Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid; verrekening voorvoegingsverliezen; regeling nieuw opgerichte dochtermaatschappij

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012.
Geldend van 16-02-2005 t/m 13-12-2010

Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid; verrekening voorvoegingsverliezen; regeling nieuw opgerichte dochtermaatschappij

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan de Belastingdienst is een vraag voorgelegd over de werking van artikel 5, vierde lid, van het Besluit fiscale eenheid 2003 (Besluit). De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

M BV richt een dochtermaatschappij (D BV) op, die met ingang van haar oprichtingsdatum wordt gevoegd. D BV richt vervolgens een dochtermaatschappij (KD BV) op, welke eveneens met ingang van de oprichtingsdatum wordt opgenomen in de fiscale eenheid. In D BV en KD BV zijn activiteiten gestart, welke tot winst leiden. M BV heeft voorvoegingsverliezen.

Op basis van artikel 5, vierde lid, van het Besluit kan de aan D BV toe te rekenen winst van de fiscale eenheid worden aangewend voor de verrekening van het voorvoegingsverlies van M BV. Omvat de winst van D BV die conform artikel 5, vierde lid, van het Besluit wordt toegerekend aan M BV ook de winst van KD BV?

Antwoord

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

Ja, de winst van D BV die conform artikel 5, vierde lid, van het Besluit wordt toegerekend aan M BV omvat ook de winst van KD BV.

In artikel 15ae, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) is bepaald dat de verrekening van voorvoegingsverliezen van een maatschappij met belastbare winst van de fiscale eenheid slechts kan plaatsvinden voorzover de winst van de fiscale eenheid aan die maatschappij is toe te rekenen. Het vierde lid van artikel 5 van het Besluit maakt hierop een uitzondering voor de situatie waarin één of meer maatschappijen een nieuwe dochtermaatschappij oprichten die vanaf haar oprichtingsdatum wordt gevoegd in dezelfde fiscale eenheid. In dat geval wordt de aan de nieuw opgerichte dochtermaatschappij toe te rekenen winst van de fiscale eenheid aangemerkt als winst van de maatschappijen die deze dochtermaatschappij hebben opgericht, naar rato van hun kapitaalinbreng. Toegespitst op de onderhavige situatie betekent dit dat de winst van KD BV voor de toepassing van artikel 15ae, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb wordt toegerekend aan haar enig oprichter D BV. De winst van D BV (waaronder is te begrijpen de toegerekende winst van KD) wordt vervolgens toegerekend aan haar enig oprichter M BV. Er is in deze situatie als het ware sprake van een gestapelde toerekening.

Voor de volledigheid merk ik in dit verband nog op dat in artikel 5, vierde lid, van het Besluit abusievelijk wordt verwezen naar het eerste lid van deze bepaling, dit moet het derde lid zijn.