c. in het bezit is van een geldig toelatingsbewijs als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 2 Aanvullende eisen voor toelating tot het schriftelijk theorie-examen worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 5

  • 1 Voor het afleggen van een theorie-examen is de kandidaat examengeld verschuldigd, volgens het door de minister in de Regeling tarieven luchtvaart 2008 vastgestelde tarief.

  • 2 Betalings-, annulerings-, en restitutievoorwaarden worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

Artikel 6

Met inachtneming van de artikelen 2 en 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn op het theorie-examen voor ATPL, CPL(A) en CPL(H), MPL, PPL en IR de bepalingen van JAR-FCL 1.490 respectievelijk JAR-FCL 2.490 van toepassing met dien verstande dat:

  • a. Onze Minister in overleg met de opleidingsinstelling kan bepalen dat een kandidaat een extra theorie-opleiding volgt, voordat het theorie-examen opnieuw wordt afgelegd;

  • b. voor het theorie-examen voor PPL volgens JAR-FCL 1 en 2 een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen per vak geldt;

  • c. voor ATPL, CPL(A) en CPL(H), MPL en IR de eisen, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.470 respectievelijk JAR-FCL 2.470 gelden.

Artikel 7

Voor andere dan de in artikel 6 bedoelde theorie-examens geldt dat:

  • a. de bepalingen van JAR-FCL 1.490 van toepassing zijn met dien verstande dat voor RPL en CPL(FB) een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen per vak geldt;

  • b. voor CPL(FB) de eisen, bedoeld in tabel 1 van bijlage 1 behorende bij deze regeling, van toepassing zijn.

Artikel 8

  • 1 De theorie-examens worden schriftelijk afgenomen.

  • 2 De taal waarin de theorie-examens worden afgenomen is:

    • a. voor ATPL, CPL, behoudens het CPL(FB), en IR: Engels;

    • b. voor CPL(FB), PPL en RPL: Nederlands.

  • 3 Ten behoeve van de schriftelijke theorie-examens stelt het CBR een huishoudelijk reglement vast waarin in ieder geval zijn omschreven het toezicht, de ordemaatregelen en consequenties van het plegen van onregelmatigheden.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt het theorie-examen voor CSR mondeling afgenomen tijdens het praktijkexamen.

  • 5 De minister stelt de inhoud van het CSR examen vast.

Artikel 9

De minister kan de uitslag van het schriftelijk theorie-examen ongeldig verklaren en een kandidaat tijdelijk uitsluiten van het schriftelijk theorie-examen indien de kandidaat tijdens het afleggen van het schriftelijk theorie-examen onregelmatigheden pleegt.

Artikel 10

  • 1 De beoordeling in hoeverre de kandidaat aan de kenniseisen voldoet, wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal per vak toe te kennen aantal punten.

  • 2 Het eindresultaat van de beoordeling per examen luidt:

    • a. indien alle vakken zijn behaald binnen het toegestane aantal pogingen en examenzittingen, bedoeld in artikel 7: geslaagd;

    • b. in de overige gevallen: afgewezen.

Artikel 11

Na het afleggen van een of meer vakken dan wel de afronding van het theorie-examen, voorziet Onze Minister de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 12

  • 1 De kandidaat die het niet eens is met de uitslag van het schriftelijk theorie-examen kan een verzoek om herziening indienen bij het CBR.

  • 2 Voorwaarden en eisen omtrent het indienen van een verzoek om herziening worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR.

  • 3 Op verzoek kan de kandidaat, bedoeld in het eerste lid, inzage krijgen in het theorie-examen.

  • 4 Onze Minister neemt binnen zes weken na ontvangst van het verzoekschrift een beslissing op het verzoek.

§ 3. Praktijkexamen

Artikel 13

Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid worden afgenomen op een luchtvaartuig dan wel een FSTD, die daartoe gekwalificeerd is op grond van de Regeling kwalificatie FSTD’s.

Artikel 14

  • 1 De kandidaat of een door hem daartoe gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid op een door Onze Minister dan wel een protocolhouder verstrekt aanvraagformulier.

  • 2 Indien de opleidingsinstelling op het aanvraagformulier verklaart dat de kandidaat de vereiste opleiding binnen de maximale termijn heeft doorlopen dan wel dat de kandidaat die een geïntegreerde opleiding volgt, het desbetreffende theorie-examen heeft behaald en voldoende is voorbereid op het praktijkexamen, verstrekt Onze Minister dan wel een protocolhouder de aanvrager een examenformulier.

  • 3 Indien een kandidaat die een aanvraag doet voor het afleggen van het praktijkexamen voor het bewijs van bevoegdheid CPL(FB) aantoont dat het desbetreffende theorie-examen is behaald en aan de ervaringseisen is voldaan, verstrekt Onze Minister de kandidaat een examenformulier.

  • 4 Onze Minister dan wel een protocolhouder verstrekt de aanvrager van een proeve van bekwaamheid de desbetreffende examenformulieren.

Artikel 15

  • 2 De datum, tijdstip en locatie waarop het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid wordt afgelegd, worden vastgesteld door degene die krachtens het eerste lid de examinator toedeelt.

Artikel 16

Artikel 17

De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid indien hij voor aanvang aan de examinator, bedoeld in artikel 15, de volgende bescheiden overlegt:

  • a. een wettig en geldig legitimatiebewijs; en

  • b. een examenformulier.

Artikel 18

  • 1 De kandidaat dan wel de opleidingsinstelling draagt zorg voor de beschikbaarheid van een luchtvaartuig of FSTD, voor zover van toepassing, voor het afleggen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid.

  • 2 Praktijkexamens en proeven van bekwaamheid voor een ATPL, CFEL of een multi-pilot type bevoegdverklaring worden uitgevoerd in een FSTD als bedoeld in artikel 13, tenzij er geen FSTD beschikbaar is die het voor een examenonderdeel vereiste niveau van kwalificatie heeft, dan wel er voor het desbetreffende type luchtvaartuig geen gekwalificeerde FSTD voorhanden is.

  • 3 De examenonderdelen die niet geëxamineerd kunnen worden in een FSTD, worden afgenomen in een luchtvaartuig van het desbetreffende type of de desbetreffende klasse.

Artikel 19

  • 1 Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid bestaan uit examensecties. Examensecties zijn onderverdeeld in examenitems, die uitsluitend positief of negatief kunnen worden beoordeeld.

  • 3 Onverminderd het tweede lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Onze Minister kan van deze bijlage afwijken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren

Artikel 20

  • 1 Voor andere dan de in artikel 19 bedoelde praktijkexamens of proeven van bekwaamheid geldt dat:

    • a. dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald;

    • b. voor CFEL de eisen, voorwaarden en toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240 van toepassing zijn;

    • c. voor RPL(A) respectievelijk RPL(H) de eisen en toleranties bedoeld in JAR-FCL 1.170 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 en 1.335, onderdelen 6 tot en met 18, respectievelijk JAR-FCL 2.125 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 en 2.135, onderdelen 6 tot en met 18 van toepassing zijn;

    • d. voor een type- of klassebevoegdverklaring (A) respectievelijk (H) respectievelijk (E): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onderdelen 13 en 14, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, onderdelen 13 en 14 respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240 van toepassing zijn;

    • e. voor RPL(A), RPL(H) respectievelijk CPL(FB):

      • 1°. de kandidaat instructie heeft gevolgd op dezelfde klasse vliegtuig, hetzelfde type helikopter respectievelijk dezelfde klasse vrije ballon als waarop het examen wordt afgelegd, wat betreft RPL(A) en RPL(H) in overeenstemming met de eisen gesteld aan opleidingsluchtvaartuigen in bijlage 2 bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001,

      • 2°. extra vlieg- respectievelijk vaarinstructie kan worden geëist nadat de kandidaat is afgewezen en wordt geëist indien de kandidaat niet in twee pogingen alle secties heeft behaald,

      • 3°. de kandidaat een onbeperkt aantal examenpogingen mag doen,

      • 4°. het praktijkexamen geheel, respectievelijk gedeeltelijk wat betreft de niet voltooide secties, opnieuw kan worden afgelegd indien het examen wordt afgebroken door de examinator,

      • 5°. iedere manoeuvre of procedure van het examen door de kandidaat mag worden herhaald,

      • 6°. de examinator het examen kan afbreken indien de vaardigheid, waarvan de kandidaat blijk geeft, een volledig nieuw examen vereist, en

      • 7°. de examinator niet betrokken is bij de bediening van het luchtvaartuig tenzij diens tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of teneinde vertraging van overig verkeer te voorkomen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Van deze bijlage kan worden afgeweken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren.

Artikel 21

  • 1 Bij het afnemen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid wordt, wat betreft de bevoegdverklaringen, uitgegaan van de volgende eisen en procedures, zoals gesteld in de bij Subdeel F JAR-FCL 1, 2 en 4 behorende bijlagen met betrekking tot praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid met dien verstande dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden behaald worden.

  • 2 Onverminderd het eerste lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Van deze bijlage kan worden afgeweken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren.

Artikel 22

  • 1 De uitslag van een praktijkexamen wordt vastgesteld door Onze Minister aan de hand van de gegevens die door de examinator, bedoeld in artikel 15, eerste lid, op het examenformulier zijn aangetekend.

  • 2 De uitslag van een praktijkexamen wordt bepaald volgens de eisen gesteld in Bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onder 3 en 4, Bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, onder 3 en 4, en Bijlage 1 bij 4.240.

  • 3 Indien het resultaat van het praktijkexamen positief is beoordeeld behoudt dit resultaat gedurende zes maanden na het behalen daarvan zijn geldigheid.

  • 4 Onze Minister voorziet de kandidaat van een resultaatbrief met de uitslag van het praktijkexamen.

Artikel 23

  • 2 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid positief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier en tekent hij namens Onze Minister de verlenging dan wel de hernieuwde afgifte aan op het document waarop bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen zijn weergegeven.

  • 3 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid negatief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier.

Artikel 25

  • 1 In afwijking van artikel 14 tot en met 22 kan de kandidaat aantonen te voldoen aan de bedrevenheidseisen voor afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, door met goed gevolg een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid af te leggen, afgenomen door een examinator die in overeenstemming met de bepalingen van JAR-FCL is geautoriseerd door de bevoegde autoriteit van een staat, bedoeld in artikel 1 van de Regeling aanwijzing JAA-landen 2003.

  • 2 Het gestelde in het eerste lid geldt niet:

    • a. in het kader van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, daarbij inbegrepen de gelijktijdig af te geven algemene en bijzondere bevoegdverklaringen, en

    • b. voor houders van een RPL of een CPL(FB).

  • 3 Een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, wordt door de kandidaat afgelegd en door de examinator afgenomen in overeenstemming met de voor het relevante praktijkexamen of de relevante proeve van bekwaamheid op JAR-FCL gebaseerde in de desbetreffende staat geldende regels.

  • 4 Met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van zowel een praktijkexamen als een proeve van bekwaamheid is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De uitslag wordt slechts vastgesteld na het overleggen aan de minister van een bewijs dat de examinator is toegedeeld in overeenstemming met de in de desbetreffende staat, bedoeld in het eerste en derde lid, geldende regels.

§ 4. Nationaal Expert Team

Artikel 26

  • 1 Om het CBR desgevraagd van advies te dienen en te ondersteunen wat betreft de theorie-examinering betreffende ATPL, CPL en IR respectievelijk CPL(FB), PPL en RPL kan het CBR Experts Theorie-examinering benoemen.

  • 2 Om Onze Minister desgevraagd van advies te dienen en bij te staan wat betreft het standaardiseren en bewaken van de kwaliteit van de praktijkexamens kan Onze Minister een Nationaal Expert Team-Praktijk instellen.

  • 3 Het Nationaal Expert Team-Praktijk kan subcommissies, met de benaming standaardisatiecommissies instellen.

Artikel 27

  • 1 De Experts Theorie-examinering worden door het CBR benoemd voor een periode van ten hoogste 3 jaar. De Experts Theorie-examinering kunnen telkens voor ten hoogste 3 jaar worden herbenoemd.

  • 2 Een Nationaal Expert Team-Praktijk bestaat uit een door Onze Minister vast te stellen aantal leden, die door Onze Minister worden benoemd voor een periode van ten hoogste 3 jaar. De leden kunnen telkens voor ten hoogste 3 jaar worden herbenoemd.

  • 3 De Experts Theorie-examinering kunnen worden benoemd uit de kring van deskundigen met een aantoonbare binding met de beroepspraktijk met betrekking tot de relevante theorie-examenvakken.

  • 5 Het CBR respectievelijk de minister verleent tussentijds ontslag aan een Expert Theorie-examinering of een lid van het Nationaal Expert Team-Praktijk:

    • a. op eigen verzoek, of

    • b. wegens ongeschiktheid voor de functie.

  • 6 Elk Nationaal Expert Team-Praktijk stelt een reglement vast ter nadere regeling van haar werkzaamheden. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 7 De Experts Theorie-examinering houden de inhoud van theorie-examenvragen geheim.

Artikel 28

  • 1 Een lid van een Nationaal Expert Team-Praktijk kan voor op verzoek van Onze Minister uit te voeren taken een vergoeding declareren bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

    • a. een honorarium van € 200,– per dag, en

    • b. de ten behoeve van het uitvoeren van de taken gemaakte reis- en verblijfkosten die volgens het Reisbesluit binnenland worden vergoed.

  • 3 Functionarissen in dienst van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, ontvangen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen.

Artikel 28a

  • 1 Een Expert Theorie-examinering kan voor op verzoek van het CBR uit te voeren taken een vergoeding declareren bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

  • 3 In afwijking van het tweede lid bestaat de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, voor:

    • a. het samenstellen van theorie-examenvragen per theorie-examenvraag, uit eenmaal het honorarium per uur als bedoeld in het tweede lid;

    • b. het beoordelen van theorie-examenvragen per theorie-examenvraag, uit een half maal het honorarium per uur als bedoeld in het tweede lid;

    • c. het adviseren inzake herzieningsverzoeken per herzieningsadvies, uit tweemaal het honorarium per uur als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid ontvangt een Expert Theorie-examinering een vaste vergoeding per jaar bestaande uit het honorarium per uur bedoeld in het tweede lid, vermenigvuldigd met een factor 16. De jaarlijkse vaste vergoeding wordt in twee termijnen uitgekeerd.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 september 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 oktober 2004.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement voor luchtvarenden 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen