Antwoord
[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]
Op deze vorm van landinrichting kan de vrijstelling van toepassing zijn. Van kavelruil
is geen sprake bij overeenkomsten tot overdracht van onroerende zaken die in de vorm
van een ruilverkavelingovereenkomst zijn gegoten, maar die niet voldoen aan de voorwaarden
van de Landinrichtingswet. Een verkrijging die het gevolg is van zo’n overeenkomst
deelt niet in de vrijstelling.
Toelichting
Volgens artikel 17 en 122, eerste lid, Landinrichtingswet moet een kavelruil minimaal
voldoen aan twee criteria. Dit zijn:
Van ruil is sprake wanneer een partij grond afstoot én terugkrijgt. In aanvulling
hierop bepaalt artikel 121 Landinrichtingswet dat naast de drie eigenaren die grond
inbrengen een vierde partij tot een kavelruil kan toetreden door tegen inbreng van
geld grond te krijgen. Koop- en verkooptransacties tussen eigenaren binnen de kavelruil
zijn dus mogelijk. Een overeenkomst, waarin koop- en verkooptransacties zijn opgenomen
die los staan van het ruilproces en die evengoed kunnen plaatsvinden buiten de kavelruil,
delen niet in de vrijstelling.
Voor het toepassen van de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting is de goedkeuring
door de minister van LNV (voor deze DLG), als bedoeld in artikel 122 Landinrichtingswet,
indicatief. Voorwaarden voor deze goedkeuring zijn gesteld in het besluit van de staatssecretaris
van Landbouw en Visserij van 8 november 1985, (Stcrt. 218), gewijzigd op 12 november
1992 (Stcrt. 222) en laatstelijk gewijzigd op 15 december 1997 (Stcrt. 245, supplement).
In een aantal (in JBN 2002 nr. 59 verkort gepubliceerde) uitspraken heeft de ABRS
zich over het onthouden van goedkeuring door DLG bij de ruilverkaveling bij overeenkomst
uitgelaten. Twee uitspraken van de ABRS (26 mei 2000, nr. 199901651/1 en 29 oktober
2003, nr. 200301156/1) zijn gepubliceerd op internet www.rechtspraak.nl.
Uit de jurisprudentie van de ABRS blijkt dat artikel 17 Landinrichtingswet niet los
van de daaraan voorafgaande artikelen mag worden beoordeeld. Zo moet op grond van
artikel 4 Landinrichtingswet worden beoordeeld of de overeenkomst een objectieve verbetering
van de inrichting van het landelijk gebied tot gevolg heeft. Het verplaatsen van een
bedrijf, waarbij de enige wijziging bestaat uit de onderlinge verwisseling van eigendom,
is niet te beschouwen als samenvoegen en verkavelen in de zin van artikel 17 Landinrichtingswet.
Ditzelfde geldt voor een transactie die een onverdeelde eigendom opheft. Ook dit wordt
niet beschouwd als (geldig onderdeel van een) kavelruil. Van verbetering van de inrichting
van het landelijk gebied is geen sprake wanneer de transacties slechts leiden tot
een betere bedrijfsvoering op bepaalde locaties. Ook transacties ten behoeve van het
vrijmaken van gronden voor woningbouw, bedrijventerreinen etc. kunnen niet worden
aangemerkt als verbetering van de inrichting van het landelijk gebied. Niet relevant
hierbij is dat vertrekkende agrariër de betreffende gronden achterlaat om naar een
goed verkavelde andere locatie te vertrekken.