Besluit handel in emissierechten

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 01-01-2015.
Geldend van 01-01-2015 t/m 19-06-2015

Besluit van 17 december 2004, houdende regels ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275) (Besluit handel in emissierechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 juni 2004, nr. MJZ2004065798, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 16.1, tweede lid, 16.6, eerste lid, 16.12, derde lid, 16.14, derde lid, 16.21 en 16.22 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2004, nr. W08.04.0315/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 december 2004, nr. MJZ2004100407, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en marktoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218);

brandstof: gasvormige, vloeibare of vaste stof, met inbegrip van alle daaraan toegevoegde stoffen, dienende voor verbranding;

CEN-norm: norm die door het CEN, het Europese Comité voor Standaardisatie, is vastgesteld;

CO2: kooldioxide;

N2O: distikstofoxide (lachgas);

verbrandingseenheid: vaste technische eenheid waarin activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder t, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten plaatsvinden;

wet: Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 2. Broeikasgasemissies

Paragraaf 2.1. Inrichtingen

Artikel 2

  • 1 Als categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, van de wet worden aangewezen:

    • a. de categorieën van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I zijn genoemd en die een emissie van een in die bijlage bij de betrokken activiteit aangeduid broeikasgas veroorzaken;

    • b. op grond van artikel 24 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten opgenomen:

      • 1°. combinaties van activiteiten en broeikasgassen alsmede

      • 2°. combinaties van inrichtingen en broeikasgassen,

      met ingang van de in de beschikking van de Europese Commissie tot goedkeuring van die opneming genoemde datum.

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft geen betrekking op activiteiten, indien:

    • a. de betreffende drempelwaarde, genoemd in bijlage I, niet wordt overschreden;

    • b. de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, zich bevindt in een inrichting bestemd voor het verbranden van gevaarlijke of huishoudelijke afvalstoffen of bestemd voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten;

    • c. de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, bestemd is voor onderzoek, ontwikkeling of beproeving van nieuwe processen of producten;

    • d. in de broeikasgasinstallatie uitsluitend biomassa wordt gebruikt;

    • e. zich in de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, een reserve, achtervang of parallelle eenheid bevindt die niet gelijktijdig in werking kan zijn met andere eenheden en:

      • 1°. de drempelwaarde, genoemd in bijlage I, niet wordt overschreden, als de activiteiten die plaatsvinden in de reserve, achtervang of parallelle eenheid van een broeikasgasinstallatie niet worden meegeteld;

      • 2°. er een technische restrictie is waardoor de reserve, achtervang of parallelle eenheid niet tegelijkertijd in werking kan zijn met andere eenheden en de drempelwaarden, genoemd in bijlage 1, op geen enkel moment kunnen worden overschreden;

      • 3°. de technische restrictie, bedoeld onder 2°, gemeld is aan het bestuur van de emissieautoriteit, en

      • 4°. voldaan wordt aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.

  • 3 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft geen betrekking op activiteiten binnen:

    • a. een verbrandingseenheid die uitsluitend bedoeld is voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, tenzij de activiteit een integraal deel uitmaakt van een andere activiteit binnen een broeikasgasinstallatie;

    • b. een eenheid voor onderzoek, ontwikkeling of het testen van nieuwe producten of processen.

  • 4 Indien in een broeikasgasinstallatie meerdere activiteiten als genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage I worden uitgeoefend, blijft bij de toepassing van het eerste lid, onder a, de activiteit met een drempelwaarde uitgedrukt in totaal nominaal thermisch ingangsvermogen buiten beschouwing, indien de drempelwaarde van de andere activiteit of activiteiten is uitgedrukt in een ander criterium dan totaal nominaal thermisch ingangsvermogen en deze drempelwaarde wordt bereikt of overschreden.

  • 5 Indien een inrichting op grond van artikel 27 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten, ziet de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de betrokken handelsperiode niet op activiteiten die in de broeikasgasinstallaties binnen die inrichting worden verricht.

Artikel 5

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 16.5, en de aanvraag krachtens artikel 16.20a, eerste lid, van de wet moeten geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen. Bij de aanvraag om een vergunning wordt een monitoringsplan ingediend.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in daarbij aangegeven gevallen en met inachtneming van bij die regeling te stellen eisen:

    • a. bij het bepalen van de jaarvracht van een inrichting tevens rekening wordt gehouden met emissies van een met betrekking tot die activiteit aangeduid broeikasgas in de lucht, die worden veroorzaakt door activiteiten die in de inrichting worden verricht en die behoren tot een categorie van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I is genoemd, indien de bron van die emissies zich buiten de inrichting bevindt;

    • b. bij het bepalen van de jaarvracht van een inrichting geen rekening wordt gehouden met emissies van een met betrekking tot die activiteit aangeduid broeikasgas in de lucht, die worden veroorzaakt door activiteiten die in de inrichting worden verricht en die behoren tot een categorie van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I is genoemd, indien de bron van die emissies zich buiten de inrichting bevindt;

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de personen die met de uitvoering van het monitoringsplan en de controle op de naleving daarvan zijn belast.

Artikel 12

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een dergelijke verklaring tevens worden afgegeven door een verificatie-instelling ten aanzien waarvan de Raad voor Accreditatie het vooronderzoek heeft afgerond, en ten aanzien waarvan het accreditatieproces nog niet is geëindigd.

Paragraaf 2.2. Luchtvaartactiviteiten

Artikel 12d

Artikel 5, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op personen die met de uitvoering van het monitoringsplan en de controle op de naleving daarvan zijn belast.

Hoofdstuk 3. Emissies van stikstofoxiden en NOx-emissierechten

[Vervallen per 01-01-2014]

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 december 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de dertigste december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage I. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a:

Activiteiten

Broeikasgassen

Categorie A

 

1. Verbranden van brandstof in verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt per inrichting

CO2

2. Raffineren van aardoliën

CO2

3. Productie van cokes

CO2

Categorie B

 

4. Roosteren en sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts)

CO2

5. Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting) inclusief continugieten, met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

CO2

6. Productie of bewerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt. Onder bewerking wordt onder andere verstaan: behandeling in een walserij, herverhitter, gloeioven, smederij of gieterij dan wel coating of beitsen

CO2

7. Productie van primair aluminium

CO2 en perfluorkoolstoffen

8. Productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

9. Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen en dergelijke, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

Categorie C

 

10. Productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

CO2

11. Productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

CO2

12. Fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

13. Fabricage van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag

CO2

14. Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

15. Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

Categorie D

 

16. Productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen

CO2

17. Productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

CO2

18. Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen per inrichting van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

19. Productie van salpeterzuur

CO2 en N2O

20. Productie van adipinezuur

CO2 en N2O

21. Productie van glyoxal en glyoxylzuur

CO2 en N2O

22. Productie van ammoniak

CO2

23. Productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag

CO2

24. Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag

CO2

25. Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3)

CO2

26. Afvangen van broeikasgassen van broeikasgasinstallaties die onder de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vallen met het oog op transport en geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 140) waarvoor op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn vergunning is verleend

CO2

27. Transport van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld onder 26

CO2

28. Geologische opslag van broeikasgassen op een opslaglocatie als bedoeld onder 26

CO2

Rekenregel:

Voor het bepalen of het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van verbrandingseenheden per inrichting meer dan 20 megawatt thermisch bedraagt, worden eenheden met een vermogen van minder dan 3 megawatt thermisch en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken buiten beschouwing gelaten.

Bijlage II. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

[Vervallen per 01-01-2014]

Bijlage III. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

[Vervallen per 01-01-2014]

Bijlage IV. behorende bij het Besluit handel in emissierechten

[Vervallen per 01-01-2014]