Regeling vliegtoelage ambtenaar-vlieger

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010.
Geldend van 10-02-2005 t/m heden

Regeling tot vaststelling van de berekening van de vliegtoelage voor de ambtenaar-vlieger (Regeling vliegtoelage ambtenaar-vlieger)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 22a, vierde lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. ambtenaar-vlieger: inspecteurvlieger of testvlieger;

    • b. Inspecteur-Generaal: de Inspecteur-Generaal Verkeer en Waterstaat;

    • c. inspecteurvlieger: de ambtenaar, die in het bezit is van één of meer bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen of van een vliegbrevet als genoemd in het tweede lid, in dienst van het Rijk en tewerkgesteld bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, aan wie het uitvoeren van audits bij luchtvaartmaatschappijen als lid van het cockpitpersoneel is opgedragen;

    • d. testvlieger: de ambtenaar, die in het bezit is van één of meer bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen of van een vliegbrevet als genoemd in het tweede lid, in dienst van het Rijk en tewerkgesteld bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, aan wie het uitvoeren van testvluchten is opgedragen;

    • e. vliegtoelage: periodieke toeslag als bedoeld in artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2 Voor de inspecteurvlieger gelden de volgende categorieën:

    • a. Categorie 1:

      • ambtenaren in het bezit van een bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (CPL) voorzien van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR);

      • ambtenaren in het bezit van een groot militair vliegbrevet of een Marine vliegbrevet;

    • b. Categorie 2:

      • ambtenaren in het bezit van een bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (CPL) voorzien van een bevoegdverklaring blindvliegen (IR) en een bevoegdverklaring voor een type vliegtuig of helikopter, gecertificeerd voor ten minste twee bestuurders;

      • ambtenaren in het bezit van een bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL);

    • c. Categorie 3: ambtenaren in het bezit van een bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL) voorzien van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) en een bevoegdverklaring voor een type vliegtuig of helikopter, gecertificeerd voor ten minste twee bestuurders, met een maximale startmassa van minder dan 150.000 kg, dan wel een bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige (CFEL);

    • d. Categorie 4: ambtenaren in het bezit van een bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL) voorzien van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) en een bevoegdverklaring voor een type vliegtuig, gecertificeerd voor ten minste twee bestuurders, met een maximale startmassa van meer dan 150.000 kg.

Artikel 2

  • 1 De ambtenaar-vlieger heeft aanspraak op een maandelijkse vliegtoelage.

  • 2 De vliegtoelage, waarop de ambtenaar-vlieger aanspraak heeft, is een samenstel van een basisbedrag en een vermenigvuldigingsfactor.

  • 3 Het basisbedrag bedraagt éénzesde deel van het verschil tussen salarisnummer 7 en salarisnummer 6 van schaal 14 van het BBRA 1984.

  • 4 Voor de inspecteurvlieger is de vermenigvuldigingsfactor, afhankelijk van de categorie waarin hij wordt ingedeeld en de totale tijd waarin het beroep van vlieger wordt uitgeoefend:

    Categorie

    1

    2

    3

    4

    1e jaar

    3

    4

    5

    5

    2e jaar

    6

    8

    10

    10

    3e jaar

    9

    12

    15

    15

    4e jaar

    12

    16

    20

    20

    5e jaar

    15

    20

    25

    25

    6e jaar

    18

    24

    30

    30

    7e jaar

    21

    28

    35

    35

    8e jaar

    24

    32

    40

    40

    9e jaar

    27

    36

    45

    45

    10e jaar

    30

    40

    50

    50

    11e jaar

    30

    44

    55

    55

    12e jaar

    30

    48

    60

    60

    13e jaar

    30

    52

    65

    65

    14e jaar

    30

    56

    70

    70

    15e jaar

    30

    60

    75

    75

    16e jaar

    30

    60

    80

    80

    17e jaar

    30

    60

    80

    85

    18e jaar

    30

    60

    80

    90

    19e jaar

    30

    60

    80

    95

    20e jaar

    30

    60

    80

    100

  • 5 Voor de testvlieger is de vermenigvuldigingsfactor, afhankelijk van de totale tijd waarin het beroep van vlieger wordt uitgeoefend:

    Jaren

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    18

    19

    20

                                             

    Factor

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    40

    45

    50

    55

    60

    65

    70

    75

    80

    85

    90

    95

    100

Artikel 3

  • 1 Bij buitengewoon verlof mede in dienstbelang zal doortelling van de te verwerven vermenigvuldigingsfactor plaatsvinden.

  • 2 Bij overgang naar een hogere categorie behoudt de inspecteurvlieger zijn op dat moment geldende vermenigvuldigingsfactor, dan wel bij afwezigheid daarvan in de hogere categorie de naast-hogere vermenigvuldigingsfactor.

  • 3 Overgang naar een hogere categorie vindt steeds plaats op de eerste dag van de maand na de maand waarin de ambtenaar-vlieger voor het eerst als zodanig kan worden gekwalificeerd of het beroep van ambtenaar-vlieger in de betreffende categorie is gaan uitoefenen.

  • 4 De verhoging van de vliegtoelage door verhoging van de vermenigvuldigingsfactor bedraagt in een kalenderjaar niet meer van € 400,– bruto per maand.

Artikel 4

  • 1 De ambtenaar-vlieger, die de hoedanigheid van inspecteurvlieger of testvlieger tijdelijk dan wel blijvend verliest, waarbij dit verlies niet aan grove nalatigheid of opzet is te wijten, behoudt aanspraak op de volgende vliegtoelage tenzij de gronden genoemd in de artikelen 90 en 91 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van toepassing zijn:

    • a.

      • 1°. gedurende 36 maanden 100% van de vliegtoelage waarop aanspraak bestond in de maand waarin de tijdelijke onderbreking is ingegaan, nadat ten minste 10 jaren zijn verstreken vanaf het moment dat betrokkene voor het eerst het beroep van ambtenaar-vlieger of het beroep van vlieger heeft uitgeoefend;

      • 2°. gedurende 24 maanden 100% van de vliegtoelage waarop aanspraak bestond in de maand waarin de tijdelijke onderbreking is ingegaan, nadat 5 tot 10 jaren zijn verstreken vanaf het moment dat betrokkene voor het eerst het beroep van ambtenaar-vlieger of het beroep van vlieger heeft uitgeoefend;

      • 3°. gedurende 12 maanden 100% van de vliegtoelage waarop aanspraak bestond in de maand waarin de tijdelijke onderbreking is ingegaan, nadat 1 tot 5 jaren zijn verstreken vanaf het moment dat betrokkene voor het eerst het beroep van ambtenaar-vlieger of het beroep van vlieger heeft uitgeoefend;

    • b. vervolgens gedurende het eerste, het tweede en het derde jaar nadat de periode genoemd onder a is beëindigd: een bedrag gelijk aan respectievelijk 75%, 50% en 25% van de verworven vliegtoelage.

  • 2 De ambtenaar-vlieger, die 50 jaar of ouder en langer dan 10 jaar in het genot van de vliegtoelage is, behoudt zijn vliegtoelage, indien hij als gevolg van belemmeringen in de uitoefening van zijn functie van ambtenaar-vlieger die functie niet of niet volledig meer kan uitoefenen.

  • 3 Indien de Inspecteur-Generaal de ambtenaar-vlieger verplicht de vliegvaardigheid op een type vliegtuig te onderhouden dan wel andere werkzaamheden opdraagt, waardoor de ambtenaar-vlieger in een lagere categorie vliegtoelage terechtkomt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 2 Bij medische ongeschiktheid van de ambtenaar-vlieger, welke naar het oordeel van de Inspecteur-Generaal in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem of haar opgedragen werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en – rekening houdend met die werkzaamheden of diensten en omstandigheden – niet aan grove nalatigheid of opzet is te wijten, zijn eveneens de betreffende bepalingen van hoofdstuk VI van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Indien het salaris van de ambtenaar-vlieger, op wie artikel 4, eerste lid, van toepassing is, wordt verhoogd, anders dan op grond van een algemeen geldende salarisherziening, wordt met ingang van de dag waarop die verhoging ingaat, het bedrag van de hem toekomende vliegtoelage met het bedrag van die verhoging verminderd.

Artikel 7

Aanspraak op de vliegtoelage bestaat niet over de termijn gedurende welke de functionaris geen aanspraak heeft op de voor hem geldende bezoldiging. Over die termijn vindt geen doortelling van de te verwerven vermenigvuldigingsfactor plaats.

Artikel 8

Indien de ambtenaar-vlieger naar het oordeel van de Inspecteur-Generaal gedurende langere tijd niet naar behoren functioneert, kan de Inspecteur-Generaal de aan de betrokken ambtenaar-vlieger verleende vliegtoelage verminderen of beëindigen.

Artikel 10

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 november 1998, nr. PO/P-1442 wordt ingetrokken.

Artikel 11

  • 1 De inspecteurvlieger, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling ingedeeld is in een der categorieën A, B of C wordt ingedeeld overeenkomstig de volgende tabel:

    Categorie A wordt Categorie 4;

    Categorie B wordt Categorie 2;

    Categorie C wordt Categorie 1.

  • 2 De indeling overeenkomstig het eerste lid laat onverlet de mogelijkheid van indeling in een hogere categorie op grond van deze regeling.

  • 3 De testvlieger, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling ingedeeld is in een der categorieën A, B of C wordt ingedeeld overeenkomstig de tabel opgenomen in artikel 2, vijfde lid.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs