Besluit financiering rechtspraak 2005

Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-05-2016 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 11-02-2005 t/m heden

Besluit van 28 januari 2005, houdende nieuwe regels inzake de financiering van de rechtspraak in verband met het invoeren van een baten-lastenstelsel en het verrekenen van productieverschillen (Besluit financiering rechtspraak 2005)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 december 2004, Directie Wetgeving, nr. 5323045/04/06;

Gelet op de artikelen 97, eerste lid, en 98, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 6 januari 2005, nr. W03.04.0591/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 januari 2005, Directie Wetgeving nr. 5331152/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de rechterlijke organisatie;

  • b. zaak: een door een gerecht te behandelen of afgehandelde gerechtelijke procedure;

  • c. productie: het totaal aantal behandelde of afgedane zaken;

  • d. landelijke prijzen: de naar productgroep gedifferentieerde bedragen per zaak die worden gebruikt voor de vaststelling van de productiegerelateerde bijdrage aan de rechtspraak;

  • e. lokale prijzen: de naar productgroep en gerecht gedifferentieerde bedragen die worden gebruikt voor de vaststelling van de productiegerelateerde bijdrage aan een gerecht;

  • f. zaakscategorie: een deel van de productie dat binnen een gerechtscategorie op gelijksoortige wijze wordt behandeld;

  • g. productgroep: een aantal samenhangende zaakscategorieën;

  • h. gerechtscategorieën:

    • 1°. de rechtbanken;

    • 2°. de gerechtshoven;

    • 3°. het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

    • 4°. de Centrale Raad van Beroep.

Hoofdstuk 2. Ondersteunende systemen en modellen

Artikel 2

  • 1 Er is een systeem van productiemeting voor de rechtspraak. Dit systeem houdt in het meten van het aantal behandelde of afgedane zaken per gerechtscategorie en daarbinnen per afzonderlijk gerecht.

  • 2 De meting gebeurt op het niveau van afzonderlijke zaakscategorieën, geclusterd in productgroepen.

  • 3 De Raad beheert de aan de indeling in productgroepen en zaakscategorieën ten grondslag liggende definities en modellen.

  • 4 Belangrijke wijzigingen in de indeling in productgroepen en zaakscategorieën, alsmede de onderliggende definities en modellen behoeven de instemming van Onze Minister.

Artikel 3

  • 1 Er is een systeem van prijsmeting voor de rechtspraak. Dit systeem houdt in het toerekenen van kosten aan aantallen behandelde of afgedane zaken voor alle gerechten gezamenlijk en daaruit eenduidig afgeleid de gerechten afzonderlijk.

  • 2 De meting gebeurt op het niveau van de afzonderlijke productgroepen.

  • 3 De Raad beheert de aan de prijsmeting ten grondslag liggende definities en modellen.

  • 4 Belangrijke wijzigingen in de definities en modellen behoeven de instemming van Onze Minister.

Artikel 4

  • 1 Er is een werklastmetingssysteem voor de rechtspraak. Dit systeem houdt in het meten van de werklast van het personeel bij de gerechten gemoeid met de productie door middel van periodieke tijdschrijfonderzoeken.

  • 2 De meting gebeurt op het niveau van de afzonderlijke zaakscategorieën.

  • 3 De Raad beheert de aan de werklastmeting ten grondslag liggende methode van periodieke tijdschrijfonderzoeken.

  • 4 De Raad doet de opzet van de tijdschrijfonderzoeken alsmede de wijze waarop de onderzoeken worden uitgevoerd toetsen door een externe, onafhankelijke deskundige.

Artikel 5

  • 1 De Raad houdt aanvullend op de tijdschrijfonderzoeken in het kader van de werklastmeting periodiek vergelijkende onderzoeken naar gerealiseerde prijsverschillen tussen gerechten.

  • 2 Op verzoek van Onze Minister dan wel eigener beweging houdt de Raad gerichte diepteonderzoeken naar specifieke elementen van de gerealiseerde prijs per zaak.

Artikel 6

  • 1 De Raad stelt een commissie in die de Raad adviseert over wijzigingen in de productie-, prijs- en werklastmetingssystemen alsmede de opzet van de vergelijkende en diepteonderzoeken, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5.

  • 2 De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de gerechten.

  • 3 Een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie neemt als waarnemer deel aan de overleggen van de commissie.

Artikel 7

  • 1 De Raad en de gerechten ontwikkelen en beheren een kwaliteitssysteem. Aan de hand van het systeem wordt de kwaliteit van de rechterlijke organisatie en meer in het bijzonder het rechterlijke functioneren gemeten.

  • 2 De Raad doet de opzet van het kwaliteitssysteem toetsen door een externe, onafhankelijke deskundige.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister ontwikkelt en beheert een prognosemodel voor de instroom van zaken. Het model heeft als doel tot objectief gefundeerde uitspraken te komen over de te verwachten instroom van zaken bij de gerechten.

  • 2 De ontwikkeling en het beheer van het prognosemodel gebeuren in overleg met de Raad.

  • 3 Onze Minister doet de opzet van het prognosemodel toetsen door een externe, onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 3. Bijdragetoekenning door Onze Minister aan de Raad

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 9

De jaarlijks aan de Raad toe te kennen bijdrage ten behoeve van de activiteiten van de Raad en de gerechten gezamenlijk is gelijk aan het bedrag dat ten behoeve van de Raad is opgenomen in de voor het desbetreffende begrotingsjaar vastgestelde begroting van het Ministerie van Justitie.

Artikel 10

De aan de Raad toe te kennen bijdrage bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. een productiegerelateerde bijdrage;

  • b. een bijdrage voor gerechtskosten;

  • c. een bijdrage voor overige uitgaven.

Afdeling 2. De aan de Raad toe te kennen bijdrage

Artikel 11

De productiegerelateerde bijdrage wordt bepaald door de voor het desbetreffende jaar geldende landelijke prijzen te vermenigvuldigen met het aantal in de begroting van het Ministerie van Justitie opgenomen zaken per productgroep.

Artikel 12

  • 1 De landelijke prijzen worden voor drie opeenvolgende jaren vastgesteld en opgenomen in de begroting van het Ministerie van Justitie.

  • 2 De prijzen zijn gebaseerd op:

    • a. de in het verleden gerealiseerde prijs per productgroep;

    • b. veranderingen in de verhouding van de aantallen zaken per zaakscategorie binnen de productgroep;

    • c. de uitkomsten van de werklastmeting, bedoeld in artikel 4, en de aanvullende onderzoeken, bedoeld in artikel 5;

    • d. overwegingen van kwaliteit op basis van informatie uit het kwaliteitssysteem, bedoeld in artikel 7;

    • e. overwegingen van doelmatigheid.

  • 3 Jaarlijks worden de prijzen aangepast in verband met algemene loon- en prijsontwikkelingen.

Artikel 13

  • 1 De Raad baseert in zijn begrotingsvoorstel voor het uitvoeringsjaar en de vier daaropvolgende jaren de raming van het aantal zaken per productgroep op de verwachte instroom van zaken in het begrotingsjaar, de werkvoorraad aan het begin van het uitvoeringsjaar en de gewenste werkvoorraad aan het eind van het jaar.

  • 2 De Raad hanteert het prognosemodel, bedoeld in artikel 8, voor de raming van de verwachte instroom van zaken. Indien hij voor zijn begrotingsvoorstel afwijkt van door het prognosemodel gegenereerde gegevens, worden de redenen daarvoor opgenomen in het voorstel.

  • 3 De Raad corrigeert, in voorkomend geval, de raming van de verwachte instroom voor de effecten van wijzigingen in het systeem van de rechtspraak.

Artikel 14

  • 1 De bijdrage voor gerechtskosten wordt bepaald door de gerechtskosten per zaak te vermenigvuldigen met het aantal in de begroting van het Ministerie van Justitie opgenomen civiele en bestuursrechtelijke zaken.

  • 2 Onder gerechtskosten per zaak wordt verstaan: de gerealiseerde gerechtskosten in civiele en bestuursrechtelijke zaken in het meest recente aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar gedeeld door het aantal afgehandelde civiele en bestuursrechtelijke zaken in het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 3 Indien het in het eerste lid bedoelde bedrag niet toereikend is, stelt Onze Minister aanvullende financiële middelen ter beschikking van de Raad teneinde de met de gerechtskosten gemoeide uitgaven van de gerechten te bekostigen.

Artikel 15

  • 1 De bijdrage voor overige uitgaven is gelijk aan het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de begroting van het Ministerie van Justitie.

  • 2 De Raad neemt in zijn begrotingsvoorstel een plan op met daarin een raming van de overige uitgaven voor het desbetreffende begrotingsjaar, een omschrijving van de activiteiten en de daarmee nagestreefde concrete doelstellingen.

  • 3 In de raming worden incidentele en structurele kosten zichtbaar gemaakt.

Afdeling 3. Aan de bijdragetoekenning te verbinden voorschriften

Artikel 16

De door Onze Minister aan de jaarlijkse bijdragetoekenning te verbinden voorschriften kunnen slechts betrekking hebben op:

  • a. de door de gerechten gezamenlijk te realiseren zaaksaantallen per productgroep;

  • b. te realiseren doelstellingen zoals opgenomen in het in artikel 15 bedoelde plan;

  • c. het realiseren van in arbeidsvoorwaardenoverleg gemaakte afspraken.

Afdeling 4. Vermogen en verrekening van productieverschillen

Artikel 17

  • 1 Het eigen vermogen van de rechtspraak wordt bepaald door de som te nemen van de eigen vermogens van de gerechten en onder de Raad ressorterende diensten, bedoeld in de artikelen 36 en 39, tweede lid, en het eigen vermogen van de Raad zelf, bedoeld in artikel 18.

  • 3 Het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat van de rechtspraak bedraagt ten hoogste 5% van de gemiddelde jaarlijkse baten van de rechtspraak, berekend over de laatste drie jaar.

  • 4 Het eigen vermogen van de rechtspraak is minimaal nul.

  • 5 Een positief exploitatieresultaat van de rechtspraak komt tot de in het derde lid bedoelde grens ten goede aan de exploitatiereserve van de rechtspraak. Het meerdere keert de Raad uit aan Onze Minister.

  • 6 Een negatief exploitatieresultaat van de rechtspraak komt ten laste van de exploitatiereserve van de rechtspraak. In het uitzonderlijke geval dat dit leidt tot een negatief vermogen wordt dit aangezuiverd door Onze Minister en vindt overleg plaats over te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 21.

  • 7 Voor het tegen een financiële vergoeding verrichten van activiteiten die niet in een wettelijke regeling aan de rechtspraak zijn opgedragen voor anderen dan Onze Minister, behoeft de Raad de instemming van Onze Minister.

Artikel 18

  • 1 De Raad heeft een eigen vermogen bestaande uit een exploitatiereserve, een verplichte reserve en het onverdeeld resultaat.

  • 2 De exploitatiereserve van de Raad is bestemd om risico’s in de bedrijfsvoering van de rechtspraak als geheel op te vangen.

  • 3 Onze Minister kan met inachtneming van artikel 17, derde lid, om niet een toevoeging doen aan de exploitatiereserve van de Raad ten einde het eigen vermogen van de Raad te versterken.

  • 4 Het is de Raad niet toegestaan bijdragen in de vorm van een lening te aanvaarden van anderen dan Onze Minister van Financiën. Bijdragen van anderen worden toegevoegd aan de exploitatiereserve van de Raad.

Artikel 19

  • 1 De Raad beheert een egalisatierekening voor de rechtspraak.

  • 2 De egalisatierekening is bestemd om verschillen tussen de overeengekomen en gerealiseerde productie te verrekenen.

  • 3 De egalisatierekening maakt deel uit van de balans van de Raad.

  • 4 De gelden op de egalisatierekening worden zonder rente aangehouden op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

  • 5 Een positieve verrekening ten laste van de egalisatierekening kan niet meer zijn dan het totaal beschikbare bedrag op de rekening

Artikel 20

  • 1 De aan de Raad ingevolge artikel 11 toegekende productiegerelateerde bijdrage wordt verhoogd dan wel verlaagd indien de gerechten meer dan wel minder zaken per productgroep hebben afgedaan dan in de begroting van het Ministerie van Justitie was opgenomen.

  • 2 Het bedrag van de verhoging dan wel verlaging wordt bepaald door het aantal zaken per productgroep dat meer dan wel minder is afgedaan te vermenigvuldigen met een prijs die gelijk is aan 70% van de voor het desbetreffende jaar geldende prijs per productgroep.

  • 3 Een in het eerste lid bedoelde verhoging van de productiegerelateerde bijdrage wordt tot de in artikel 17, derde lid, bedoelde grens als bate opgenomen in de staat van baten en lasten van de Raad en de gerechten en komt ten laste van de egalisatierekening van de rechtspraak. Is de verhoging groter, dan wordt voor het meerdere de egalisatierekening niet belast. De verhoging is maximaal het bedrag, bedoeld in artikel 19, vijfde lid.

  • 4 Een in het eerste lid bedoelde verlaging van de productiegerelateerde bijdrage wordt als last opgenomen in de staat van baten en lasten van de Raad en de gerechten en komt ten goede aan de egalisatierekening van de rechtspraak.

Artikel 21

Bij een dreigend exploitatieverlies dat leidt tot een negatief vermogen van de rechtspraak, een exploitatiewinst die uitkomt komen boven de in artikel 17, derde lid, bedoelde grens dan wel een ingrijpende wijziging van omstandigheden met aantoonbare gevolgen voor de productie, overleggen Onze Minister en de Raad over te nemen maatregelen en passen zo nodig, onverminderd artikel 17, vijfde lid, tweede volzin, de productieaantallen van de rechtspraak en de landelijke prijzen aan.

Afdeling 5. Informatievoorziening

Artikel 22

  • 1 De Raad verstrekt Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak met betrekking tot de financiering van de rechtspraak benodigde informatie. Daartoe behoren in elk geval:

    • a. gegevens over de productiegerelateerde bijdrage, gerechtskosten en overige uitgaven als bedoeld in de artikelen 11, 14, eerste lid, en 15, tweede en derde lid.

    • b. prijsgegevens, waaronder de uitkomsten van de werklastmeting en vergelijkende en diepteonderzoeken, en gegevens over de kwaliteit als genoemd in artikel 12, derde lid.

    • c. gegevens over zaaksaantallen, de instroom van zaken en werkvoorraden genoemd in artikel 13.

    • d. balansgegevens waaronder gegevens over het eigen vermogen en de egalisatierekening als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19.

  • 2 Onze Minister en de Raad maken in een informatieprotocol nadere afspraken over de ten behoeve van de financiering te verstrekken informatie.

Hoofdstuk 4. Bijdragetoekenning door de Raad aan de gerechten

Afdeling 1. Splitsing bijdrage minister in delen centraal en gerechten

Artikel 23

De Raad splitst de in artikel 11 bedoelde productiegerelateerde bijdrage van Onze Minister in de volgende delen:

  • a. een productiegerelateerde bijdrage voor de gerechten;

  • b. een bijdrage aan de gerechten voor huisvesting;

  • c. een bijdrage aan de gerechten voor specifieke uitgaven;

  • d. centraal door de Raad te beheren uitgaven.

Artikel 24

De Raad splitst de in artikel 15 bedoelde bijdrage van Onze Minister voor overige uitgaven in de volgende delen:

  • a. een bijdrage aan de gerechten voor overige uitgaven;

  • b. centraal door de Raad te beheren overige uitgaven.

Afdeling 2. De aan het gerercht toe te kennen bijdrage

Artikel 25

De door de Raad aan het gerecht toe te kennen bijdrage bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. een productiegerelateerde bijdrage;

  • b. een bijdrage voor gerechtskosten;

  • c. een bijdrage voor huisvesting;

  • d. een bijdrage voor specifieke uitgaven;

  • e. een bijdrage voor overige uitgaven.

Artikel 26

  • 1 De Raad bepaalt de productiegerelateerde bijdrage aan het gerecht door de voor het desbetreffende jaar geldende lokale prijzen te vermenigvuldigen met de met het gerecht overeengekomen aantal zaken per productgroep.

  • 2 Onder het in het eerste lid bedoelde overeengekomen aantal zaken wordt verstaan het aantal af te handelen zaken van het gerecht zelf vermeerderd met het aantal af te handelen zaken als nevenzittingsplaats voor een ander gerecht, verminderd met het aantal af te handelen zaken die in een nevenzittingsplaats buiten het eigen rechtsgebied worden afgehandeld.

Artikel 27

  • 1 De Raad stelt de lokale prijzen vast.

  • 2 De Raad kan de prijzen voor de afzonderlijke gerechten verschillend vaststellen op grond van de uitkomsten van de werklastmeting en de vergelijkende onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4 en 5.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde differentiatie in de prijzen kan alleen betrekking hebben op factoren die de gerechten niet kunnen beïnvloeden.

Artikel 28

  • 1 De Raad verdeelt het bedrag van de in artikel 10, onder b, bedoelde component gerechtskosten over de gerechten overeenkomstig het aantal civiele en bestuursrechtelijke zaken dat in het begrotingsjaar zal worden afgehandeld.

  • 2 Op verzoek van het bestuur van een gerecht stelt de Raad aanvullende financiële middelen ter beschikking teneinde de met de gerechtskosten in civiele en bestuursrechterlijke zaken gemoeide uitgaven van het desbetreffende gerecht te bekostigen.

Artikel 29

De Raad verdeelt het bedrag van de in artikel 23, onder b, bedoelde component huisvesting over de gerechten op grond van ramingen van de gerechten ter zake.

Artikel 30

  • 1 Het bestuur van een gerecht kan de Raad verzoeken om toekenning van aanvullende financiële middelen ten behoeve van specifiek omschreven activiteiten die zijn gericht op de verbetering van de organisatie of de werkwijze van het gerecht, of op bevordering van de juridische kwaliteit.

  • 2 Het verzoek gaat in elk geval vergezeld van:

    • a. een projectplan, en

    • b. een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag niet van belang is.

  • 3 Door de Raad toegekende verzoeken komen ten laste van de in artikel 23, onder c, bedoelde component specifieke uitgaven.

Artikel 31

De Raad verdeelt het bedrag van de in artikel 24, onder a, bedoelde component overige uitgaven over de gerechten op grond van ramingen van de gerechten ter zake.

Afdeling 3. Aan de bijdragetoekenning te verbinden voorschriften

Artikel 32

De aan de toekenning van de jaarlijkse bijdrage door de Raad te verbinden voorschriften kunnen slechts betrekking hebben op de in het desbetreffende jaar:

  • a. te realiseren zaaksaantallen, onderscheiden naar zaakscategorie;

  • b. met de in de artikelen 25, onder c, d en e, bedoelde bijdragen te realiseren doelen;

  • c. het realiseren van in arbeidsvoorwaardenoverleg gemaakte afspraken.

Afdeling 4. Overige voorschriften

Artikel 33

Het bestuur van het gerecht is verplicht medewerking te verlenen aan de metingen en onderzoeken, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 en 7.

Artikel 34

Het bestuur van het gerecht kan de ingevolge artikel 28 aan het gerecht toegekende bijdrage voor gerechtskosten in civiele en bestuursrechtelijke zaken uitsluitend voor deze kosten aanwenden.

Artikel 35

Het bestuur van het gerecht verstrekt aan de Raad:

  • a. de in artikel 22, eerste lid, genoemde gegevens;

  • b. de gegevens die de Raad nodig heeft om aan de afspraken in het in artikel 22, tweede lid, bedoelde informatieprotocol te voldoen;

  • c. informatie over aantallen en categorieën van af te handelen zaken van het gerecht en aantallen en categorieën van af te handelen zaken als nevenzittingsplaats voor een ander gerecht, alsmede aantallen en categorieën van zaken die in een nevenzittingsplaats buiten het rechtsgebied worden behandeld.

Afdeling 5. Vermogen en verrekening productieverschillen

Artikel 36

  • 1 Het gerecht heeft een eigen vermogen bestaande uit een exploitatiereserve, een verplichte reserve en het onverdeeld resultaat.

  • 2 De exploitatiereserve is bestemd om risico’s in de bedrijfsvoering van het gerecht op te vangen.

  • 3 Het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat van het gerecht bedraagt ten hoogste 5% van de gemiddelde jaarlijkse baten, berekend over de laatste drie jaar.

  • 4 Het eigen vermogen van het gerecht is minimaal nul.

  • 5 De Raad kan met inachtneming van het bepaalde in het derde lid om niet een toevoeging doen aan de exploitatiereserve van het gerecht ten einde het eigen vermogen van het gerecht te versterken.

  • 6 Het is het gerecht niet toegestaan bijdragen in de vorm van een lening te aanvaarden van anderen dan Onze Minister van Financiën. Aanvragen worden ingediend via de Raad. Bijdragen van anderen leiden altijd tot een toevoeging aan de exploitatiereserve van het gerecht.

  • 7 Een positief exploitatieresultaat van het gerecht komt tot de in het derde lid bedoelde grens ten goede aan de exploitatiereserve. Het meerdere wordt toegevoegd aan het vermogen van de Raad.

  • 8 Een negatief exploitatieresultaat van het gerecht komt ten laste van het exploitatiereserve. In het uitzonderlijke geval dat dit leidt tot een negatief vermogen wordt dit aangezuiverd door de Raad en vindt overleg plaats over te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 38.

  • 9 Voor het tegen een financiële vergoeding verrichten van activiteiten die niet in een wettelijke regeling aan het gerecht zijn opgedragen voor anderen dan de rechtspraak zelf of Onze Minister, behoeft het bestuur van het gerecht de instemming van de Raad.

Artikel 37

  • 1 De aan het gerecht ingevolge artikel 26 toegekende productiegerelateerde bijdrage wordt verhoogd dan wel verlaagd, indien het gerecht meer dan wel minder zaken per productgroep heeft afgedaan dan met de Raad voor dat jaar is overeengekomen.

  • 2 Het bedrag van de verhoging dan wel verlaging wordt bepaald door het aantal zaken per productgroep dat meer dan wel minder is afgedaan te vermenigvuldigen met een prijs die gelijk is aan 70% van het voor het desbetreffende jaar geldende gemiddelde van de prijs per productgroep, die de Raad voor de afzonderlijke gerechten hanteert.

  • 3 Een in het tweede lid bedoelde verhoging van de productiegerelateerde bijdrage wordt als bate opgenomen in de staat van baten en lasten en komt ten laste van de in artikel 19 bedoelde egalisatierekening van de rechtspraak. Indien voor de rechtspraak sprake is van een verrekening die hoger ligt dan het bedrag dat op grond van artikel 19, vijfde lid, beschikbaar is, bedraagt de verhoging voor elk afzonderlijk gerecht een aan de krachtens het tweede lid berekende verhogingen evenredig deel van het beschikbare bedrag op de egalisatierekening.

  • 4 Een in het tweede lid bedoelde verlaging van de productiegerelateerde bijdrage wordt als last opgenomen in de staat van baten en lasten van het gerecht en komt ten goede aan de egalisatierekening van de rechtspraak.

Artikel 38

Bij een dreigend exploitatieverlies dat leidt tot een negatief vermogen voor een gerecht, een exploitatiewinst die uitkomt boven de in artikel 36, derde lid, bedoelde grens dan wel bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden met aantoonbare gevolgen voor de productie, overlegt de Raad met het betreffende gerecht over te nemen maatregelen en passen zij zonodig, onverminderd artikel 36, zevende lid, tweede volzin, de gemaakte afspraken over productieaantallen en de lokale prijzen aan.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 39

  • 1 Het met ingang van het jaar 2005 door de Raad, de gerechten en onder de Raad ressorterende diensten toe te passen begrotingsstelsel is het baten-lastenstelsel.

  • 2 Voor de Raad, de gerechten en onder de Raad ressorterende diensten zijn van overeenkomstige toepassing:

    • a. hoofdstuk 6 van de Regeling departementale begrotingsadministratie 1997;

    • b. de Regeling leen- en depositofaciliteiten agentschappen 2003, met dien verstande dat de Raad mede ten behoeve van de gerechten en de onder de Raad ressorterende diensten aanvragen doet.

Artikel 41

De door de gerechten te maken gerechtskosten in strafzaken komen ten laste van het College van procureurs-generaal.

Artikel 42

  • 1 Onze Minister geeft jaarlijks aan de Raad aan welke andere regels in acht moeten worden genomen bij de voorbereiding en de inrichting van het begrotingsvoorstel van de Raad.

  • 2 Onze Minister en de Raad maken in een begrotingsprotocol nadere afspraken over de in de begrotingsvoorbereiding, begrotingsuitvoering en begrotingsverantwoording te volgen werkwijze.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 45

[Red: Wijzigt het Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak.]

Artikel 46

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2004.

  • 3 Voor het opstellen van een openingsbalans per 1 januari 2005 zijn de artikelen 2 en 3 van de regeling Vermogensvoorschriften baten-lastendiensten 2001 van overeenkomstige toepassing voor de Raad, de gerechten en onder de Raad ressorterende diensten.

  • 4 De in artikel 17, derde lid, en artikel 36, derde lid, bedoelde grens van 5% wordt voor het jaar 2006 berekend aan de hand van de baten 2005. Voor het jaar 2007 aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse baten van 2005 en 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 januari 2005

Beatrix

De Minister van Justitie

,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de tiende februari 2005

De Minister van Justitie

J. P. H. Donner