Besluit rechtspositionele voorschriften leden Raad van State en Algemene Rekenkamer

Geraadpleegd op 16-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2009.
Geldend van 09-02-2005 t/m 31-08-2010

Besluit van 24 januari 2005, houdende enkele rechtspositionele voorschriften ten aanzien van leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2004, 2004-000004426845, CZW

Gelet op artikel 3a, derde lid, van de Wet op de Raad van State en artikel 74, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

De Raad van State gehoord (advies van 23 december 2004, nr. W04.04.0607/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 januari 2005, nr. 2004-0000050661;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Op de vice-president, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet op de Raad van State, zijn van toepassing hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 30 en 31, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, betrekking hebbende op de regels inzake arbeidsgezondheidskundige begeleiding en voorzieningen in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid die van toepassing zijn op voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat wordt gelezen voor:

  • a. «Onze Minister»: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. «functionele autoriteit»: vice-president van de Raad van State.

Artikel 2

Op de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer zijn van toepassing hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 30 en 31 en de regels inzake herplaatsing, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, betrekking hebbende op de regels inzake arbeidsgezondheidskundige begeleiding en voorzieningen in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid die van toepassing zijn op voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat wordt gelezen voor:

  • a. «Onze Minister»: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. «functionele autoriteit»: president van de Algemene Rekenkamer.

Artikel 3

Dit besluit en de wet van 18 oktober 2004 tot wijziging van de Wet op de Raad van State en de Comptabiliteitswet 2001 in verband met de rechtspositie van de leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer (Stb. 2004, 596) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 januari 2005

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste februari 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner