Besluit handel in emissierechten

Geraadpleegd op 19-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Besluit van 17 december 2004, houdende regels ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275) (Besluit handel in emissierechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 juni 2004, nr. MJZ2004065798, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 16.1, tweede lid, 16.6, eerste lid, 16.12, derde lid, 16.14, derde lid, 16.21 en 16.22 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2004, nr. W08.04.0315/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 december 2004, nr. MJZ2004100407, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en marktoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218);

    brandstof: gasvormige, vloeibare of vaste stof, met inbegrip van alle daaraan toegevoegde stoffen, dienende voor verbranding;

    CEN-norm: norm die door het CEN, het Europese Comité voor Standaardisatie, is vastgesteld;

    CO2: kooldioxide;

    N2O: distikstofoxide (lachgas);

    NOx-procesinstallatie: NOx-installatie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van een product, waarbij een emissie van ten minste 1.000 kilogram stikstofoxiden per kalenderjaar in de lucht wordt veroorzaakt;

    NOx-verbrandingsinstallatie: NOx-installatie, niet zijnde een NOx-procesinstallatie, met een vermogen van één megawatt thermisch of meer, die een emissie van stikstofoxiden in de lucht veroorzaakt als gevolg van het verstoken van brandstof, met inbegrip van de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van het rookgas;

    verbrandingseenheid: vaste technische eenheid waarin activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder t, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten plaatsvinden;

    wet: Wet milieubeheer.

  • 3 Voor de toepassing van hoofdstuk 3 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder product: ijzer, staal, elektrostaal, zink, anode, caprolactam, carbon black, siliciumcarbide, aluminium, vlakglas, verpakkingsglas, speciaal glas, steenwol, emailleerfritten, glasfritten, fosfor, fosforzuur, natriumtripolyphosphaat, cement, salpeterzuur, nitriet, actieve kool of magnesiumoxide.

Hoofdstuk 2. Broeikasgasemissies

Paragraaf 2.1. Inrichtingen

Artikel 2

  • 1 Als categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, van de wet worden aangewezen:

    • a. de categorieën van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I zijn genoemd en die een emissie van een in die bijlage bij de betrokken activiteit aangeduid broeikasgas veroorzaken;

    • b. op grond van artikel 24 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten opgenomen:

      • 1°. combinaties van activiteiten en broeikasgassen alsmede

      • 2°. combinaties van inrichtingen en broeikasgassen,

      met ingang van de in de beschikking van de Europese Commissie tot goedkeuring van die opneming genoemde datum.

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft geen betrekking op activiteiten, indien:

    • a. de betreffende drempelwaarde, genoemd in bijlage I, niet wordt overschreden;

    • b. de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, zich bevindt in een inrichting bestemd voor het verbranden van gevaarlijke of huishoudelijke afvalstoffen of bestemd voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten;

    • c. de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, bestemd is voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten;

    • d. in de broeikasgasinstallatie uitsluitend biomassa wordt gebruikt.

  • 3 Indien in een broeikasgasinstallatie meerdere activiteiten als genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage I worden uitgeoefend, blijft bij de toepassing van het eerste lid, onder a, de activiteit met een drempelwaarde uitgedrukt in totaal nominaal thermisch ingangsvermogen buiten beschouwing, indien de drempelwaarde van de andere activiteit of activiteiten is uitgedrukt in een ander criterium dan totaal nominaal thermisch ingangsvermogen en deze drempelwaarde wordt bereikt of overschreden.

  • 4 Indien een inrichting op grond van artikel 27 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten, ziet de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de betrokken handelsperiode niet op activiteiten die in de broeikasgasinstallaties binnen die inrichting worden verricht.

Artikel 5

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, en de aanvraag krachtens artikel 16.20a, eerste lid, van de wet moeten geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen. Bij de aanvraag om een vergunning wordt een monitoringsplan ingediend.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in daarbij aangegeven gevallen en met inachtneming van bij die regeling te stellen eisen:

    • a. bij het bepalen van de jaarvracht van een inrichting tevens rekening wordt gehouden met emissies van een met betrekking tot die activiteit aangeduid broeikasgas in de lucht, die worden veroorzaakt door activiteiten die in de inrichting worden verricht en die behoren tot een categorie van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I is genoemd, indien de bron van die emissies zich buiten de inrichting bevindt;

    • b. bij het bepalen van de jaarvracht van een inrichting geen rekening wordt gehouden met emissies van een met betrekking tot die activiteit aangeduid broeikasgas in de lucht, die worden veroorzaakt door activiteiten die in de inrichting worden verricht en die behoren tot een categorie van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I is genoemd, indien de bron van die emissies zich buiten de inrichting bevindt;

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de personen die met de uitvoering van het monitoringsplan en de controle op de naleving daarvan zijn belast.

Artikel 12

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een dergelijke verklaring tevens worden afgegeven door een verificatie-instelling ten aanzien waarvan de Raad voor Accreditatie het vooronderzoek heeft afgerond, en ten aanzien waarvan het accreditatieproces nog niet is geëindigd.

Paragraaf 2.2. Luchtvaartactiviteiten

Artikel 12d

Artikel 5, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op personen die met de uitvoering van het monitoringsplan en de controle op de naleving daarvan zijn belast.

Hoofdstuk 3. Emissies van stikstofoxiden en NOx-emissierechten

Artikel 13

  • 1 Als categorieën van NOx-installaties als bedoeld in artikel 16.1, derde lid, van de wet worden aangewezen:

    • a. NOx-verbrandingsinstallaties, voorzover het gezamenlijke vermogen, uitgedrukt in megawatt thermisch, van de zich in de betrokken inrichting bevindende NOx-verbrandingsinstallaties 20 of meer bedraagt;

    • b. NOx-procesinstallaties;

    • c. indien zich in de betrokken inrichting NOx-procesinstallaties bevinden: NOx-verbrandingsinstallaties.

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a en c, heeft geen betrekking op NOx-verbrandingsinstallaties voor de vervaardiging van keramiek.

  • 3 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, heeft tot en met 31 december 2008 geen betrekking op NOx-verbrandingsinstallaties die zich bevinden in een inrichting:

    • a. waarin het gezamenlijke vermogen, uitgedrukt in megawatt thermisch, van die installaties minder dan 30 bedraagt,

    • b. waarin zich geen NOx-procesinstallaties bevinden, en

    • c. ten aanzien waarvan het bestuur van de emissieautoriteit een verzoek als bedoeld in artikel 14, eerste lid, om tijdelijk buiten bedoelde aanwijzing te blijven, op grond van artikel 14, tweede lid, heeft toegewezen.

  • 4 De toepassing van het derde lid vervalt zodra de betrokken inrichting niet langer voldoet aan een van beide of beide in het derde lid, aanhef en onder a en b, bedoelde voorwaarden.

  • 5 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is op NOx-procesinstallaties die betrekking hebben op de productie van vlakglas, speciaal glas of verpakkingsglas eerst van toepassing vijftien weken na de datum waarop de betrokken oven na een grote ovenrevisie wordt opgestart. Als datum waarop een oven na een ovenrevisie wordt opgestart, wordt aangemerkt de datum die degene die de betrokken inrichting drijft, ter zake overeenkomstig artikel 15, eerste lid, heeft gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op NOx-procesinstallaties waarbij na 1 januari 1994 in het kader van een grote ovenrevisie maatregelen zijn genomen om overeenkomstig de stand der techniek de emissie van NOx voor de betrokken installatie te verminderen.

  • 7 In afwijking van het eerste lid heeft de aanwijzing geen betrekking op NOx-installaties die:

    • a. zich bevinden in een inrichting, bestemd voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten, of

    • b. zijn opgesteld om onderzocht, beproefd of gedemonstreerd te worden.

Artikel 13a

  • 1 De aanwijzing, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, heeft van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 geen betrekking op NOx-verbrandingsinstallaties die zich bevinden in een inrichting:

    • a. waarin het gezamenlijke vermogen, uitgedrukt in megawatt thermisch, van die installaties minder dan 50 bedraagt,

    • b. waarin die installaties gemiddeld per gigajoule brandstof een emissie van NOx van 37 gram of minder veroorzaken,

    • c. waarin zich geen NOx-procesinstallaties bevinden, en

    • d. ten aanzien waarvan het bestuur van de emissieautoriteit een verzoek als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, heeft toegewezen.

  • 2 De toepassing van het eerste lid vervalt zodra de betrokken inrichting niet langer voldoet aan een van de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c.

Artikel 13b

De aanwijzing, bedoeld in artikel 13, eerste lid, heeft tot en met 31 december 2010 geen betrekking op NOx-installaties die zich bevinden in een inrichting:

  • a. die zich bevindt binnen de Nederlandse exclusieve economische zone,

  • b. waarop vanaf 1 januari 2011 artikel 16.49, eerste lid, van de wet niet langer van toepassing is, en

  • c. ten aanzien waarvan het bestuur van de emissieautoriteit een verzoek als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, heeft toegewezen.

Artikel 14

  • 1 Degene die een inrichting drijft, waarin zich NOx-verbrandingsinstallaties bevinden, kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om tot en met 31 december 2008 buiten de aanwijzing, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, te blijven.

  • 3 In het verzoek vermeldt de verzoeker de naam en het adres van de inrichting waarvoor het verzoek wordt ingediend.

  • 4 De verzoeker verstrekt bij zijn verzoek voor de inrichting waarop het verzoek betrekking heeft:

  • 5 Indien de verzoeker niet kan voldoen aan het vierde lid, verstrekt hij andere gegevens waaruit ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit blijkt dat de inrichting voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13, derde lid, aanhef en onder a en b.

  • 6 Indien het bestuur van de emissieautoriteit op grond van het tweede lid heeft besloten dat een inrichting tot en met 31 december 2007 buiten de aanwijzing, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, blijft, geldt dit besluit van rechtswege tot en met 31 december 2008.

Artikel 14a

  • 1 Degene die een inrichting drijft, waarin zich NOx-verbrandingsinstallaties bevinden, kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 buiten de aanwijzing, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, te blijven.

  • 3 In het verzoek vermeldt de verzoeker de naam en het adres van de inrichting waarvoor het verzoek wordt ingediend.

  • 4 De verzoeker verstrekt gegevens waaruit ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit blijkt dat de inrichting voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13a, eerste lid, onder a, b en c.

Artikel 14b

  • 3 In het verzoek vermeldt de verzoeker de naam en het adres van de inrichting waarvoor het verzoek wordt ingediend.

  • 4 De verzoeker verstrekt gegevens waaruit ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit blijkt dat de inrichting voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 13b, aanhef en onder b.

Artikel 15

  • 1 Degene die een inrichting drijft, waarin zich NOx-procesinstallaties bevinden die betrekking hebben op de productie van vlakglas, speciaal glas of verpakkingsglas, meldt het voornemen tot het uitvoeren van een grote ovenrevisie als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit. Bij de melding wordt tevens aangegeven op welke datum de oven naar verwachting na de ovenrevisie wordt opgestart.

  • 2 De melding geschiedt uiterlijk vier weken voor de datum van de voorgenomen ovenrevisie.

Artikel 16

Artikel 17

  • 1 De concentratie van stikstofoxiden in de afgassen van:

    • a. NOx-verbrandingsinstallaties met een vermogen van 100 megawatt thermisch of meer,

    • b. NOx-procesinstallaties, waarbij een emissie van 150 ton stikstofoxiden of meer per kalenderjaar in de lucht wordt veroorzaakt, of

    • c. afvalverbrandingsinstallaties of meeverbrandingsinstallaties als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer,

    wordt bepaald door continue meting.

  • 2 Indien sprake is van een afvalverbrandingsinstallatie of een meeverbrandingsinstallatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, voldoet de continue meting, bedoeld in dat lid, aan de daaraan in het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde eisen, met dien verstande dat

    in afwijking van het bepaalde onder 2.9 in de bij dat besluit behorende bijlage, voorzover dat onderdeel betrekking heeft op stikstofoxiden, het vierde lid geldt.

  • 3 In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid voldoet de continue meting, bedoeld in het eerste lid, aan de daaraan bij of krachtens paragraaf 5.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde eisen, met dien verstande dat voor stikstofoxiden het vierde lid geldt.

  • 4 De waarde van de 95%-betrouwbaarheidsintervallen van individuele waarnemingen op grond waarvan het halfuursgemiddelde of het uurgemiddelde van de concentratie van stikstofoxiden wordt bepaald, is kleiner dan 20% van de jaargemiddelde concentratie.

Artikel 18

Het aantal NOx-emissierechten dat degene die een inrichting drijft, in een kalenderjaar opbouwt als bedoeld in artikel 16.50 van de wet, komt overeen met:

  • a. voor NOx-verbrandingsinstallaties: het in de bij dit besluit behorende bijlage II voor het betrokken kalenderjaar aangegeven getal, vermenigvuldigd met de in dat kalenderjaar verbruikte gigajoule brandstof;

  • b. voor NOx-procesinstallaties, met uitzondering van de NOx-procesinstallaties, bedoeld onder c: het in de bij dit besluit behorende bijlage III voor het betrokken product voor het betrokken kalenderjaar per ton product aangegeven getal, vermenigvuldigd met het aantal in dat kalenderjaar vervaardigde tonnen van dat product;

  • c. voor NOx-procesinstallaties als bedoeld in artikel 13, vijfde lid: het in de bij dit besluit behorende bijlage IV voor het betrokken product voor het betrokken kalenderjaar per ton product aangegeven getal, vermenigvuldigd met het aantal in dat kalenderjaar vervaardigde tonnen van dat product.

Artikel 19

  • 1 Het verkoopplafond voor een inrichting wordt bepaald door bij elkaar op te tellen:

    • a. het gezamenlijke vermogen, uitgedrukt in megawatt thermisch, van de zich in de inrichting bevindende NOx-verbrandingsinstallaties, vermenigvuldigd met 8.000, vermenigvuldigd met het voor het kalenderjaar 2005 in de bij dit besluit behorende bijlage II opgenomen getal, vermenigvuldigd met 3.6 x 10–3;

    • b. de gezamenlijke productiecapaciteit, uitgedrukt in tonnen vervaardigd product per kalenderjaar, van de zich in de inrichting bevindende NOx-procesinstallaties, vermenigvuldigd met het voor het kalenderjaar 2005 voor dat product in de bij dit besluit behorende bijlage III opgenomen getal, gedeeld door 1.000.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt het verkoopplafond voor een inrichting die niet meer dan 3.000 uren per kalenderjaar in bedrijf is, bepaald door het gezamenlijke vermogen, uitgedrukt in megawatt thermisch, van de zich in de inrichting bevindende NOx-verbrandingsinstallaties, vermenigvuldigd met 3.000, vermenigvuldigd met het voor het kalenderjaar 2005 in de bij dit besluit behorende bijlage II opgenomen getal, vermenigvuldigd met 3.6 x 10–3.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 december 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de dertigste december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage I. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a:

Activiteiten

Broeikasgassen

Categorie A

 

1. Verbranden van brandstof in verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt per inrichting

CO2

2. Raffineren van aardoliën

CO2

3. Productie van cokes

CO2

Categorie B

 

4. Roosteren en sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts)

CO2

5. Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting) inclusief continugieten, met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

CO2

6. Productie of bewerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt. Onder bewerking wordt onder andere verstaan: behandeling in een walserij, herverhitter, gloeioven, smederij of gieterij dan wel coating of beitsen

CO2

7. Productie van primair aluminium

CO2 en perfluorkoolstoffen

8. Productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

9. Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen en dergelijke, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

Categorie C

 

10. Productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

CO2

11. Productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

CO2

12. Fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

13. Fabricage van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag

CO2

14. Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

15. Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

Categorie D

 

16. Productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen

CO2

17. Productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

18. Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

19. Productie van salpeterzuur

CO2 en N2O

20. Productie van adipinezuur

CO2 en N2O

21. Productie van glyoxal en glyoxylzuur

CO2 en N2O

22. Productie van ammoniak

CO2

23. Productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag

CO2

24. Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag

CO2

25. Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3)

CO2

26. Afvangen van broeikasgassen van broeikasgasinstallaties die onder de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vallen met het oog op transport en geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 140) waarvoor op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn vergunning is verleend

CO2

27. Transport van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld onder 26

CO2

28. Geologische opslag van broeikasgassen op een opslaglocatie als bedoeld onder 26

CO2

Rekenregel:

Voor het bepalen of het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van verbrandingseenheden per inrichting meer dan 20 megawatt thermisch bedraagt, worden eenheden met een vermogen van minder dan 3 megawatt thermisch en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken buiten beschouwing gelaten.

Bijlage II. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in artikel 18, aanhef en onder a, van het Besluit handel in emissierechten, dat degene die een inrichting drijft, in het geval van een NOx-verbrandingsinstallatie in een kalenderjaar opbouwt per gigajoule verbruikte brandstof

Kalenderjaar

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

NOx-verbrandingsinstallaties

(uitgedrukt in grammen NOx per gigajoule)

68

63

58

52

46

40

39

38

37

Bijlage III. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in artikel 18, aanhef en onder b, van het Besluit handel in emissierechten, dat degene die een inrichting drijft, in het geval van een NOx-procesinstallatie in een kalenderjaar opbouwt per ton vervaardigd product

Kalenderjaar

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Product

                 

IJzer en staal (kg NOx / ton ruw staal)

0,69

0,66

0,62

0,58

0,53

0,49

0,48

0,48

0,47

Elektrostaal (kg NOx / ton vloeibaar staal)

0,13

0,12

0,12

0,11

0,10

0,09

0,09

0,09

0,08

Aluminium (kg NOx / ton aluminium)

2,18

2,07

1,95

1,81

1,67

1,53

1,51

1,49

1,47

Zink (kg NOx / ton zink)

0,08

0,07

0,07

0,06

0,06

0,05

0,05

0,05

0,05

Anode (kg NOx / ton anode)

0,52

0,50

0,47

0,44

0,40

0,37

0,37

0,36

0,36

Cement (kg NOx / ton klinker)

1,69

1,61

1,52

1,41

1,30

1,19

1,18

1,16

1,15

Calciumaluminaatcementklinker (kg NOx / ton calciumaluminaatcementklinker)

3,25

3,07

2,85

2,63

2,40

2,37

2,34

2,31

Tabular alumina converter discharge (kg NOx / ton tabular alumina converter discharge)

0,66

0,63

0,58

0,53

0,49

0,48

0,48

0,47

Salpeterzuur (kg NOx / ton salpeterzuur 100%)

1,00

0,95

0,90

0,83

0,77

0,70

0,69

0,68

0,67

Caprolactam (kg NOx / ton caprolactam)

0,63

0,60

0,57

0,52

0,48

0,44

0,43

0,43

0,42

Nitriet (kg NOx / ton nitriet)

10,20

9,60

9,10

8,40

7,80

7,10

7,01

6,92

6,83

Magnesiumoxide (kg NOx / ton magnesiumoxide)

5,16

4,89

4,62

4,29

3,95

3,62

3,57

3,53

3,48

Carbon black (kg NOx / ton carbon black)

7,32

6,94

6,56

6,08

5,61

5,13

5,07

5,00

4,94

Siliciumcarbide (kg NOx / ton siliciumcarbide)

1,37

1,30

1,23

1,14

1,05

0,96

0,95

0,94

0,92

Actieve kool (kg NOx / ton actieve kool)

4,90

4,65

4,40

6,96

6,41

5,87

5,79

5,72

5,65

Steenwol (kg NOx / ton steenwol)

0,69

0,65

0,61

0,57

0,53

0,48

0,47

0,47

0,46

Fosfaatproductie

                 

Fosfor (kg NOx / ton fosfor)

2,46

2,34

2,21

2,05

1,89

1,73

1,71

1,69

1,67

Fosforzuur (kg NOx / ton zuur)

0,45

0,42

0,40

0,37

0,34

0,31

0,31

0,30

0,30

Natriumtripolyphosphaat (kg NOx / ton natriumtripolyphosphaat)

0,58

0,55

0,52

0,48

0,44

0,41

0.40

0,40

0,39

Emailleerfritten en glasfritten, vervaardigd in:

                 

Continuovens (kg NOx / ton fritten)

1,66

1,57

1,48

1,38

1,27

1,16

1,15

1,13

1,12

Trommelovens (kg NOx / ton fritten)

7,49

7,10

6,71

6,23

5,74

5,25

5,18

5,12

5,05

                   

Glasproductie

                 

Vlakglas (kg NOx / ton glas)

4,77

4,53

4,28

3,97

3,66

3,35

3,31

3,27

3,22

Verpakkingsglas (kg NOx / ton glas)

2,31

2,19

2,07

1,92

1,77

1,62

1,60

1,58

1,56

Speciaal glas (kg NOx / ton glas)

3,62

3,43

3,24

3,01

2,77

2,54

2,51

2,48

2,44

Bijlage IV. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in artikel 18, aanhef en onder c, van het Besluit handel in emissierechten, dat degene die een inrichting drijft, in het geval van een NOx-procesinstallatie in een kalenderjaar opbouwt per ton vervaardigd product

Kalenderjaar

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Product

                 

Glasproductie

                 

Vlakglas (kg NOx / ton glas)

3,35

3,35

3,35

3,35

3,35

3,35

3,22

3,22

3,22

Verpakkingsglas (kg NOx / ton glas)

1,62

1,62

1,62

1,62

1,62

1,62

1,56

1,56

1,56

Speciaal glas (kg NOx / ton glas)

2,54

2,54

2,54

2,54

2,54

2,54

2,44

2,44

2,44