Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 16-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-09-2011 en zichtdatum 15-12-2024.
Geldend van 31-10-2004 t/m 31-12-2005

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 oktober 2004, nr. BWL/2004095093, houdende aanpassing van bepaalde, op grond van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming geldende eisen ten aanzien van het gebruiken van bouwstoffen op of in de bodem (Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 2. Toepasselijkheid

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 2 De vrijstelling voor sulfaat als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder g is, met uitzondering van het gebruiken van kleischelpen in duingebieden, niet van toepassing op het op of in de bodem gebruiken van bouwstoffen in:

    • a) gebieden die krachtens de artikelen 7 of 21 van de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als beschermd natuurmonument, onderscheidenlijk zijn aangewezen als staatsnatuurmonument;

    • b) gebieden die krachtens richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) zijn aangewezen als speciale beschermingszone;

    • c) gebieden die krachtens richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206) zijn aangewezen als speciale beschermingszone, en

    • d) gebieden die bij de provinciale milieuverordening als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer zijn aangewezen voor de waterwinning.

Artikel 3. Vrijstelling verbod overschrijding samenstellings- en immissiewaarden

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder toegestane samenstellings- of immissiewaarde van een stof: de samenstellings- of immissiewaarde van een stof, zoals aangegeven in bijlage 2.

  • 2 Voor het op of in de bodem gebruiken van bouwstoffen, niet zijnde grond, wordt voor de volgende stoffen vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit, indien de immissie van de stof niet meer bedraagt dan driemaal de daarvoor toegestane immissiewaarde:

    • a) antimoon;

    • b) barium;

    • c) molybdeen;

    • d) seleen;

    • e) vanadium;

    • f) fluoride;

    • g) sulfaat.

  • 3 Voor het op of in de bodem gebruiken van keramische dakpannen, metselbakstenen, straatbakstenen, mijnsteen en gieterijreststoffen wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor arseen, indien de immissie van arseen niet meer bedraagt dan tweemaal de daarvoor toegestane immissiewaarde.

  • 4 Voor het op of in de bodem gebruiken van recycling brekerzand, sorteerzeefzand en brekerzeefzand wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor koper, indien de immissie van koper niet meer bedraagt dan tweemaal de daarvoor toegestane immissiewaarde.

  • 5 Voor het op of in de bodem gebruiken van betongranulaat, menggranulaat, hydraulisch menggranulaat, metselwerkgranulaat, vormzand, gieterijreststoffen, brekerzeefzand en recycling brekerzand wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de samenstellingswaarde voor minerale olie, indien de samenstelling van minerale olie niet meer bedraagt dan tweemaal de daarvoor toegestane samenstellingswaarde.

  • 6 Voor het op of in de bodem gebruiken van bouwstoffen, niet zijnde grond, waarvan de toegestane samenstellingswaarde voor EOCl (totaal) wordt overschreden, wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de samenstellingswaarde voor EOCI (totaal), indien de in EOCl (totaal) aanwezige halogeenverbindingen de toegestane samenstellingswaarden voor elk van die verbindingen niet overschrijden.

  • 7 Voor het op of in de bodem gebruiken van asfalt of asfaltbeton en gevelpleisters wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de samenstellingswaarden voor EOCl (totaal).

  • 8 Voor het op of in de bodem gebruiken van asfalt of asfaltbeton wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de samenstellingswaarden voor individuele PAK’s.

  • 10 Voor het op of in de bodem gebruiken van drinkwaterreststoffen wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor bromide, indien de immissie van bromide niet meer bedraagt dan driemaal de daarvoor toegestane immissiewaarde.

  • 11 Voor het op of in de bodem gebruiken van gieterijreststoffen, vormzand, asfalt of asfaltbeton, bitumen dakbedekkings- en afdichtingsmaterialen en secundair bitumengranulaat in vormgegeven toepassingen wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de samenstellingswaarde voor fenol, indien de samenstelling van fenol niet meer bedraagt dan driemaal de daarvoor toegestane samenstellingswaarde.

  • 12 Voor het op of in de bodem gebruiken van mijnsteen wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor antimoon, indien de concentratie van die stof de waarde van 3 milligram per kilogram droge stof niet overschrijdt.

  • 13 Voor het op of in de bodem gebruiken van thermisch gereinigd teerhoudend asfaltgranulaat wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor antimoon, mits de concentratie van die stof de waarde van 3 milligram per kilogram droge stof niet overschrijdt en de immissiewaarde voor fluoride, mits de concentratie van die stof de waarde van 500 milligram per kilogram droge stof niet overschrijdt.

  • 14 Voor het op of in de bodem gebruiken van thermisch gereinigde grond met een gemeten lutumgehalte van minder dan 10% geldt, in afwijking van bijlage 2, voor de omrekening van de samenstellingswaarden van de standaardgrond naar de samenstellingswaarden van de te beoordelen grond, voor barium een lutumgehalte van 10%.

  • 15 Voor het op of in de bodem gebruiken van E-vliegas wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarden voor molybdeen en seleen, indien de isolatiemaatregelen en de daarbij behorende beheers- en controlemaatregelen worden getroffen die ingevolge artikel 10.1.1 van de Uitvoeringsregeling gelden voor de bijzondere categorie avi-bodemas, de E-vliegas tijdens aanleg tijdig, in ieder geval binnen twee dagen, wordt afgedekt en het vochtgehalte bij het aanbrengen zo laag mogelijk wordt gehouden. Voor het gebruik van E-vliegas in niet-standaard-toepassingen is artikel 10.3.1 van de Uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 16 Voor het op of in de bodem gebruiken van kleischelpen in duingebieden wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor de immissiewaarde voor bromide en chloride.

  • 17 De bepaling van de concentratie van antimoon en van fluoride, als bedoeld in het twaalfde en dertiende lid, vindt plaats overeenkomstig de volgende methoden:

    • a) de monstervoorbehandeling en de ontsluiting van het monster overeenkomstig het Accreditatie-programma Bouwstoffenbesluit (AP 04);

    • b) de analyse van het destruaat van het monster overeenkomstig de normvoorschriften, zoals aangegeven in bijlage A bij deze regeling.

  • 18 De bepaling, bedoeld in het zeventiende lid, vindt plaats door een laboratorium dat is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie op grond van NEN-EN-ISO/IEC 17025, uitgave 2000 voor een van de in bijlage A bij deze regeling opgenomen NEN-normen.

Artikel 4. Vrijstelling verbod overschrijding samenstellingswaarden voor bitumen dakbedekkings- en afdichtingsmaterialen en secundair bitumengranulaat in vormgegeven toepassingen

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Voor het op of in de bodem gebruiken van bitumen dakbedekkings- en afdichtingsmaterialen en secundair bitumengranulaat in vormgegeven toepassingen wordt vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor individuele PAK’s, benzeen, ethylbenzeen, tolueen, xylenen, minerale olie en EOCl (totaal).

Artikel 5. Vrijstelling verbod overschrijding samenstellingswaarden voor bouwstoffen met een bitumencoating

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Voor het op of in de bodem gebruiken van vormgegeven bouwstoffen met een bitumencoating in de burger- en utiliteitsbouw wordt voor de bitumencoating van de bouwstof vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor individuele PAK’s en minerale olie.

Artikel 6. Vrijstelling verbod overschrijding samenstellingswaarden voor bouwstoffen bestaande uit of voorzien van een organische coating met steenachtige toeslagstoffen

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Voor het op of in de bodem gebruiken van vormgegeven bouwstoffen bestaande uit of voorzien van een organische coating met steenachtige toeslagstoffen in de burger- en utiliteitsbouw wordt voor de organische coating vrijstelling verleend van artikel 7, eerste lid, van het Besluit voor minerale olie.

Artikel 7. Vrijstelling onderzoeksplicht artikel 9 Besluit voor niet-vormgegeven bouwstoffen die slecht doorlatend zijn voor water

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor het op of in de bodem gebruiken van grond wordt vrijstelling verleend van het bepalen van de immissie ingevolge artikel 9, vierde lid, van het Besluit en het bij een melding ingevolge artikel 11, zevende lid, juncto bijlage 3, onder 4, van het Besluit verstrekken van gegevens met betrekking tot de immissie uit de bouwstof in de bodem, indien een door Onze Ministers aangewezen instantie het uitlooggedrag conform NEN 7373 heeft trachten te bepalen gedurende een periode van ten hoogste 28 dagen en daarbij een hoeveelheid percolaat is verkregen die kleiner is dan overeenkomt met een L/S-waarde van 2.

  • 2 Voor het op of in de bodem gebruiken van niet-vormgegeven bouwstoffen, niet zijnde grond, wordt vrijstelling verleend van het bepalen van de immissie ingevolge artikel 9, vierde lid, van het Besluit, indien een door Onze Ministers aangewezen instantie het uitlooggedrag conform NEN 7373 heeft trachten te bepalen gedurende een periode van ten hoogste 28 dagen en daarbij een hoeveelheid percolaat is verkregen die kleiner is dan overeenkomt met een L/S-waarde van 2.

  • 4 De gegevens waaruit blijkt dat aan het tweede lid wordt voldaan, worden tot vijf jaar na het tijdstip waarop de niet-vormgegeven bouwstof, niet zijnde grond, in een werk is aangebracht op verzoek van het bevoegd gezag verstrekt.

Artikel 8. Vrijstelling onderzoeksplicht artikel 9 Besluit voor metselmortel

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Voor het op of in de bodem gebruiken van metselmortel in de burger- en utiliteitsbouw voor het metselen met vormgegeven bouwstoffen, wordt vrijstelling verleend van artikel 9 van het Besluit.

Artikel 9. Vrijstelling onderzoeksplicht artikel 9 en 11 Besluit voor hergebruik bouwstoffen

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor de volgende situaties wordt vrijstelling verleend van artikel 9 van het Besluit:

    • a) het zonder bewerking en onder dezelfde condities opnieuw op of in de bodem gebruiken van vormgegeven bouwstoffen van beton, keramiek, natuursteen en bakstenen;

    • b) het opnieuw warm in situ op of in de bodem gebruiken van asfalt of asfaltbeton in wegverhardingen, indien conform het CROW-rapport 04-08 voorpublicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt’’ wordt aangetoond dat het materiaal niet teerhoudend is.

  • 2 Voor het binnen een project op of in de bodem zonder bewerking en onder dezelfde condities opnieuw gebruiken van grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen wordt vrijstelling verleend van artikel 9 en artikel 11, zevende lid, juncto bijlage 3, onder 4, van het Besluit, mits wordt aangetoond dat de bouwstof voldoet aan de samenstellings- en immissiewaarden, zoals aangegeven in bijlage 2, van het Besluit:

    • a) op grond van algemene informatie; of

    • b) aan de hand van gegevens omtrent samenstelling en immissie die zijn bepaald in het kader van het eerdere gebruiken in een werk onder de vigeur van het Besluit of het IPO-interimbeleid ‘Werken met secundaire grondstoffen’.

  • 3 Voor het binnen een project op of in de bodem zonder bewerking en onder dezelfde condities opnieuw gebruiken van categorie 1-bouwstoffen niet zijnde grond wordt vrijstelling verleend van artikel 9 van het Besluit, mits wordt aangetoond dat de bouwstof voldoet aan de samenstellings- en immissiewaarden, zoals aangegeven in bijlage 2, van het Besluit:

    • a) op grond van algemene informatie; of

    • b) aan de hand van gegevens omtrent samenstelling en immissie die zijn bepaald in het kader van het eerdere gebruiken in een werk onder de vigeur van het Besluit of het IPO-interimbeleid ‘Werken met secundaire grondstoffen’.

  • 5 De gegevens als bedoeld in het derde lid worden tot vijf jaar na het tijdstip waarop een categorie 1-bouwstof niet zijnde grond in een werk is aangebracht op verzoek van het bevoegd gezag verstrekt.

Artikel 10. Zorgplicht vrijstelling onderzoeksplicht

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De artikelen 7 tot en met 9 zijn niet van toepassing op bouwstoffen waarvan op grond van organoleptische waarneming of kennis niet kan of redelijkerwijs niet zou kunnen worden aangenomen dat die bouwstoffen voldoen aan de samenstellings- en immissiewaarden, zoals aangegeven in bijlage 2, van het Besluit.

Artikel 11. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 oktober 2004

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage A. , behorende bij artikel 17, onder b

[Regeling vervallen per 04-01-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Normvoorschriften voor de analyse van het destruaat van antimoon en fluoride

Parameter

Normvoorschrift

Antimoon

NVN 7322, eerste druk, maart 1997

NVN 7323, eerste druk, maart 1997

NEN 6426, eerste druk, april 1995

Ontwerp-NEN 6966, eerste druk, oktober 2003

Fluoride

NEN 7320

VPR-C-8506

NEN 6483