7. De Minister van Financiën: directoraat-generaal voor de fiscale zaken/administratie
der rijksbelastingen/directoraat-generaal der belastingen
7.1. Algemene handelingen
Handelingen van algemene aard zijn handelingen welke eigenlijk, ongeacht het beleidsterrein,
veelal voorkomen bij alle organisaties die verantwoordelijk zijn voor een beleidsterrein.
Deze lijst is met ingang van 2003 opgenomen in dit basisselectiedocument.
7.1.1. Nationaal
7.1.1.1. Beleidsontwikkeling en evaluatie
(203)
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
ten aanzien van het heffen en invorderen van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: B, 1
7.1.1.2. Totstandkoming van wet- en regelgeving
(x)
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving ten aanzien van het heffen en invorderen van belastingen
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling is uitgewerkt in handeling 2 van dit BSD en de handelingen
915 en 916 van het BSD ‘Belastingen: De geheiligde schuld’
7.1.1.3. Verantwoording van het beleid
(204)
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de heffing en invordering van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: B, 5 (jaarverslagen)
V, 5 jaar (maand- en kwartaalverslagen indien jaarverslagen aanwezig)
(x)
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal inzake het beleid
ten aanzien van de heffing en inning van belastingen
Periode: 1994–
Grondslag: Grondwet
Opmerking: Deze handeling is uitgewerkt in handeling 152
(x)
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
het onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal
en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid ten aanzien van de heffing en inning van belastingen
Periode: 1994–
Opmerking: Deze handeling is uitgewerkt in de handelingen 153, 154 en 156
(205)
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
heffing en inning van belastingen en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen
Periode: 1945–
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling beroep
V, 10 jaar na uitspraak/arrest
7.1.1.4. Internationaal beleid
(x)
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale
regelingen inzake de heffing en invordering van belastingen en het presenteren van
Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling is uitgewerkt in de handelingen 176, 177, 178 van dit BSD.
7.1.1.5. Informatieverstrekking
(206)
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid ten aanzien van het heffen en invorderen van belastingen
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet, artikel 5
Waardering: V, 5 jaar
Indien vragen leiden tot beleidswijziging: B, 1
(207)
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein van de
heffing en invordering van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: B, 1 (een exemplaar van het eindproduct)
V, 5 jaar (overige neerslag)
7.1.1.6. Onderzoek
(208)
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk)
onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten over de heffing en inning van
belastingen
Periode: 1945–
Waardering: B, 1
(209)
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar de heffing en inning
van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
(210)
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk)
onderzoek naar de heffing en inning van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
(211)
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar de heffing en inning
van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
7.1.1.7. Subsidie
(212)
Handeling: Het beslissen op een subsidieaanvraag van een particuliere instelling die
actief is op het beleidsterrein heffing en inning van belastingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar na beëindiging subsidie
7.1.2. Europese Unie
Voor de uitwerking van de algemene handelingen betreffende de Europese Unie wordt
verwezen naar paragraaf 7.6.1 van het basisselectiedocument, nummer 65: ‘Belastingen:
De geheiligde schuld’.
7.2. Grondwet
(1)
Handeling: Het toewijzen of afwijzen op verzoeken van particulieren/ondernemingen
en organisaties, rechtstreeks, via het Kabinet van de Koningin of via andere instanties
ontvangen, die menen ingevolge de bepalingen in de fiscale wetgeving nadeel te ondervinden
of bezwaar hebben tegen de aan hen opgelegde belastingheffing/inning, n.a.v. bepalingen
in de wetgeving en uitvoeringsvoorschriften, en welke niet zijn gegrond op beroeps-
of bezwaarbepalingen in de fiscale wetgeving
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet art. 5 v.a. 1983/1987, 1940–987 art. 8
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(2)
Handeling: Het (mede-) voorbereiden, wijzigen en intrekken van wetten m.b.t. de heffing
van belastingen (inclusief voornemens tot wetgeving die niet tot nieuwe wetgeving
hebben geleid)
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet art. 104 (‘Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht
van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld’) v.a. 1983/1987,
art. 188 v.a. 1972, art. 181 v.a. 1948, art. 175 v.a. 1938
Waardering: B, 1
(3)
Handeling: Het (mede-) voorbereiden, wijzigen en intrekken van bepalingen m.b.t. het
heffen van belastingen en andere heffingen in wet- en regelgeving die als eerstverantwoordelijke
door ander ministeries opgesteld worden, alsmede advisering over ministerraadstukken
hierover
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet art. 104 (‘Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht
van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld’) v.a. 1983/1987,
art. 188 v.a. 1972, art. 181 v.a. 1948, art. 175 v.a. 1938
Waardering: B, 1
(4)
Handeling: Het overleggen met andere ministeries en andere organen met betrekking
tot in ontwikkeling zijnde beleidsvoornemens en de afstemming van het te voeren fiscale
toepassingsbeleid van de bestaande fiscale wetgeving aan het algemene overheidsbeleid
dan wel het beleid op andere specifieke terreinen van de overheidsbemoeiing of aanpassingen
aan algemeen maatschappelijke stromingen en wijzigingen
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet art. 104 (‘Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht
van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld’) v.a. 1983/1987,
art. 188 v.a. 1972, art. 181 v.a. 1948, art. 175 v.a. 1938
Waardering: B, 1
7.3. Uitvoering wet- en regelgeving
7.3.1. Fiscale wet- en regelgeving
7.3.1.1. Heffing
Wet van 29 april 1925, Stb. 171
Wet tot bevordering van de richtige heffing der directe belastingen (b.w. 1959, Stb.
301)
(9)
Handeling: Het wel/niet verlenen van machtiging aan de inspecteur, om een aanslag
op te leggen zonder dat rekening gehouden wordt met rechtshandelingen op grond waarvan
zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen ten doel hebben gehad
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 29-04-1925, Stb. 171, art. 1
Waardering: V, 10 jaar na verlening/afwijzing
Wet van 28 juni 1926, Stb. 227
Wet houdende een regeling m.b.t. het overschrijden van in belastingwetten gestelde
termijnen (b.w. 1959, Stb. 301)
(12)
Handeling: Het opstellen van memories van toelichting en doorzending aan Raden van
beroep voor de directe belastingen van verzoeken om machtiging tot verlengen van de
termijn m.b.t. het indienen van bezwaarschriften
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 28-06-1926, Stb. 227, art. 1
Waardering: V, 10 jaar na uitspraak
(13)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van aanwijzingen van ambtenaren door
wier tussenkomst de ontvanger bezwaarschriften zendt aan de raad van beroep
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 28-06-1926, Stb. 227, art. 1
Waardering: V, 10 jaar na intrekking/wijziging
(14)
Handeling: Het aanwijzen van de behandelende voorzitters van Raden van beroep voor
de directe belastingen in gevallen waar de gemeenten waarin de aanslagen vallen ressorteren
onder meerdere raden
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 28-06-1926, Stb. 227, art. 2
Waardering: V, 10 jaar na intrekking van de aanwijzing
Wet van 14 juni 1930, Stb. 244
Wet tot voorkoming van dubbele belasting (ingetrokken in 1958, Stb. 700 b.w. per.
22-11-1962 bij KB. 29-10-1962, Stb. 448; voorschriften uit deze wet worden vanaf die
datum geacht te zijn uitgevaardigd krachtens hoofdstuk VII van de AWR
(16)
Handeling: Het (mede-) voorbereiden van de totstandkoming, wijziging, en intrekking
van bekrachtiging van verdragen tot voorkoming van dubbele belasting door de Kroon
Periode: 1945–1962
Grondslag: Wet van 14-06-1930, Stb. 244, art. 1
Waardering: B, 1
(17)
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van door
de Kroon te stellen voorschriften/AMvB's die voor het Rijk in Europa, met inachtneming
van het beginsel van wederkerigheid, in aansluiting op wetgeving van andere Staten
dubbele belasting geheel of gedeeltelijk voorkomen
Periode: 1945–1962
Grondslag: Wet van 14-06-1930, Stb. 244, art. 2
Waardering: B, 1
(18)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften, voor het Rijk in
Europa, om te voorkomen dat een inkomen zowel in Nederland als in een vreemde Staat
door directe belasting getroffen wordt
Periode: 1945–1962
Grondslag: Wet van 14-06-1930, Stb. 244, art. 3
Waardering: B, 1
Wet van 26 april 1940, Stb. 200
Wet houdende bijzondere voorzieningen m.b.t. de in gebiedsdelen van het koninkrijk
der Nederlanden gevestigde naamloze vennootschappen en andere rechtspersonen, alsmede
m.b.t. zeeschepen, die gerechtigd zijn tot het voeren van de Nederlandse vlag (b.w.
bij wet van 09-03-1967, Stb. 161, iwtr. 01-06-1967, Stb. 257, 1967; art. 19 b.w. 01-01-1965,
Stb. 425, 1964)
(22)
Handeling: Het (mede-) voorbereiden, wijzigen en intrekken van AMvB's m.b.t.:
1. het bij de heffing van belastingen geen rekening houden met handelingen die NV's
en andere rechtspersonen verrichten in het kader van de overbrenging naar een ander
gebiedsdeel;
2. de uitvoering van de wet
Periode: 1945–1964
Grondslag: Wet van 26-04-1940, Stb. 200, art. 19.2, 20
Waardering: B, 1
Besluit van 23 december 1943, Stb. D 58
Besluit tot vaststelling van het Besluit Voorschotten Belasting van lichamen 1943
Toelichting: dit Besluit is genomen in de periode dat de Nederlandse Regering in Londen
verbleef. Het Besluit had ten doel de nodige middelen te verkrijgen ter financiering
van de oorlogsvoering. De voorbereiding van het Besluit werd samen met de Minister
van Buitenlandse Zaken gedaan
(23)
Handeling: Het aanwijzen, evt. in overleg met de Minister van Buitenlandse zaken,
van de inspecteurs die belast zijn met de handhaving van dit besluit
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 1.2
Waardering: B, 5
(24)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van regels en nadere voorschriften:
1. m.b.t. de wijze van verrekening van voorschotten op bedragen welke van directe
belastingen over de jaren 1940 en later na de oorlog verschuldigd zijn;
2. m.b.t. de bescheiden die bij de aangifte gevoegd moeten worden;
3. die nodig zijn voor de uitvoering van het Besluit
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 2.4, 10.5
Waardering: B, 1
(25)
Handeling: Het afwijzen of toewijzen van verzoeken en bezwaarschriften van lichamen:
1. inzake de begroting van de winst in aanmerking te nemen m.b.t. te betalen voorschotten
op belastingen en het stellen van voorwaarden daartoe;
2. af te wijken van de betaling van voorschotten in de muntsoort waarin aangifte is
gedaan;
3. m.b.t. het verlenen van uitstel van betaling van voorschotten onder daarbij te
stellen voorwaarden;
4. m.b.t. het afwijken van de verplichting boeken en bescheiden ter inzage te verlenen;
5. m.b.t. door de inspecteur opgelegde verhoging na vaststelling van de winst ingeval
van weigering van inzage van boeken en bescheiden, na het horen van een commissie
van drie deskundigen;
6. m.b.t. door de inspecteur gedane beoordeling dat aangiften te laag geweest zijn
i.v.m. de berekening van voorschotten, na het horen van een commissie van drie deskundigen
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58,
1. art. 9;
2. art. 11.1;
3. art. 11.6;
4. art. 12.4;
5. art. 13.6;
6. art. 14.4
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(26)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van:
1. het aangiftebiljet waarop lichamen aangifte doen van het bedrag der winst over
een jaar verkregen en, in voorkomende gevallen, van de omstandigheden dat geen winst
is verkregen;
2. het formulier dat dient als bewijs van betaling van voorschotten
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58,
1. art. 10.1;
2. art. 11.4
Waardering: V, 10 jaar na intrekking
(27)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften voor individuele
bijzondere gevallen waarin lichamen niet tijdig hun voorschotten kunnen voldoen
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 11.5, 13.5
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(28)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van een wettelijke voorziening m.b.t.
de verplichting inzage te verlenen in boeken en bescheiden i.v.m. de belastingheffing/het
heffen van voorschotten
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 12.4
Waardering: B, 1
(29)
Handeling: Het beoordelen, na kennisgeving door de inspecteur, of aangiften gedaan
door lichamen te laag zijn geweest en waartegen de vaststelling door de inspecteur
geen bezwaarschriften zijn ingediend
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 14.6
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(30)
Handeling: Het in bijzondere gevallen verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding
van te betalen voorschotten op te heffen belasting
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 15
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(31)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften, in voorkomende
gevallen in overleg met de Minister van Buitenlandse zaken, en het treffen van voorzieningen
voor gevallen waarin het Besluit niet voorziet
Periode: 1945–1964
Grondslag: Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art
Waardering: V, 10 jaar
Besluit van 11 juni 1945, Stb. F 90
Besluit zekerheidstelling belastingen; (b.w. 1959, Stb. 301)
(38)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van algemeen verbindende voorschriften
inzake het verplicht/vrijwillig stellen van zekerheid m.b.t. belastingschulden
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 11-06-1945, Stb. F 90, art. 1
Waardering: B, 1
Besluit van 3 september 1945, Stb. F 159
Besluit buitengewoon navorderingsbesluit (buiten werking 1959, Stb. 301)
(40)
Handeling: Het bepalen hoe onherroepelijk geworden navorderingsaanslagen openbaar
gemaakt worden
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 2d
Waardering: V, 10 jaar na intrekking
(41)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van nadere regels of voorschriften
t.a.v.:
1. het schatten van schulden en bezittingen naar de toestand vallende na 01-01-1944
doch voor 02-01-1946;
2. het bepalen van de grootte van bedrijfsvermogen naar een tijdstip waarop niet geïnventariseerd
is;
3. het doen van aangifte d.m.v. het buitengewone aangiftebiljet;
4. de uitvoering van dit Besluit
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159,
1.+2. art. 3.2;
3. art. 7.1;
4. art. 13
Waardering: B, 6
(42)
Handeling: Het behandelen van verzoeken om voor het belastingjaar 1940/1941 vermogens-
of verdedigingsbelasting te mogen bijbetalen zonder het opleggen van navorderingsaanslagen
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 3.3
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
(43)
Handeling: Het onder voorwaarden toestaan waarderingen, die per 01-01-1940 geacht
waren juist te zijn, te herzien
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 4.2
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(44)
Handeling: Het vaststellen van een datum vóór 01-04-1946 waarvoor de inspecteur de
belastingplichtigen middels de uitreiking van het Buitengewoon aangiftebiljet kan
uitnodigen tot het doen van aangifte
Periode: 1945–1946
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 5.1
Waardering: V, 10 jaar na publicatie in de Staatscourant
(45)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van het formulier van de buitengewone
aangiftebiljetten
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 7.1
Waardering: B, 5
(46)
Handeling: Het aan belastingplichtigen opleggen van de verplichting voor een te bepalen
datum inventaris op te maken van a) betaalmiddelen en roerende goederen en b) van
al zijn roerend vermogen en schulden
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 11.1
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
(47)
Handeling: Het wel/niet tegemoetkomen aan gevallen/groepen van gevallen van onbillijkheden
van overwegende aard bij de toepassing van dit Besluit
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 13.b
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(48)
Handeling: Het wel/niet toelaten van verdachte belastingplichtigen tot transacties
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 19.2
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
Wet van 23 april 1952, Stb. 191
Wet houdende bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht (b.w. 1959, Stb.
301, 1962, Stb. 319 en 1967, Stb. 377)
(52)
Handeling: Het wel/niet toelaten van verdachten tot transacties (i.p.v. vervolging)
Periode: 1952–1962
Grondslag: Wet van 23-04-1952, Stb. 191, art. 18.2
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
Algemene Wet inzake Rijksbelastingen van 2 juli 1959, Stb. 301
(Is in verschillende fasen in werking getreden) Inclusief handelingen uit het Besluit
voorkoming dubbele belasting vanaf 07-04-1965, Stb. 145
(55)
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren:
1. die het bestuur van ’s Rijksbelastingen uitoefenen;
2. jegens wie men dezelfde verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing heeft
Periode: 1959–
Grondslag: AWR,
1. art. 2.4, bij wet van 19-12-1991, Stb. 740;
2. art. 52, bij wet van 07-03-1991, Stb. 95: art. 56 bij wet van 29-06-1994, Stb.
499
Waardering: B, 5
(56)
Handeling: Het bepalen welke directeur, inspecteur of ontvanger bevoegd is bij uitvoering
van de belastingwet, ingeval dit niet bij die wet is geschied
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art. 3: 3.1 bij wet van 04-03-1993, Stb. 153
Waardering: B, 5
(193)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van regels betreffende de inrichting
van de Rijksbelastingdienst
Periode: 1993–
Grondslag: AWR, art. 3.2 bij wet van 04-03-1993, Stb. 153
Waardering: B, 4
(57)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van algemene voorschriften, (nadere)
regelen:
1. ten aanzien van het stellen van een termijn waarbinnen men verplicht een verzoek
om uitreiking van een aangiftebiljet dient in te dienen;
2. ten aanzien van het opleggen/vaststellen van voorlopige aanslagen door de inspecteur
tot het bedrag van de vermoedelijke aanslag;
2A. ten aanzien van het vaststellen van voorlopige aanslagen tot een negatief bedrag;
3. ten aanzien van het tijdvak waarover de belasting moet worden betaald en welke
voorlopige betalingen in de loop van dat tijdvak dienen te worden gedaan;
3A. ten aanzien van de verlening van uitstel voor de voldoening van in een tijdvak
verschuldigd geworden belasting of afdracht van een in een tijdvak ingehouden belasting,
indien m.b.t. dat tijdvak een verzoek om teruggaaf is ingediend;
4. ten aanzien van de heffing van belasting bij wege van uitnodiging tot betaling
eventueel in overstemming met Onze minister wie het mede aan gaat;
5. ten aanzien van het verlenen van vrijstelling van belasting indien het volkenrecht
dan wel het internationale gebruik daartoe noopt en de toerekening aan het vrijgestelde
gedeelte. (NB. de zogenaamde diplomatieke en consulaire vrijstellingen);
6. ter uitvoering van de belastingwet;
7. ter bestraffing van overtreding van krachtens de belastingwet opgestelde algemene
voorschriften;
8. met betrekking tot de wijze waarop de boekhouding moet worden ingericht en gevoerd
en de wijze waarop aantekeningen moeten worden gehouden;
9. met betrekking tot de heffingsmaatstaf van de LB en de IB
Periode: 1959–
Grondslag: AWR,
1. art. 6.3;
2. art. 13.1, art. 14.1 bij wet van 08-11-1984, Stb. 531;
2A. art. 13.2 bij wet van 08-11-1984, Stb. 531;
3. art. 19.2: art. 19.2a bij wet van wet van 30-05-1990, Stb. 222;
3A. art. 19.2b bij wet van 30-05-1990, Stb. 222;
4. art. 22b, art. 22c.2.3.4, art. 22d, art. 22g bij wet van 02-11-1995, Stb. 554;
5. art. 39, art. 40, vervalt bij wet van 11-05-2000, Stb. 216;
6. art. 62;
7. art. 71;
8. art. 53a.3 bij wet van 26-11-1987, Stb.536, deze vervalt bij wet van 29-06-1994,
Stb. 99;
9. Wet faciliteiten Zeevaart van 28-12-1989, Stb. 602, art. VIII
Waardering: B, 1
(58)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van het formulier van de aangiftebiljetten
Periode: 1959–2000
Grondslag: AWR, art. 7.3, vervallen bij wet van 14-12-2000, Stb. 569
Waardering: B, 5
(59)
Handeling: Het bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inspecteur
ontheffing kan verlenen van de verplichting het uitgereikte aangiftebiljet in te leveren
Periode: 1984–
Grondslag: AWR, art. 8.3 bij wet van 08-11-1984, Stb. 531 omgenummerd tot art. 8.4
bij wet van 04-06-1992, Stb. 422
Waardering: B, 5
(60)
Handeling: Het verlenen van toestemming aan de inspecteur om uitspraken op bewaarschriften
voor ten hoogste een jaar te verdagen
Periode: 1992–
Grondslag: AWR, art. 25.2 bij wet van 04-06-1992, Stb. 422
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(61)
Handeling: Het berekenen van het ongewogen gemiddelde effectieve rendement van de
laatste drie uitgegeven, op de effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen
ter vaststelling van het percentage van de heffingsrente
Periode: 1992–
Grondslag: AWR, art. 30a.6 bij wet van 30-09-1992, Stb. 508: omgenummerd tot art.
30f.6 bij wet van 02-11-1995, Stb. 554. en vervolgens tot art. 30f.5 bij wet van 17-12-1998,
Stb. 723
Waardering: B, 1
(62)
Handeling: Het machtigen van de inspecteur tot het vaststellen van een belastingaanslag
voor de heffing van een directe belasting middels een met redenen omklede uitspraak
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art. 32.1
Waardering: V, 10 jaar na verlenging machtiging
(63)
Handeling: Het opstellen, wijziging en intrekking van door de Kroon te stellen nadere
regelen/AMvB's:
1. ter voorkoming van dubbele belasting in aansluiting op wetgeving van een ander
deel van het Koninkrijk, van een andere Mogendheid of van een bestuurlijke eenheid
dan wel een volkenrechtelijke organisatie, met inachtneming van het beginsel van wederkerigheid;
2. om ter voorkoming van dubbele belasting gehele of gedeeltelijke vrijstelling of
vermindering van belasting te verlenen;
3. tot verzekering van de heffing en invordering van belasting van hen die niet binnen
het Rijk een vaste woonplaats of plaats van vestiging hebben;
4. m.b.t. boetestelling op overtreding van de belastingwet
Periode: 1959–
Grondslag: AWR,
1. art. 37 bij wet van 19-05-1988, Stb. 251 AMvB: voordien nadere regelen;
2. art. 38.1 bij wet van 19-05-1988, Stb. 251 AMvB: voordien: behouden Ons voor vrijstelling/ontheffing
te verlenen; het product is tussen 1961 en 1988 namelijk een ‘klein’ KB gebaseerd
op art. 38/art. 38.1 AWR (zie handeling 72);
3. art. 61;
4. art. 70
Waardering: B, 1
(64)
Handeling: Het bepalen dat inkomsten van bepaalde groepen/gevallen wel/niet betrekking
hebben op arbeid welke gedurende 3 aaneengesloten maanden wordt verricht op het grondgebied
van een Mogendheid waarmee Nederland geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
heeft gesloten
Periode: 1985–
Grondslag: AWR, art. 38.2 bij wet van 04-09-1985, Stb. 567
Waardering: B, 5
(65)
Handeling: Het aanwijzen van landen waarmee uitwisseling van inlichtingen m.b.t. lichamen
en personen die in die landen gevestigd/woonachtig zijn ter uitvoering van nationale
wetgeving en verdragen ter voorkoming van dubbele belasting i.v.m. de heffing van
belastingen mogelijk is
Periode: 1991–
Grondslag: AWR, art 47a.3 bij wet van 07-03-1991, Stb. 95, tot uitbreiding van informatieverplichting
in internationale verhoudingen
Waardering: B, 5
(66)
Handeling: Het machtigen van de inspecteur om inlichtingen rechtstreeks bij betrokken
lichamen/personen, gevestigd in landen waarin bepalingen van nationale wetgeving of
in verdragen die met die landen gesloten zijn, op te vragen indien het betreffende
land de inlichtingen niet kan verschaffen
Periode: 1991–
Grondslag: AWR, art. 47a.4 sinds wijziging wet van 07-03-1991, Stb. 95, tot uitbreiding
van informatieverplichtingen in internationale verhoudingen
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(67)
Handeling: Het wel/niet verlenen van ontheffing aan onze ministers, openbare lichamen
en rechtspersonen van de verplichting tot informatieverstrekking aan de Belastingdienst
i.v.m. de uitvoering van de belastingwet
Periode: 1987–
Grondslag: AWR, art 56, bij wet van 26-11-1987, Stb. 536 tot wijziging van de AWR
(Uitbreiding informatieverplichtingen en invoering van een boekhoudverplichting):
art. 55, bij wet van 29-06-1994, Stb. 499
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling/vervallen ontheffing
(68)
Handeling: Het wel/niet tegemoetkomen aan gevallen/groepen van gevallen i.v.m. onbillijkheden
van overwegende aard bij de toepassing van de belastingwet
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art 63
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
(69)
Handeling: Het afwijzen dan wel toewijzen van kwijtschelding van verhogingen (boete)
welke in de aanslag inbegrepen zijn
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art. 66
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
(70)
Handeling: Het wel/niet verlenen van ontheffing van de geheimhoudingsplicht van diegenen
die betrokken zijn bij de uitvoering van de belastingwet of de invordering van heffingen
van enige rijksbelasting
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art. 67.2
Waardering: V, 10 jaar na verlenging/weigering ontheffing
(71)
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Justitie, aanwijzen van ambtenaren
als contactpersonen ten dienste van de vervolging en berechting van bij de belastingwet
strafbaar gestelde feiten
Periode: 1959–
Grondslag: AWR, art. 84
Waardering: V, 10 jaar na intrekking van de aanwijzing
(72)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van Koninklijke Besluiten:
1. betreffende het treffen van regelen ter voorkoming van dubbele belasting;
2. betreffende het in werking treden van de bepalingen in de Wet
Periode: 1959–
Grondslag: AWR,
1. art. 38: omgenummerd tot art. 38.1 bij wet van 08-11-1984, Stb.545; bij wet van
19-05-1988, Stb. 251 AMvB: zie handeling 63;
2. art. 95.1, Wet van 26-03-1987, Stb. 120, tot berekening van rente inzake belastingen
en premies volksverzekeringen (o.a. ter wijziging van de AWR) art. XIII, tweede lid
onderdeel b
Waardering: B, 1
(73)
Handeling: Het aanwijzen, in overleg met de minister zonder portefeuille belast met
de zorg voor de aangelegenheden betreffende de Ontwikkelingssamenwerking, van een
land welke voor de toepassing van het Besluit in aanmerking genomen wordt
Periode: 1970–
Grondslag: Besluit voorkoming dubbele belasting van 07-04-1965, Stb. 145, art. 3a.c
(vanaf wijzigingswet 1970, Stb. 238), art. 3a.d (vanaf Besluit 31-10-1985, Stb. 568),
art. 4.2d (vanaf Besluit 21-12-1989, Stb. 594, iwtr. 01-01-1990), art. 6 (vanaf Besluit
voorkoming dubbele belasting 2001 van 21-12-2000, Stb. 642)
Waardering: B, 1
(194)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van nadere regels:
1. over de toedeling van het vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning
per Mogendheid aan de te verlenen vermindering volgens art. 10, en de overbrenging
van buitenlands inkomen uit werk en woning naar een volgend jaar van het eerste lid;
2. over de toedeling van de vrij te stellen buitenlandse winst per Mogendheid aan
de te verlenen vermindering volgens art. 33, en de overbrenging van buitenlandse winst
naar een volgend jaar van het eerste lid;
3. voor het bepalen van het per groep van gevallen, indien op of na 01-01-2001 een
onder het inkomen uit werk en woning vallend inkomensbestanddeel wordt belast tegen
een bijzonder tarief, vindt bij de bepaling van de vermindering ter voorkoming van
dubbele belasting volgens art. 10 in het desbetreffende jaar art. 3.2, van het Besluit
voorkoming dubbele belasting 1989, zoals dat luidde op 31-12-2000, overeenkomstige
toepassing;
4. over de wijze waarop, naar een volgend jaar over te brengen bedragen uit het Besluit
voorkoming dubbele belasting 1989, in aanmerking worden genomen bij de toepassing
van het besluit van 2001
Periode: 2001–
Grondslag: Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 van 21-12-2000, Stb. 642,
1. art. 11.3;
2. art. 34.3;
3. art. 56.2;
4. art. 58
Waardering: B, 1
(196)
Handeling: Het, binnen drie jaren na inwerkintreding (01-07-1998) van de Wijzigingswet
AWR van 12-06-1997, zenden van een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk
Periode: 1998–
Grondslag: Wijzigingswet AWR van 12-06-1997, Stb. 279, art. V
Waardering: B, 3
Rijkswet van 28 oktober 1964, Stb. 425
Wet houdende een belastingregeling voor het koninkrijk. iwtr. bij besluit van 18-12-1964,
Stb. 528: Besluit inwerkingtreding van de belastingregeling voor het koninkrijk
(79)
Handeling: Het, in samenwerking met de betrokken landen, opstellen, wijzigen en intrekken
van (nadere) regels m.b.t.:
1. de toerekening van winst i.v.m. de belastingheffing;
2. de toepassing van het tarief van belasting op dividend;
3. de uitvoering van de Rijkswet
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk,
1. art. 5.4;
2. art. 11.4 gewijzigd bij Rijkswet 05-12-1985, Stb. 645, in 11.3;
3. art. 42
Waardering: B, 1
(80)
Handeling: Het bepalen, in overleg met de minister van het mede betrokken land, dat
in bepaalde gevallen de inkomsten genoten uit niet-zelfstandige arbeid niet worden
belast indien die inkomsten ten laste zijn van het land waarin gewerkt wordt
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 17.3.b
Waardering: B, 5
(81)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van een wettelijke regeling m.b.t.
het buiten werking stellen van de bepaling dat winst behaald met vervoer in een bepaald
land belast dient te worden
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 18.2
Waardering: B, 1
(82)
Handeling: Het, in overleg, vaststellen waar de belastingheffing plaatsvindt indien
betrokkene niet gewoonlijk in één van beide landen verblijft
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 34.1.c
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
(83)
Handeling: Het afwijzen of toewijzen van bezwaren van belastingplichtigen m.b.t. dubbele
belastingheffingen die niet in overeenstemming zijn met de Rijkswet i.v.m. maatregelen
die door betrokken landen zijn getroffen
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art.35, art. 35.1. en art. 35.2
bij wet van 05-12-1985, Stb. 645
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling indien identiek aan eerder precedent/gelijk geval
(84)
Handeling: Het voeren van overleg met betrokken landen over toepassing/uitleg van
de Rijkswet
Periode: 1985–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 35.3 bij wet van 05-12-1985,
Stb. 645
Waardering: B, 1
(85)
Handeling: Het voeren van overleg met betrokken land om in concrete gevallen waarin
deze wet niet voorziet een dubbele belasting ongedaan te maken
Periode: 1985–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 35, art. 35.3 bij wet van 05-12-1985,
Stb. 645
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling indien identiek aan eerder precedent/gelijk geval
(86)
Handeling: Het instellen en opheffen van commissies die ter voorkoming van (gevallen
van) dubbele belasting overleg plegen m.b.t. de bepalingen van de Rijkswet
Periode: 1985–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 35.4 bij wet van 05-12-1985,
Stb. 645
Waardering: B, 4
(197)
Handeling: Het, in overleg met de ministers van Financiën van het Koninkrijk, vaststellen
welke regelingen – beleid ter uitvoering van de wet daaronder begrepen – in hun geheel
of voor bepaalde categorieën van inkomen niet wordt onderworpen aan een tarief dat,
of een grondslag die, aanzienlijk afwijkt van het tarief dat, of de grondslag die,
in het algemeen geldt voor inwoners van dat land
Periode: 1997–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 35b.3 bij wet van 13-12-1996,
Stb. 644
Waardering: B, 5
(87)
Handeling: Het afwijzen of toewijzen op, en het doen van verzoeken om bijstand bij
invordering van belastingschulden in een van de landen
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 36
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
(88)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften ter invordering
van belastingschulden
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 36.3
Waardering: B, 1
(89)
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren ter behandeling van verzoeken om bijstand
bij invordering welke gedaan worden door een van de andere landen
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 36.3
Waardering: V, 10 jaar na intrekking van de aanwijzing
(90)
Handeling: Het uitwisselen van inlichtingen met betrokken landen ten behoeve van de
uitvoering van de Rijkswet
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 37.1, art. 37.2 tot wet van
05-12-1985, Stb. 645
Waardering: V, 10 jaar na het verstrekken van de inlichtingen
(91)
Handeling: Het overeenkomen met betrokken landen dat in bepaalde gevallen ambtenaren
van de Belastingdienst op het grondgebied van een ander land onderzoek mogen verrichten
en het vaststellen van regels hiertoe
Periode: 1985–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 37.2 bij wet van 05-12-1985,
Stb. 645
Waardering: B, 5
(92)
Handeling: Het bepalen dat dividend/genoten rente wel/niet voor vrijstelling van de
heffing van belasting in aanmerking komt indien deze genoten is door een van de andere
landen
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 41.2
Waardering: B, 5
(93)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van bepalingen in (bestaande) wetgeving
betreffende het niet van kracht zijn van gedeelten van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 43, 48
Waardering: B, 1
(94)
Handeling: Het, gezamenlijk met de andere landen, bepalen dat de Gevolmachtigde Ministers
en hun plaatsvervangers als ingezetene worden gerekend van het land waardoor zij zijn
uitgezonden
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 45
Waardering: B, 1
(95)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van Algemene Maatregelen van Rijksbestuur
m.b.t. inwerkingtreding van de Rijkswet
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 47
Waardering: B, 1
(96)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken, vanaf 1970, van de eventuele buitenwerking
stelling van deze beschikking
Periode: 1964–
Grondslag: Gezamenlijke Beschikking omtrent winsttoerekening bij verzekeringsondernemingen
van 17-12-1964, Stcrt. 255, art. 2.2
Waardering: B, 1
(98)
Handeling: Het bepalen, na 1975, dat de Beschikking buiten werking wordt gesteld
Periode: 1975–
Grondslag: Gezamenlijke Beschikking Indische Pensioenen, 15-05-1968 nr. B68/6671,
Stcrt. 96, art. 2.2
Waardering: B, 1
Conjunctuurwet, Wet van 24 december 1970, Stb. 605
Wet tot tijdelijke verhoging of verlaging van belasting op grond van conjuncturele
overwegingen
(99)
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, opstellen,
wijzigen en intrekken van beschikkingen ter tijdelijke verhoging/verlaging van de
loonbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting, bijzondere
verbruiksbelasting van personenauto's (later: motorrijtuigen) en accijns op benzine
(deze laatste vervalt bij Wet 1972, Stb. 696)
Periode: 1970–
Grondslag: Conjunctuurwet, art. 1.1 en art. 1.4
Waardering: B, 1
(101)
Handeling: Het opstellen, wijzigen of intrekken van voorstellen van wet tot goedkeuring/handhaving
van de Beschikking, met inbegrip van een overzicht van de recente ontwikkeling van
de rijksfinanciën, van de noodzakelijk geachte wijzigingen in de rijksuitgaven alsmede
van de voornemens t.a.v. de financiering
Periode: 1970–
Grondslag: Conjunctuurwet, art. 1.3 en 1.6
Waardering: B, 1
(102)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van nadere regels m.b.t.:
1. de berekening van de verhoogde/verlaagde belastingen op zodanige wijze dat voor
de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting de verhoging of verlaging voor
zoveel nodig naar tijdsgelang in aanmerking wordt genomen;
2. de omzetbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de noodzakelijk
geachte aanpassingen aan de verhoging of verlaging
Periode: 1970–
Grondslag: Conjunctuurwet, art. 2.1.2.3; lid 3 vervalt bij wet 11-05-2000, Stb. 216
Waardering: B, 1
Wet van 24 april 1986, Stb. 249
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
(105)
Handeling: Het afwijzen of (geheel of gedeeltelijk) toewijzen van verzoeken van andere
Staten, evt. na overleg met de Minister van Justitie, om inlichtingen t.b.v. belastingheffing
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 5.1, art. 5.6: art. 5.5 bij wet van
16-12-1993, Stb. 650, art. 13.1.2: lid 2 wordt lid 3 en lid 2 wordt tussengevoegd
bij wet van 26-06-1996, Stb. 361, art. 14.2
Waardering: V, 10 jaar na afwijzing/toewijzing
(106)
Handeling: Het, in overleg met andere Staten, opstellen, wijzigen en intrekken van
voorwaarden m.b.t. tot automatische inlichtingenverstrekking t.a.v. bepaalde aangewezen
gevallen/groepen van gevallen i.v.m. de belastingheffing
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 6
Waardering: B, 1
(107)
Handeling: Het uit eigener beweging verstrekken van inlichtingen aan andere Staten
i.v.m. de belastingheffing
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 7.1
Waardering: V, 10 jaar na verstrekking van de inlichtingen
(108)
Handeling: Het wel/niet toestaan dat belastingambtenaren uit EG-lidstaten hier te
lande onderzoek doen t.b.v. de belastingheffing
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 9.1
Waardering: V, 10 jaar na afsluiten onderzoek
(109)
Handeling: Het met een lidstaat van de EG overeenkomen, met inachtneming van EEG-Richtlijn nr. 77/799/EEG, PB EG 1977 L366, van voorwaarden waaronder een belastingambtenaar van dat land op
Nederlands gebied onderzoek mag verrichten
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 9.3: art. 9.2 bij wet van 26-06-1996,
Stb. 361
Waardering: B, 1
(110)
Handeling: Het aanwijzen van belastingambtenaren die in het eigen land dan wel in
een ander land meewerken aan een onderzoek t.b.v. de inlichtingenverstrekking aan
Nederland
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 8, 12
Waardering: V, 10 jaar na afsluiten onderzoek
(111)
Handeling: Het weigeren en verlenen van/het verzoeken tot het verkrijgen van toestemming
aan/van een andere Staat tot het verstrekken van inlichtingen, welke van een andere
Staat zijn verkregen, aan een derde Staat
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 15
Waardering: V, 10 jaar na verlenen/het verzoeken om toestemming
Wet van 17-12-1998, Stb. 723
Wet overgang belastingheffing in euro’s; houdende regels inzake de heffing en de invordering
van rijksbelastingen in euro’s. Deze wet is gefaseerd ingevoerd: art. 14 iwtr. 31-12-1998;
art. 1 t/m 6, 8, 10 t/m 13, 15 t/m 19 iwtr. 01-01-1999; art. 7 en 9 iwtr. 01-04-1999
(200)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van ministeriële regelingen:
1. waarin wordt bepaald, in afwijking van art. 2, voor welke belastingen de heffing
en de invordering reeds geheel of gedeeltelijk kan plaatsvinden in euro’s;
2. waarin wordt bepaald dat bedragen in guldens, die worden afgeleid van andere bedragen
of die het resultaat zijn van een rekenkundige bewerking van andere bedragen, worden
omgerekend in euro’s door dezelfde afleiding of rekenkundige bewerking toe te passen
met behulp van de in euro’s omgerekende andere bedragen;
3. waarin de bedragen worden aangepast genoemd in art. 25a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting
1994 en art. 10 en 14.4 van de Wet belasting zware motorrijtuigen;
4. waarin de depositorente van de Europese Centrale Bank wordt aangepast met een aantal
procentpunten, indien de geldende depositorente hoger onderscheidenlijk lager is dan
het geldende promessedisconto en/of geldende voorschotrente van De Nederlandsche Bank
NV;
5. ter bevordering van een goede uitvoering van deze wet
Periode: 1999–
Grondslag: Wet overgang belastingheffing in euro’s,
1. art. 3;
2. art. 5.2;
3. art. 15, 16;
4. art. 17.1.3;
5. art. 18.1
Waardering: B, 1
(201)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van een wetsvoorstel tot goedkeuring
van de Regeling ophoging depositorente
Periode: 1999–
Grondslag: Wet overgang belastingheffing in euro’s, art. 18.2
Waardering: B, 1
7.3.1.2. Invordering en kosten en rente
7.3.1.2.1. Invordering
Wet van 22 mei 1845, Stb. 22
Wet betreffende de invordering van belastingen en andere overheidsvorderingen (b.w.
01-06-1990)
Invorderingsbepalingen zijn ook opgenomen in andere fiscale wetten en wetten die heffingen
regelen of voorschrijven doch in eerste instantie regarderen onder een andere minister
of instantie doch waarvan werkzaamheden zijn opgedragen aan de Belastingdienst
(113)
Handeling: Het opstellen, wijzigen of intrekken van uitvoeringsvoorschriften:
1. omtrent inhouding tot verhaal van belasting op bezoldigingen of pensioenen, door
het Rijk verschuldigd;
2. omtrent de bevoegdheid het vanwege onze minister afschrijven (kwijtschelden) van
belastingschuld en het verlenen van uitstel van betaling;
3. m.b.t. de vaststelling van te betalen rente ingeval uitstel van betaling is verleend
Periode: 1945–1990
Grondslag: Wet van 22-05-1845, Stb. 22,
1. art. 7bis;
2. art. 17;
3. art. 17
Waardering: B, 1/5
(114)
Handeling: Het verlenen/weigeren van machtigingen aan de Belastingdienst (ontvanger)
m.b.t. te ondernemen stappen i.v.m. het toepassen van lijfsdwang t.b.v. de invordering
van belastingen
Periode: 1945–1990
Grondslag: Wet van 22-05-1845, Stb. 22, art. 15bis
Waardering: V, 6 jaar na verlenen/weigeren van de machtiging
(115)
Handeling: Het geheel of gedeeltelijk afschrijven en het verlenen/weigeren van uitstel
van betaling door de minister
Periode: 1945–1990
Grondslag: Wet van 22-05-1845, Stb. 22, art. 17
Waardering: V, 6 jaar na instemming/weigering
Wet van 24 oktober 1979, Stb. 572
Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen
(deze wet is van toepassing op de invordering van: restituties, interventies en andere
maatregelen die deel uitmaken van financiering door het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds
voor de landbouw; landbouwheffingen, rechten van in- en uitvoer; omzetbelasting)
(118)
Handeling: Het verzoeken om – verstrekken/weigeren van – inlichtingen van/aan lidstaten
van EEG, evt. na overleg met de Minister van Landbouw en Visserij en de Minister van
Economische Zaken, i.v.m. invordering van belastingschulden
Periode: 1981–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 3 en art. 5
Waardering: V, 10 jaar na de behandeling/het doen van de verzoeken
(119)
Handeling: Het doen, al dan niet namens de Minister van Landbouw en Visserij of de
Minister van Economische Zaken, van – behandelen van verzoeken aan/van lidstaten om
uitreiking en betekening van schuldvorderingen
Periode: 1981–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 8, 10, 34
Waardering: V, 6 jaar na de behandeling/het doen van de verzoeken
(120)
Handeling: Het doen, al dan niet namens de Minister van Landbouw en Visserij of de
Minister van Economische Zaken, van – behandelen van verzoeken aan/van lidstaten om
invordering van schuldvorderingen, en het verlenen van uitstel van betaling
Periode: 1981–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 12, 15, 19, 34
Waardering: V, 6 jaar na afdoening
(121)
Handeling: Het verzoeken, al dan niet namens de Minister van Landbouw en visserij
of de Minister van Economische Zaken, om – behandelen van verzoeken aan/van lidstaten
om conservatoire maatregelen te treffen i.v.m. waarborging van de invordering van
belastingschulden
Periode: 1981–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 25, 28, 34
Waardering: V, 10 jaar na de afhandeling van het verzoek
(122)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften, evt. in overleg
met de Minister van Landbouw en Visserij en de Minister van Economische Zaken, ter
uitvoering van de wet
Periode: 1979–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 41
Waardering: B, 1
Wet van 30 mei 1990, Stb. 221
Wet inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen
(invorderingswet 1990). iwtr. 01-06-1990 bij invoeringswet invorderingswet 1990
Invorderingsbepalingen zijn ook opgenomen in andere fiscale wetten en wetten die heffingen
regelen of voorschrijven doch in eerste instantie regarderen onder een andere minister
of instantie doch waarvan werkzaamheden zijn opgedragen aan de Belastingdienst
Voor handelingen op invorderingsgebied als gevolg van Internationale Overeenkomsten
wordt verwezen naar de Hoofdstukken in dit rapport die dat onderdeel behandelen
(124)
Handeling: Het bepalen welke directeur, inspecteur of ontvanger bevoegd is
Periode: 1990–
Grondslag: Invorderingswet 1990, art. 5 en art. 62.1: art. 62.1 tot 29-06-1994, hierna
art. 56 AWR (bij wet van 29-06-1994, Stb. 499)
Waardering: V, 10 jaar na vaststelling
(125)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van AMvB’s:
1. houdende regels m.b.t. het verlenen van uitstel van betaling voor de duur van ten
hoogste 10 jaren in die gevallen waarin aanslagen in de rechten van successie of schenking
zijn opgelegd en door de voldoening daarvan zonder uitstel een sociaal-economisch
dan wel cultureel belang in gevaar zou komen;
2. houdende regels m.b.t. het verlenen van uitstel van betaling voor belastingaanslagen
bij de vaststelling waarvan de Wet Inkomstenbelasting 1964 toepassing heeft gevonden
ingeval negatieve persoonlijke verplichtingen voor de heffing in aanmerking genomen
worden;
3. houdende regels m.b.t. het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel
224 van het Communautair douanewetboek;
4. houdende regels m.b.t. het in rekening brengen van invorderingsrente indien betaling
niet plaatsvindt binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend;
5. houdende regels met betrekking tot de inhoud van mededelingen, aard en de inhoud
van de te verstrekken inlichtingen en de over te leggen stukken, alsmede de termijnen
waarbinnen het doen van mededelingen, het verstrekken van inlichtingen en het overleggen
van stukken dienen te geschieden, ingeval de ontvanger dit verlangt van – bestuurders
van – lichamen die niet in staat zijn loon- of omzetbelasting te betalen
Periode: 1990–
Grondslag: Invorderingswet 1990,
1. art. 25.3, bij wet van 12-12-1991, Stb. 697, gewijzigd bij wet van 18-12-1995,
Stb. 660;
2. art. 25.4, bij wet van 12-12-1991, Stb. 697: bij wet van 14-12-2000, Stb. 570 ministeriële
regeling, zie handeling 127;
3. art. 25.5, bij wet van 02-11-1995, Stb. 554: 25.7 bij wet van 14-12-2000, Stb.
570;
4. art. 28.2, bij wet van 30-05-1990, Stb. 222;
5. art. 36.2, bij wet van 19-12-1991, Stb. 740
Waardering: B, 1
(126)
Handeling: Het wel/niet verlenen van ontheffing m.b.t. beëindiging van uitstel van
betaling van belastingen ingeval door aandelenfusie verkregen aandelen of winstbewijzen
worden vervreemd binnen 5 jaren na de aandelenfusie
Periode: 1992–1996
Grondslag: Invorderingswet 1990, Stb. 221, art. 25.4.a vanaf wijzigingswet 10-09-1992,
Stb. 491, vervalt bij wet van 13-12-1996, Stb. 652
Waardering: V, 10 jaar na verlening/weigering machtiging
(199) (zie eventueel ook Handeling 61)
Handeling: Het berekenen van het ongewogen gemiddelde effectieve rendement van de
laatste drie uitgegeven op de effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen
ter vaststelling van het percentage van de heffingsrente
Periode: 1992–
Grondslag: Invorderingswet 1990, art. 29 bij wet van 30-09-1992, Stb. 508 en 17-12-1998,
Stb. 723
Waardering: B, 1
(127)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van regels:
1. m.b.t. het verlenen van uitstel van betaling voor de duur van resp. 12 maanden,
10 jaren en 2 jaren mits voldoende zekerheid is gesteld;
2. m.b.t. gehele of gedeeltelijke kwijtschelding voor belastingplichtigen;
3. m.b.t. bij de berekening van invorderingsrente toe te passen afrondingen en voor
het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bij die regeling bepaald
bedrag niet te boven gaat;
4. m.b.t. doelmatige invordering van invorderingsrente;
5. m.b.t. de aansprakelijkheid voor de loonbelasting van aannemers die ingevolge een
schriftelijke overeenkomst met een onderaannemer het bedrag waarvoor hij aansprakelijk
is heeft gestort op een rekening die door die onderaannemer wordt gehouden;
6. krachtens welke de aansprakelijk gestelde die niet anders dan met buitengewoon
bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te voldoen, geheel of gedeeltelijk
wordt ontslagen van zijn betalingsverplichting;
7. m.b.t. de uitvoering van de Invorderingswet 1990
Periode: 1990–
Grondslag: Invorderingswet 1990,
1. resp. art. 25.4, 25.5 en art. 25.6.8.9.11.13.15, bij wet van 14-12-2000, Stb. 570
(art. 25.8 was 25.6 en art. 25.9 was 25.7, omgenummerd bij wet van 14-12-2000, Stb.
570);
2. art. 26 omgenummerd tot 26.1; 26.2 en 26.3 bij wet van 16-12-1999, Stb. 556, met
twk. 01-01-1997; art. 26.4 bij wet van 14-12-2000, Stb. 570;
3+4. art. 31;
5. art. 34.6 bij wet van 14-05-1998, Stb. 306 en 35.5;
6. art. 53.3;
7. art. 69
Waardering: B, 1
(128)
Handeling: Het verlenen of weigeren van ontheffingen, aan degenen die belast zijn
met de uitvoering van de Invorderingswet 1990, van de geheimhoudingsplicht
Periode: 1990–
Grondslag: Invorderingswet 1990, art. 67
Waardering: V, 10 jaar na het verlenen van de ontheffing/afdoening van het verzoek
(129)
Handeling: Het wel/niet verlenen van machtigingen aan de ontvanger om uitstel van
betaling wel/niet te beëindigen indien één of meer aandelen of winstbewijzen welke
zijn verkregen door aandelenfusie als bedoeld in de Wet Inkomstenbelasting 1964 worden
vervreemd binnen vijf jaren na de fusie
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit van 30-05-1990, Stb. 223, art. 5a.6 vanaf wijzigingswet van 30-12-1992,
Stb. 1993/19, iwtr. per 01-01-1992
Waardering: V, 6 jaar na afhandeling
Wet van 30 mei 1990, Stb. 222
Wet houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de invorderingswet
1990. (invoeringswet invorderingswet 1990)
(130)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van nadere regels ter zake van belastingaanslagen
en andere schuldvorderingen die zijn ontstaan vóór 01-06-1990 tot uitvoering van de
Invorderingswet 1990 en daaruit voortkomende regelingen
Periode: 1990–
Grondslag: Invoeringswet Invorderingswet 1990, art. LXI
Waardering: B, 1
7.3.1.2.2. Kosten en rente
Wet van 12 februari 1969, Stb. 83
Houdende een regeling met betrekking tot de kosten van vervolging inzake rijksbelastingen.
(Kostenwet invordering Rijksbelastingen) iwtr. 22-03-1969 bij KB, Stb. 119
(133)
Handeling: Het bepalen, in overleg met de ministers van Binnenlandse Zaken, van Verkeer
en Waterstaat, en van Sociale Zaken en Volksgezondheid, dat dwangbevelen mogen worden
betekend bij een tegen ontvangstbewijs af te geven brief
Periode: 1969–1990
Grondslag: Kostenwet invordering Rijksbelastingen, art. 10, vervallen bij wet van
30-05-1990, Stb. 222
Waardering: B, 5
Wet van 26 maart 1987, Stb. 120
Wet tot berekening van rente inzake belastingen en premies volksverzekeringen
(134)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van een Koninklijk Besluit houdende
de bepaling van het tijdstip inzake de inwerkingtreding van deze wet voor de heffing
en invordering
Periode: 1987–
Grondslag: Wet van 26-03-1987, Stb. 120, art. XIII
Waardering: V, 10 jaar na publicatie in de Staatscourant
7.3.1.3. Administratieve bevoegdheden en rechtspraak
7.3.1.3.1. Administratieve bevoegdheden
Wet van 24 december 1927, Stb. 416
Wet houdende uitbreiding van de wettelijke en administratieve bevoegdheden der belastingambtenaren
(135)
Handeling: Het opdragen van werkzaamheden m.b.t. de belastingheffing aan andere ambtenaren
van de Belastingdienst dan die in de belastingwetten en besluiten zijn aangewezen
Periode: 1945–
Grondslag: Wet van 24-12-1927, Stb. 416, art. 1
Waardering: B, 5
Besluit van 17 september 1944, Stb. E 93
Handelingen voortkomende uit het besluit van 17-09-1944, Stb. E 93, houdende vaststelling
van het besluit bezettingsmaatregelen (b.w. 1951 (1953), Stb. 25)
(136)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van Koninklijke Besluiten die handhaving,
intrekking en de rechtsgevolgen van bezettingsregelingen en bezettingsbeslissingen
regelen
Periode: 1945–1951 (1953)
Grondslag: Besluit Bezettingsmaatregelen art. 15.2, 27
Waardering: B, 1
(137)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van administratieve voorschriften
ter richtige uitvoering van de taak, voortvloeiende uit gehandhaafde, ingetrokken
en geschorste bezettingsregelingen
Periode: 1945–1951 (1953)
Grondslag: Besluit Bezettingshandelingen, art. 6.2
Waardering: B, 1
Besluit van 9 november 1945, Stb. F 254
Besluit houdende vaststelling van het besluit uitbreiding bevoegdheden belastingambtenaren
(b.w. 1945, Stb. F 254 m.i.v. 01-01-1951)
(141)
Handeling: Het aanwijzen van:
1. andere ambtenaren van ’s-Rijksbelastingdienst die in plaats treden van de inspecteur;
2. andere personen, niet zijnde een ambtenaar, die met machtiging plaatsen mogen betreden,
voorwerpen die bij een bewaarder zijn geplaatst mogen openen, èèn en ander ter vaststelling
van belastingschulden
Periode: 1945–1950
Grondslag: Besluit van 09-11-1945, Stb. F 254,
1. art. 1.2, 2.1.2;
2. art. 3.4
Waardering: V, 10 jaar na intrekking aanwijzing
(142)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften:
1. m.b.t. het verzegelen of onder bewaking stellen van plaatsen en voorwerpen die
van belang kunnen zijn voor de vaststelling van belastingschulden;
2. m.b.t. het indienen van aangiften door huurders en gebruikers van plaatsen waarin
zich voorwerpen bevinden die belangrijk zijn voor het vaststellen van belastingschuld,
dan wel door de rechthebbende op die voorwerpen;
3. m.b.t. vormen en termijnen van het leggen van conservatoir beslag;
4. ter uitvoering van het Besluit
Periode: 1945–1950
Grondslag: Besluit van 09-11-1945, Stb. F 254,
1. art. 3.3;
2. art. 3.5;
3. art. 7.3;
4. art. 18
Waardering: B, 1
(143)
Handeling: Het stellen van voorwaarden aan verdachten ter voorkoming van strafvervolging
Periode: 1945–1950
Grondslag: Besluit van 09-11-1945, Stb. F 254, art. 17
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
7.3.1.3.2. Rechtspraak
Wet van 19 december 1914, Stb. 564
Wet houdende instelling van raden van beroep voor de directe belastingen en vaststelling
van algemene bepalingen betreffende het beroep op die colleges (b.w. wet 17-05-1956,
Stb. 323)
(146)
Handeling: Het instellen van beroep in cassatie tegen uitspraken van raden van beroep
Periode: 1945–1956
Grondslag: Wet van 19-12-1914, Stb. 564, art. 18, (19, 21, 22, 23, deze artikelen
geven de procedure weer)
Waardering: V, 10 jaar na het beroep
Wet van 17 mei 1956, Stb. 323
Wet houdende vaststelling nieuwe regeling inzake belastingrechtspraak (Wet administratieve
rechtspraak belastingzaken, b.w. bij wet van 29-10-1998, Stb. 621, iwtr. 01-09-1999)
(148)
Handeling: Het instellen van/voeren van verweer bij beroepen in cassatie bij de Hoge
Raad tegen uitspraken van de Gerechtshoven in verband met gevoerde procedures tegen
opgelegde aanslagen
Periode: 1956–1999
Grondslag: Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, 1956, Stb. 323, art. 5.1
(betaling griffierecht), 20.1.3, 22.2, 23.1, 24.1, (het ontvangen van stukken: art.
22.1.3, 23.2, 24.4 (arrest), 26.2)
Waardering: V, 10 jaar na de uitspraak
Algemene Wet inzake Rijksbelastingen van 2 juli 1959, Stb. 301
(202)
Handeling: Het instellen van/voeren van verweer bij beroepen in cassatie bij de Hoge
Raad tegen uitspraken van de Gerechtshoven in verband met gevoerde procedures tegen
opgelegde aanslagen
Periode: 1999–
Grondslag: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 1959, Stb. 301, art. 28, art. 28a
en b, art. 29, art. 29 a t/m i en art. 30 bij wijziging van 29-10-1998, Stb. 621,
Iwtr. 01-09-1999, Stb. 26
Waardering: V, 10 jaar na uitspraak of intrekking beroep
7.3.2. Niet Fiscale Wet- en regelgeving
(150)
Handeling: Het mede opstellen, wijzigen en intrekken van regels:
1. i.s.m. de Minister van Sociale Zaken m.b.t. de heffing/invordering van premies
AOW van personen die krachtens een AMvB op grond van art. 6 AOW of krachtens een overeenkomst
met een andere Mogendheid ingevolge de AOW verzekerd zijn;
2. i.s.m. de Minister van Sociale Zaken m.b.t. de heffing/invordering van premies
werknemersverzekeringen van bedragen welke aannemers hebben overgemaakt op rekeningen
van onderaannemers;
3. i.s.m. de Minister van Binnenlandse Zaken m.b.t. het verlenen van vrijstelling
van gemeentelijke belastingen conform de gebruiken van het volkenrecht of het internationaal
gebruik
Periode: 1945–
Grondslag: 1. Algemene Ouderdomswet van 31-05-1956, art. 41.7;
2. Coördinatiewet Sociale Verzekering, Stb. 1953, 577, art. 16b.7;
3. Wet van 29-07-1851, Stb. 85, de Gemeentewet, art. 290
Waardering: B, 1
(151)
Handeling: Het gezamenlijk (ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën) verklaren
dat wederkerigheid niet is gewaarborgd t.b.v. het niet verlenen van vrijstelling van
gemeentelijke belastingen
Periode: 1978–
Grondslag: Beschikking diplomatieke vrijstellingen gemeentelijke belastingen, bij
wet van 13-01-1978, Stcrt. 42 art. 1.5, vanaf wijz.wet van 14-07-1989, Stcrt. 192
art. 1.4
Waardering: B, 1
Opmerking: De Minister van Binnenlandse Zaken is eerste ondertekenaar
(152)
Handeling: Het voorbereiden van antwoorden op vragen van leden van de Eerste en Tweede
Kamer der Staten-Generaal m.b.t. de toepassing en uitleg van de fiscale wetgeving
en het belastingstelsel, niet direct leidende tot wetswijzigingen of opzegging, of
wijziging van internationale overeenkomsten en verdragen
Periode: 1945–
Grondslag: 1. Besluit van 17 oktober 1888, houdende vaststelling van het Reglement
van Orde voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, art. 115, 116;
2. Besluit van 12-07-1966, houdende vaststelling van het Reglement van Orde van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, art. 120, 121;
3. Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 juni 1993 (Kamerstukken
22590), art. 134, 135, laatstelijk gewijzigd bij Regeling van 27 juni 2002 (Kamerstukken
28452);
4. Besluit van 3 augustus 1888, houdende vaststelling van het Reglement van Orde van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal, art. 75;
5. Besluit van 06-09-1983, houdende vaststelling van het Reglement van Orde van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal, art. 151, 159, gewijzigd bij Regeling van 6 juni
1995 (Kamerstukken 50c en 50e), art. 140
Waardering: B, 3
(153)
Handeling: Het verstrekken van inlichtingen i.v.m. ingestelde onderzoeken naar aanleiding
van verzoekschriften welke zijn ingediend bij de Commissies voor de Verzoekschriften
van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
Periode: 1971–
Grondslag: 1. Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal als bedoeld in het Reglement van Orde der Eerste Kamer, vastgesteld
bij Besluit van 04-05-1971, art. 8.3: Hst. III. Vaste en bijzondere commissies (art.
32 e.v.) bij wet van 06-06-1995, kamerst. 50e;
2. Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
laatstelijk gepubliceerd bij kamerstuk 18376 vastgesteld in de vergadering van 07-06-1984,
art. 9: Hst. VII De Commissies, Bron 22-06-1993, Kamerstukken 22590
Waardering: V, 6 jaar na afdoening
(154)
Handeling: Het aan de Tweede Kamer laten weten dat niet ingegaan wordt op aanbevelingen
die de Commissie van de Verzoekschriften heeft gedaan na onderzoek als gevolg van
ingediende bezwaarschriften
Periode: 1966–
Grondslag: Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vastgesteld
bij besluit d.d. 12-07-1966, art. 145: art. 132 bij wet van 22-06-1993, kamerstukken
22590
Waardering: B, 5
(155)
Handeling: Het wel/niet behandelen, na verklaring hiertoe, van bij de Raad van State
ingediende beroepschriften als zijnde een bezwaarschrift tegen eerder afgegeven beschikkingen
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen van 01-05-1975,
Stb. 284, art. 11, 14
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(156)
Handeling: Het geven van toelichtingen aan de Nationale Ombudsman i.v.m. ingestelde
onderzoeken naar gedragingen door (ambtenaren van) de Belastingdienst
Periode: 1981–
Grondslag: Wet Nationale Ombudsman van 04-02-1981, Stb. 35, art. 19.1
Waardering: V, 6 jaar na het verstrekken van de toelichtingen
(217)
Handeling: Het verrichten van (justitieel/fiscaal) onderzoek naar het American Land
Program
Periode: 1976–1991
Activiteiten: Het verzamelen van informatie t.b.v. het onderzoek;
het verstrekken van gegevens op grond van aanschrijving IB’65/688;
het geven van richtlijnen aan directeuren en inspecteurs der belastingdienst;
het afhandelen van schadeclaims van gedupeerden;
het voeren van juridische procedures;
het doen van een uitspraak in een rechtszaak
Waardering: B, 5
7.4. Handelingen ingevolge interne voorschriften door de Minister van Financiën
(157)
Handeling: Het benoemen/aanstellen en opheffen van (interdepartementale/interne) commissies,
werkgroepen en adviseurs en in ontvangst nemen en verwerken van rapportages en adviezen
Periode: 1945–
Waardering: B, 4
(168)
Handeling: Het voorbereiden en wijzigen van belastingplannen, (meerjaren-)ramingen
en bewaking van budgettaire consequenties welke verband houden met de (uitvoering
van) fiscale wetgeving
Periode: 1945–
Grondslag: Organisatiebeschrijving van de Directie Algemene Fiscale Politiek
Waardering: B, 1
(169)
Handeling: Het verrichten van studies en onderzoeken m.b.t. de betekenis, aanpassing,
en vernieuwing van het nationale fiscale beleid en de uitvoering er van, al dan niet
ten behoeve van de opstelling van nota's ten behoeve van het parlement en het Kabinet
Periode: 1945–
Grondslag: Organisatiebeschrijvingen van verschillende directies, o.a. Organisatiebeschrijving
van de Directie Algemene Fiscale Politiek
Waardering: B, 1
(170)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van ambtelijke voorschriften en aanwijzingen
aan de belastingadministratie
Periode: 1945–
Grondslag: AWR, artikel 62
Waardering: B, 1
Opmerking: Onder deze handeling valt ook de zogenaamde pseudo-regelgeving
(172)
Handeling: Het verlenen/weigeren van machtigingen aan de onderdelen/functionarissen
van de Belastingdienst tot het verrichten van specifieke handelingen t.b.v. de belastingheffing
op grond van wettelijke bepalingen, het functioneren en de inrichting van de dienst,
alsmede het geven van aanwijzingen in bepaalde gevallen zaken voor te leggen aan het
ministerie
Periode: 1945–
Grondslag: Intern gerichte aanschrijvingen en leidraden aan de Belastingdienst opgenomen
in de Boekwerken Belastingdienst, bijvoorbeeld voortkomende uit de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van 02-07-1959, Stb. 301, art. 62 en gelijkluidende artikelen in
de fiscale wetgeving (bijvoorbeeld Invorderingswet 1990, art. 69)
Waardering: V, 6 jaar na het verlenen van de machtiging of 6 jaar na het intrekken
van de instructie
B, 1 ingeval de inspecteur bijzondere (pseudo-regelgevende) afspraken maakt
(173)
Handeling: Het, al dan niet op verzoek van de Belastingdienst, verlenen van adviezen
en aanwijzingen m.b.t. door de Belastingdienst voorgenomen handelingen of standpunten
Periode: 1945–
Grondslag: Intern gerichte aanschrijvingen en leidraden aan de Belastingdienst opgenomen
in de Boekwerken Belastingdienst, bijvoorbeeld voortkomende uit de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van 02-07-1959, Stb. 301, art. 62 en gelijkluidende artikelen in
de fiscale wetgeving (bijvoorbeeld Invorderingswet 1990, art. 69)
Waardering: B, 1 (indien het beleidsmatige adviezen betreft)
V, 6 jaar (indien het adviezen in individuele gevallen betreft)
(174)
Handeling: Het behandelen van door de Belastingdienst doorgezonden verzoeken, vorderingen,
beroepen in cassatie van belastingplichtigen die in verband staan met de heffing van
belastingen en die niet in overleg tussen de Belastingdienst en belastingschuldige
kunnen worden afgedaan vanwege onoverkomelijke verschillen van inzicht dan wel omdat
de (interne) regelgeving dit voorschrijft
Periode: 1945–
Grondslag: Intern gerichte aanschrijvingen en leidraden aan de Belastingdienst opgenomen
in de Boekwerken Belastingdienst, bijvoorbeeld voortkomende uit de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van 02-07-1959, Stb. 301, art. 62 en gelijkluidende artikelen in
de fiscale wetgeving (bijv. Invorderingswet 1990, art. 69)
Waardering: V, 10 jaar na afhandeling
(175)
Handeling: Het behandelen en verwerken van door de Belastingdienst ingevolge de intern
gerichte aanschrijving ingezonden mededelingen van ondernomen handelingen
Periode: 1945–
Grondslag: Intern gerichte aanschrijvingen en leidraden aan de Belastingdienst opgenomen
in de Boekwerken Belastingdienst, bijvoorbeeld voortkomende uit de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van 02-07-1959, Stb. 301, art. 62 en gelijkluidende artikelen in
de fiscale wetgeving (bijv. Invorderingswet 1990, art. 69)
Waardering: V, 5 jaar na kennisneming/verwerking
7.5. Handelingen ingevolge de totstandkoming en uitvoering van internationale verdragen
Dit hoofdstuk handelt over de verdragen die betrekking hebben op de belastingen m.u.v.
invoerrechten en accijnzen (enkele uitzonderingen daargelaten). Hiertoe zijn ook standaardhandelingen
opgenomen m.b.t. handelingen die in de verdragen voorkomen. Mocht er aanleiding zijn
om nadere uitwerking van de verdragen die merendeels met de invoerrechten en accijnzen
te maken hebben, dan zullen die uitwerkingen geschieden in een volgend PIVOT-onderzoek,
dat gewijd is aan dit gebied. Hierbij valt voornamelijk te denken aan afspraken in
Benelux verband, een deel van de EEG-verdragen en aan afspraken m.b.t. de GATT.
7.5.1. Grondwet
(176)
Handeling: Het (mede-) opstellen, wijzigen en intrekken van (belastingtechnische bepalingen
van) verdragen met andere Mogendheden, mede in verband met de vorming, organisatie
en werkwijze, voorrechten van internationale organisaties en die gesloten worden ter
nastreving van de doelstellingen van die organisaties, alsmede van bijkomende protocollen,
aanvullende en wijzigende besluiten
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet, art. 91, De in dit artikel bepaalde handeling kan teruggevoerd
worden op art. 58 GW 1815, art. 57, GW 1848, art. 59 GW. 1887, art. 58 GW 1922, art.
60 GW 1938, 1948 en 1972
Waardering: B, 1
(177)
Handeling: Het (mede-) opstellen, wijzigen en intrekken van belastingverdragen ter
voorkoming van dubbele belastingen met andere Mogendheden en internationale organisaties
alsmede van bijbehorende protocollen
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet, art. 91, de in dit artikel bepaalde handeling kan teruggevoerd
worden op art. 58 Grondwet 1815, art. 57, GW 1848, art.59 GW. 1887, art. 58 GW 1922,
art. 60 GW 1938, 1948 en 1972
Waardering: B, 1
(178)
Handeling: Het (mede-) opstellen, wijzigen en intrekken van goedkeuringswetten m.b.t.
tot gesloten internationale verdragen en overeenkomsten
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet, art. 91, De in dit artikel bepaalde handeling kan teruggevoerd
worden op art. 58 GW 1815, art. 57, GW 1848, art. 59 GW. 1887, art. 58 GW 1922, art.
60 GW 1938, 1948 en 1972
Waardering: B, 1
7.6. Handelingen ingevolge de uitvoering van verdragen met volkenrechtelijke organisaties
(179)
Handeling: Het (mede-) opstellen, wijzigen en intrekken van besluiten, richtlijnen,
reglementen en beleidsvoornemens van internationale organisaties waartoe Nederland
is toegetreden, al dan niet in het verband van Comités, werkgroepen, en overlegvormen,
alsmede het voeren van overleg en uitwisseling van beleidsvoornemens met andere Lidstaten
Periode: 1945–
Grondslag: 1. Bepalingen van verschillende overeenkomsten en verdragen van organisaties
waartoe Nederland is toegetreden;
2. Organisatiebeschikkingen van directies behorende tot het DGFZ
Waardering: B, 1
(181)
Handeling: Het uitwisselen van inlichtingen met andere verdragsluitende partijen alsmede
het verlenen van bijstand, op fiscaal gebied, m.b.t. uitvoering van de overeengekomen
bepalingen en de invordering van belastingen
Periode: 1945–
Grondslag: Verschillende verdragen
Waardering: V, 10 jaar na het verstrekken/verkrijgen van de inlichtingen
(182)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van uitvoeringsvoorschriften, al dan
niet in overleg met de andere verdragsluitende Mogendheden, m.b.t. de bepalingen in
overeengekomen verdragen
Periode: 1945–
Grondslag: Verschillende verdragen
Waardering: B, 1
(183)
Handeling: Het toewijzen of afwijzen van verzoeken van particulieren en werknemers
van volkenrechtelijke organisaties inzake toepassing van de bepalingen van gesloten
verdragen of van bezwaren vanwege onbillijkheden van de bepalingen van gesloten verdragen
in hun situatie
Periode: 1945–
Grondslag: Verschillende verdragen
Waardering: V, 10 jaar na de afwijzing of toewijzing van het verzoek
(184)
Handeling: Het voordragen/benoemen van leden/vertegenwoordigers in organen/instellingen/commissies
werkgroepen e.d. welke zijn ingesteld op basis van gesloten verdragen
Periode: 1945–
Grondslag: Verschillende Verdragen
Waardering: V, 5 jaar na zittingstermijn
7.7. Handelingen ingevolge de uitvoering van verdragen ter voorkoming van dubbele
belasting
(186)
Handeling: Het verkrijgen en verstrekken van kennisgevingen t.a.v. de andere verdragsluitende
Staat m.b.t. wijzigingen in de nationale belastingwetgevingen i.v.m. mogelijke consequenties
voor de inhoud en de uitvoering van het verdrag
Periode: 1945–
Grondslag: Belastingverdrag met ..... inzake ..... d.d. ..., Stb./Trb. ..., art.:
....(variabel)...
Waardering: B, 1
(187)
Handeling: Het, in onderling overleg, vaststellen, wijzigen en intrekken van uitvoeringsvoorschriften
Periode: 1945–
Grondslag: Belastingverdrag met ..... inzake ..... d.d. ..., Stb./Trb. ..., art.:
....(variabel)...
Waardering: B, 1
(188)
Handeling: Het toewijzen of afwijzen van verzoeken van personen/lichamen die menen
dat de maatregelen van de overeenkomst voor hem zullen leiden tot belastingheffing
die niet in overeenstemming is met de bepalingen, e.e.a. in overleg met de andere
Staat
Periode: 1945–
Grondslag: Belastingverdrag met ..... inzake ..... d.d. ..., Stb./Trb. ..., art.:
.... (variabel)...
Waardering: V, 10 jaar na afwijzing/toewijzing indien gelijk aan eerder precedent/gelijk
geval
(189)
Handeling: Het uitwisselen van inlichtingen met de andere Staat i.v.m. het tegengaan
van fraude/het ontgaan van belastingen
Periode: 1945–
Grondslag: Belastingverdrag met ..... inzake ..... d.d. ..., Stb./Trb. ..., art.:
.... (variabel)...
Waardering: V, 10 jaar na uitwisseling van de gegevens
7.8. Handelingen ingevolge goedkeuringswetten m.b.t. gesloten verdragen
Er zijn meerdere wetten die dienen ter parlementaire goedkeuring van gesloten verdragen.
In onderstaand gedeelte is gekozen voor de uitwerking van één van die wetten namelijk
de goedkeuringswet van een gesloten verdrag met Amerika. Andere goedkeuringswetten
zijn van gelijke inhoud.
(190)
Handeling: Het schriftelijk aanwijzen/opdracht geven van een ontvanger die belast
is met de invordering die Amerika verzoekt
Periode: 1945–
Grondslag: Wet van 29-10-1948, Stb. I 464, Goedkeuring verdrag met Amerika ter voorkoming
van dubbele belasting, art. 2
(gewijzigd: Wet 12-02-1969, Stb. 83 en Wet van 30-05-1990, Stb. 222)
(Wet van 23-10-1957, Stb. 438, tot goedkeuring van de overeenkomst met Denemarken
ter vermijding van dubbele belasting)
Waardering: V, 6 jaar na intrekking van de aanwijzing
(191)
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van voorschriften ter uitvoering van
het verdrag
Periode: 1945–
Grondslag: Wet van 29-10-1948, Stb. I 464, Goedkeuring verdrag met Amerika ter voorkoming
van dubbele belasting, art. 3
Waardering: B, 1/5
(192)
Handeling: Het wel/niet toelaten van een verdachte tot transactie i.v.m. invordering
Periode: 1945–
Grondslag: Wet van 29-10-1948, Stb. I 464, Goedkeuring verdrag met Amerika ter voorkoming
van dubbele belasting, art. 6
Waardering: V, 10 jaar na het wel/niet toelaten
9. Belastingdienst
9.1. Uitvoering wet- en regelgeving
9.1.1. Fiscale wet- en regelgeving
9.1.1.1. Heffing
Wet van 13 januari 1922, Stb. 9
Wet houdende bepalingen betreffende het opleggen van voorlopige aanslagen in de directe
belastingen (b.w. 1959, Stb. 301)
(7)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van directe belastingen
en dividend- en tantièmebelasting
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 13-01-1922, Stb. 9, art. 2, 3
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 29 april 1925, Stb. 171
Wet tot bevordering van de richtige heffing der directe belastingen (b.w. 1959, Stb.
301)
(8)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de heffing van belastingen
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 29-04-1925, Stb. 171, art. 1, 3, 4
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 28 juni 1926, Stb. 227
Wet houdende een regeling m.b.t. het overschrijden van in belastingwetten gestelde
termijnen (b.w. 1959, Stb. 301)
(11)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van directe belastingen
inclusief dividend- en tantièmebelasting alsmede de jachtrente en ruilverkavelingrente
en tiendrente
Periode: 1945–1959
Grondslag: Wet van 28-06-1926, Stb. 227, art. 1
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 27 december 1938, Stb. 413
Wet houdende tijdelijke voorziening tot versterking van de middelen tot dekking van
de uitgaven des Rijks (b.w. 1951, Stb. 25)
(20)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van opcenten op belastingen:
grondbelasting, vermogensbelasting, dividend- en tantièmebelasting, inkomstenbelasting,
zegelrecht, rechten van successie, van overgang en van schenking, rechten van registratie,
gedistilleerd accijns, accijns op suiker, accijns op wijn
Periode: 1945–1951
Grondslag: Wet van 27-12-1938, Stb. 413, art. 5, 6, 7, 8, 9 (vervallen 1947, Stb.
H 409), 10, 11 (vervallen 1950, Stb. K 625), 12 (vervallen 1951, Stb. 25)
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 26 april 1940, Stb. 200
Wet houdende bijzondere voorzieningen m.b.t. de in gebiedsdelen van het Koninkrijk
der Nederlanden gevestigde naamloze vennootschappen en andere rechtspersonen, alsmede
m.b.t. zeeschepen, die gerechtigd zijn tot het voeren van de Nederlandse vlag (b.w.
bij wet van 09-03-1967, Stb. 161, iwtr. 01-06-1967, Stb. 257, 1967; art. 19 b.w. 01-01-1965,
Stb. 425, 1964)
(21)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de heffing van belastingen
Periode: 1945–1967
Grondslag: Wet van 26-04-1940, Stb. 200, art. 19.1.2;
Besluit van 23-12-1943, Stb. D 58, art. 2.2, 10.1.2, 11.2.4, 12.1, 13.1.2.3.6, 14.1.2.3.5
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Besluit van 3 september 1945, Stb. F 159
Besluit buitengewoon navorderingsbesluit (b.w. 1959, Stb. 301)
(39)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. tot de heffing en navordering van
belastingen
Periode: 1945–1959
Grondslag: Besluit van 03-09-1945, Stb. F 159, art. 1, 2c.d, 3.3, 4.2, 5, 10.1.2,
11.3, 14.2, 18, 19.1
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 23 april 1952, Stb. 191
Wet houdende bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht (b.w. 1959, Stb.
301, 1962, Stb. 319 en 1967, Stb. 377)
(51)
Handeling: Het verrichten van activiteiten t.b.v. de heffing van Rijksbelastingen
Periode: 1952–1959
Grondslag: Wet van 23-04-1952, Stb. 191, art. 2, 3, 4, 5, 9, 10.4, 16, 17, 18, 18.1
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Algemene Wet inzake Rijksbelastingen van 2 juli 1959, Stb. 301
(Is in verschillende fasen in werking getreden) Inclusief handelingen uit het Besluit
voorkoming dubbele belasting vanaf 07-04-1965, Stb. 145
(54)
Handeling: Het verrichten van activiteiten i.v.m. het heffen van belastingen d.m.v.:
1. de behandeling van (verzoek om) uitnodiging tot het doen van aangiften;
2. de behandeling van aangiften en melding;
3. het bepalen van het tijdvak;
4. het verlenen van uitstel van betaling;
5. het verlenen van vrijstellingen;
6. de heffing van belasting bij wege van aanslag;
7. de heffing van belasting bij wege van voldoening of afdracht op aangifte;
8. de heffing van belasting bij wege van uitnodiging tot betaling;
9. de behandeling van bezwaren en beroepen;
10. de heffingsrente en revisierente;
11. bevordering van de richtige heffing;
12. vertegenwoordiging van belastingplichtige;
13. verplichtingen ten dienste van de belastingheffing;
14. herstel van vormverzuimen en overschrijding van termijnen;
15. toekenning van bevoegdheden;
16. beboetbare feiten en bestuurlijke boeten;
17. algemene bepalingen van strafrecht en strafvordering
Periode: 1959–
Grondslag:
1. Uitvoeringsregeling AWR 1994: art. 2.1.2.3 vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114; art. 3
vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114; art. 4a vanaf 21-12-1995, Stcrt. 252; art. 20.3.4 vanaf
21-12-1995, Stcrt. 252;
2. AWR: art. 5 bij wet van 30-05-1990, Stb. 222 (Invoeringswet Invorderingswet 1990,
iwtr. 01-06-1990); art. 5a bij wet van 04-06-1992, Stb. 422, iwtr. 23-12-1993, Stb.
693; art. 6.1.2; art. 8.2: art. 8.3 bij wet van 04-06-1992, Stb. 422, iwtr. 23-12-1993,
Stb. 693; art. 9.2.3.5.6, lid 6 vervalt bij wet van 04-06-1992, Stb. 422, iwtr. 23-12-1993,
Stb. 693 en lid 5 vervalt bij wet van 18-12-1997, Stb. 738, iwtr. 01-01-1998; art.
10.2.3, Uitvoeringsregeling AWR 1994: art. 21.1.3 vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114, lid
3 vervalt vanaf 03-04-1995, Stcrt. 69; art. 21b vanaf 19-12-2000, Stcrt. 250; art.
22 vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114;
3. Uitvoeringsregeling AWR 1994: art. 25.1.3, 26.3, 27.4a.5, art. 28.1.2a, art. 29.1.2
vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114, art. 27 vervalt vanaf 30-03-1995, Stcrt. 64 iwtr. 01-04-1995;
4. Uitvoeringsregeling AWR: art. 30.1 vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114;
5. Uitvoeringsregeling AWR: art.35, 36.4.6, 39.2 vanaf 14-06-1994, Stcrt. 114;
6. AWR: art. 11.1.2.3; art. 12; art. 13; art. 14; art. 15; art. 16.1.3; art. 17.1;
art. 18, vervallen bij wet van 18-12-1997, Stb. 738, iwtr. 01-01-1998; art. 18a bij
wet van 20-12-1996, Stb. 653, iwtr. 01-01-1997;
7. AWR: art. 19.1.3.4; art. 20.1.2; art. 21.3.4: lid 4 vervalt, lid 3 wordt lid 4
en lid 2 wordt tussengevoegd bij wet van 04-06-1992, Stb. 422, iwtr. 23-12-1993, Stb.
693, vervolgens vervalt dit artikel bij wet 18-12-1997, Stb. 738, iwtr. 01-01-1998;
art. 22, vervallen bij wet 18-12-1997, Stb. 738, iwtr. 01-01-1998;
8. AWR: art. 22a.1; art. 22b; art. 22c.1; art 22e bij wet van 02-11-1995, Stb. 554,
iwtr. 16-04-1996, Stb. 246;
9. AWR: art. 23; art. 24; art. 25.1.2.5.6, lid 2, 4 en 6 vervallen bij wet van 04-06-1992,
Stb. 422, de resterende leden worden onder vernummering herschreven, de activiteiten
van de inspecteur zijn dan terug te vinden in art. 25.1.2.4.5 en lid 7 bij wet van
29-10-1998, Stb. 621, iwtr. 17-06-1999, Stb. 265; art. 25a bij wet van 29-10-1998,
Stb. 621; art. 26.1.3, lid 3 vervalt bij wet van 04-06-1992, Stb. 422; art. 26b.2
bij wet van wet 29-10-1998, Stb. 621, iwtr. 17-06-1999, Stb. 265; art. 27.1, vervallen
en iwtr. Bij wet van 23-12-1993, Stb. 690 en 693; art. 30.1, vervallen bij wet van
29-10-1998, Stb. 621 en iwtr. 17-06-1999, Stb. 265; art. 30a.2, bij wet van 02-11-1995,
Stb. 554, iwtr. 16-04-1996, Stb. 246 (art. 30a bij wet van 26-03-1987, Stb. 120 vernummerd
tot art. 30f); art. 30.d.3 bij wet van 12-12-1991, Stb. 697 vervallen i.v.m. omnummering
tot art. 30i, bij wet van 02-11-1995, Stb. 554, iwtr. 16-04-1996, Stb. 246, art. 30e.1.4
bij wet 12-12-1991, Stb. 697; lid 4 vervalt weer bij wet van 04-06-1992, Stb. 422,
bij wet van 02-11-1995, Stb. 554 omgenummerd tot art. 30j vervolgens vervalt dit artikel
30e bij wet van 18-12-1997, Stb. 738;
10. AWR: art. 30f, (voorheen art. 30a) bij wet van 02-11-1995, Stb. 554, iwtr. 16-04-1996,
Stb. 246; art. 30i.3, (voorheen art. 30d.3) bij wet van 02-11-1995, Stb. 554, iwtr.
16-04-1996, Stb. 246; art 30j.1, (voorheen art. 30e.1) bij wet van 02-11-1995, Stb.
554, iwtr. 16-04-1996, Stb. 246;
11. AWR: art. 31; art. 32.2, vervallen bij wet van 04-06-1992, Stb. 422; art. 33.1;
art. 35;
12. AWR: art. 41; art. 45;
13. AWR: art. 47; art. 47b, bij wet van 09-12-1993, Stb. 660; art. 48; art. 49, art.
49a bij wet van 26-11-1987, Stb. 536 vervallen bij wet van 29-06-1994, Stb. 499; art.
50; art. 51; art. 55, bij wet van 29-06-1994, Stb. 499; art. 56, vervallen bij wet
van 29-06-1994, Stb. 499;
14. AWR: art. 59; art. 60.2, bij wet van 12-05-1993, Stb. 262, lid 3, bij wet van
04-06-1992, Stb. 422, lid 2, bij wet van 29-10-1998, Stb. 621 wordt verwezen naar
art. 6:11 AWB;
15. AWR: art. 65;
16. AWR: art. 67a-i; art. 67k-n, alle artikelen bij wet van 18-12-1997, Stb. 738;
17. AWR: art. 76; art. 80; art. 81; art. 82; art. 83; art. 84; art. 85; art. 87; art.
88a bij wet van 02-11-1995, Stb. 554
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar, met uitzondering van Memories van Successie:
B, 5
(195)
Handeling: Het vaststellen, bij voor bezwaar vatbare beschikkingen m.b.t. loon-, inkomsten-
en vennootschapsbelasting:
1. van het bedrag van het naar het volgende jaar over te brengen (negatief-) buitenlands
inkomen uit werk en woning;
2. van het naar het volgende jaar over te brengen bedrag aan, vanwege andere Mogendheden,
geheven belasting;
3. van het bedrag van de naar volgend jaar over te brengen (negatieve-) buitenlandse
winst per Mogendheid;
4. van het naar het volgende jaar over te brengen negatieve gezamenlijke bedrag aan
buitenlandse winst per Mogendheid;
5. van het over te brengen bedrag aan belasting
Periode: 2001–
Grondslag: Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 van 21-12-2000, Stb. 642,
1. art. 26.1, 27.1;
2. art. 28.1, 44.1;
3. art. 42.1, 43.1;
4. art. 43.2;
5. art. 44.2
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Rijkswet van 28 oktober 1964, Stb. 425
Wet houdende een belastingregeling voor het koninkrijk. iwtr. bij besluit van 18-12-1964,
Stb. 528: Besluit inwerkingtreding van de belastingregeling voor het koninkrijk
(78)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van belastingen: het
belasten van ingezetenen op inkomsten, vermogen, loon, commissarissenvergoedingen,
dividend, successie en schenking, zegelbelastingen en motorrijtuigen binnen het Koninkrijk
op basis van de Rijkswet
Periode: 1964–
Grondslag: Belastingregeling voor het Koninkrijk, art. 4.1, art. 5.1, art. 10.1, art.
11.1, art. 11.3 (vervallen bij Rijkswet 05-12-1985, Stb. 645), art. 12, art. 13.1.2,
art. 14.1.3, art. 15.1.2.3.4, art. 16, art. 17.1, art. 18.1, art. 19, art. 20, art.
21, art. 22.1, art. 24, art. 25, art. 27.1, art. 28, art. 29, art. 31, art. 33, art.
36.3, art. 37.2, art. 38
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
Wet van 24 april 1986, Stb. 249
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
(104)
Handeling: Het verrichten van voorbereidende en uitvoerende activiteiten door, door
de minister, aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst t.b.v. de internationale
inlichtingenuitwisseling door het ministerie i.v.m. belastingheffing
Periode: 1986–
Grondslag: Wet van 25-04-1986, Stb. 249, art. 8 en art. 12
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
9.1.1.2. Invordering van kosten en rente
9.1.1.2.1. Invordering
Wet van 22 mei 1845, Stb. 22
Wet betreffende de invordering van belastingen en andere overheidsvorderingen (b.w.
01-06-1990)
Invorderingsbepalingen zijn ook opgenomen in andere fiscale wetten en wetten die heffingen
regelen of voorschrijven doch in eerste instantie regarderen onder een andere minister
of instantie doch waarvan werkzaamheden zijn opgedragen aan de Belastingdienst
(112)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de praktische invordering van belastinggelden:
inkomstenbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting, vennootschapsbelasting,
vermogensbelasting, successierecht, omzetbelasting, bijzondere verbruiksbelasting
personenauto's en motorrijtuigen, belastingen van rechtsverkeer, motorrijtuigenbelasting,
invoerrechten, accijnzen, premies sociale verzekeringen, grond- en personele belasting
(niet meer geheven v.a. 1978), schoolgeld, premies algemene volksverzekering, heffingen
en boeten ingevorderd door de belasting dienst, belastingen welke in de periode 1940-1990
vervallen/afgeschaft zijn
Periode: 1945–1990
Grondslag: Wet van 22-05-1845, Stb. 22, art. 1, 2.1, 2.2 vervalt bij wijzigingswet
25-10-1989, Stb. 491, art. 3, 5.2. vanaf wijzigingswet 25-10-1989, Stb. 491 vervallen,
art. 7, 7bis, 13, 14, 14bis, 14ter, 15, 15bis, 15 quarter: gewijzigd bij wet van 08-12-1971,
Stb. 717 en vervallen bij wijzigingswet 25-10-1989, Stb. 491, art. 16, 17, vanaf Wet
van 26-03-1987, Stb. 120 ook art. 18 en 18b, 19.1, 20.2 en art. 20.3 vanaf wijzigingswet
12-02-1969, Stb. 83 (Kostenwet invordering rijksbelastingen)
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
Wet van 4 augustus 1917, Stb. 507
Wet houdende bepalingen betreffende de betekening en tenuitvoerlegging in de koloniën,
van in Nederland uitgevaardigde dwangbevelen en in Nederland alsmede in Nederlands-Indië,
Suriname en Curaçao onderling, van in de koloniën uitgevaardigde dwangbevelen (koloniale
invorderingswet 1917, b.w. m.i.v. 01-01-1965, 1964, Stb. 425)
(116)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van belastingen
Periode: 1945–1964
Grondslag: Koloniale Invorderingswet 1917, art.1, 4, 5, 6, 7
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
Wet van 24 oktober 1979, Stb. 572
Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen
(Deze wet is van toepassing op de invordering van: restituties, interventies en andere
maatregelen die deel uitmaken van financiering door het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds
voor de landbouw; landbouwheffingen, rechten van in- en uitvoer; omzetbelasting)
(117)
Handeling: Het verrichten van uitvoerende activiteiten t.b.v. de invordering van belastingschulden
binnen de EEG
Periode: 1979–
Grondslag: Wet van 24-10-1979, Stb. 572, art. 7.3, 11, 17, 18, 18a vanaf wijzigingswet
04-06-1981, Stb. 334, art. 18a vervalt bij wet van 02-11-1995, Stb. 1995, art. 19.1
vanaf wijzigingswet 30-05-1990, Stb. 222, art. 22, 30
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
Wet van 30 mei 1990, Stb. 221
Wet inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen
(invorderingswet 1990). iwtr. 01-06-1990 bij invoeringswet invorderingswet 1990
Invorderingsbepalingen zijn ook opgenomen in andere fiscale wetten en wetten die heffingen
regelen of voorschrijven doch in eerste instantie regarderen onder een andere minister
of instantie doch waarvan werkzaamheden zijn opgedragen aan de Belastingdienst
Voor handelingen op invorderingsgebied als gevolg van Internationale Overeenkomsten
wordt verwezen naar de hoofdstukken in dit rapport die dat onderdeel behandelen
(123)
Handeling: Het invorderen van belastingen en premies, m.u.v. invoerrechten en accijnzen
door middel van het opleggen van aanslagen, dwangbevelen, beslaglegging etc.
Periode: 1990–
Grondslag: Invorderingswet 1990, art. 3, 7.3, 8.1, 10.1b.d, 11, 12, 13, 15, 16, 17.1,
18 (vervalt m.i.v. 01-01-1992, Wet 25-10-1989, Stb. 491, Invoeringswet Boeken 3, 5,
en 6 nieuw B.W. (negende gedeelte)), art. 19, art. 22, art. 22a bij wet van 22-12-1999,
Stb. 579, art. 24.1-6; lid 6 wordt vernummerd bij wijzigingswet van 12-12-1991, Stb.
697 in lid 7, lid 8 en lid 9 vanaf wet van 13-12-1996, Stb. 655, 25.1.2, 27a bij wet
van 13-12-1996, Stb. 655, art. 28, 30, art. 31a bij wet van 13-12-1996, Stb. 655,
art 35, art. 36.2.8, 43.2, 44a.3 vanaf wijzigingswet 12-12-1991, Stb. 697: lid 3 wordt
lid 4 bij wet van 11-05-2000, Stb. 216, art. 44b.4 en art. 44c.4 vanaf wet 11-05-2000,
Stb. 216, art. 49, 50, 51, 52, 54, 58, 59, 60.2 vervalt bij wet van 29-06-1994, Stb.
499, art. 61 vervalt bij wet van 29-06-1994, Stb. 499
Waardering: V, 7 jaar na afloop belastingjaar
9.1.1.2.2. Kosten en rente
Wet van 1 juni 1850, Stb. 26
Houdende betrekkelijk de kosten van vervolging inzake van directe belastingen (b.w.
1969, Stb. 83)
(131)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de invordering van belastinggelden
(Het in rekening brengen/vergoeden van kosten voor invorderingswerkzaamheden)
Periode: 1945–1969
Grondslag: Wet van 01-06-1850, Stb. 26, art. 1
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 12 februari 1969, Stb. 83
Houdende een regeling met betrekking tot de kosten van vervolging inzake rijksbelastingen.
(Kostenwet invordering Rijksbelastingen) iwtr. 22-03-1969 bij KB, Stb. 119
(132)
Handeling: Het verrichten van activiteiten i.v.m. de praktische invordering van belastingschulden
m.b.t.: grondbelasting, personele belasting, inkomstenbelasting, vermogensbelasting,
vennootschapsbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting, omzetbelasting,
motorrijtuigenbelasting, belasting van rechtsverkeer, successierecht, schoolgeld,
invoerrechten en accijnzen, premies sociale volksverzekeringen, premies sociale verzekeringswetten,
heffingen o.g.v. milieuwetten, e.a.
Periode: 1969–
Grondslag: Kostenwet invordering Rijksbelastingen, art. 1, 6
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
9.1.1.3. Administratieve bevoegdheden en rechtspraak
9.1.1.3.1. Administratieve bevoegdheden
Besluit van 9 november 1945, Stb. F 254
Besluit houdende vaststelling van het besluit uitbreiding bevoegdheden belastingambtenaren
(b.w. 1945, Stb. F 254 m.i.v. 01-01-1951)
(140)
Handeling: Het verrichten van activiteiten i.v.m. het heffen van belastingen
Periode: 1945–1950
Grondslag: Besluit van 09-11-1945, Stb. F 254, art. 1, 2, 3.1.2.4, 3.6c, 4, 5, 6,
7.1.2, 8, 9, 16, 17
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
9.1.1.3.2. Rechtspraak
Wet van 19 december 1914, Stb. 564
Wet houdende instelling van raden van beroep voor de directe belastingen en vaststelling
van algemene bepalingen betreffende het beroep op die colleges (b.w. wet 17-05-1956,
Stb. 323)
(145)
Handeling: Het verrichten van activiteiten i.v.m. de belastingheffing m.b.t. de behandeling
van beroepschriften ingediend bij raden van beroep voor de directe belastingen
Periode: 1945–1956
Grondslag: Wet van 19-12-1914, Stb. 564, art.11, 13, 13bis, 13ter, 13 quater, 14,
15, 15bis, 15ter
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
Wet van 17 mei 1956, Stb. 323
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling inzake belastingrechtspraak (Wet
administratieve rechtspraak belastingzaken, b.w. bij wet van 29-10-1998, Stb. 621,
iwtr. 01-09-1999)
(147)
Handeling: Het verrichten van activiteiten in verband met de belastingheffing m.b.t.
beroepszaken tegen opgelegde aanslagen bij de belastingkamers
Periode: 1957–1999
Grondslag: Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, 1956, Stb. 323, art. 4.6,
8.3, 9.3, 10, 11a (vanaf wijzigingswet van 13-01-1983, Stb. 60), 14.1.2, 15.5.6, 16,
17b.1.2 (vanaf wijzigingswet van 13-01-1983, Stb. 52), 18b.1.2 (vanaf wijzigingswet
van 13-01-1983, Stb. 60), (ontvangst van stukken: art. 8.1.2, 9.2, 11.2.3, 15.6, 16a.3
(vanaf wijzigingswet van 13-01-1983, Stb. 60), 17.3.4 (uitspraak), 17a.3 (vanaf wijzigingswet
van 13-01-1983, Stb.52), 18a.3.4 (vanaf Wijzigingswet van 13-01-1983, Stb. 60)
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
9.1.2. Niet Fiscale Wet- en regelgeving
(149)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de heffing en invordering van:
1. premies AOW;
2. premies AWW;
3. premies AKW;
4. premies AWBZ;
5. premies AAW;
6. premies werknemersverzekeringen
Periode: 1953–
Grondslag:
1. Algemene Ouderdomswet van 31-05-1956;
2. Algemene Weduwen- en Wezenwet van 09-04-1959, Stb. 139, art. 44;
3. Algemene Kinderbijslagwet, 1962, Stb. 160 en 1967, Stb. 617, art. 26;
4. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 1967, Stb. 617 en 655, art. 21, 22;
5. Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, 1975, Stb. 674, 1980, Stb. 28, 1985, Stb. 180,
art. 75;
6. Coördinatiewet Sociale Verzekering, 1953, Stb. 577, art. 15.6, 15a vanaf wijzigingswet
van 21-05-1986, Stb. 276, 17.2.3.4
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
9.2. Handelingen ingevolge interne voorschriften door de Minister van Financiën
(171)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. het heffen van belastingen, de organisatie
en de werkwijze van de Belastingdienst zoals voorgeschreven in de leidraden, aanschrijvingen
en resoluties
Periode: 1945–
Grondslag: Intern gerichte aanschrijvingen en leidraden aan de Belastingdienst opgenomen
in de Boekwerken Belastingdienst, bijvoorbeeld voortkomende uit de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van 02-07-1959, Stb. 301, art. 62 en gelijkluidende artikelen in
de fiscale wetgeving (bijvoorbeeld Invorderingswet 1990, art. 69)
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling/ondernomen actie
9.3. Handelingen ingevolge de uitvoering van verdragen met volkenrechtelijke organisaties
(180)
Handeling: Het verrichten van activiteiten m.b.t. de uitvoering van fiscale bepalingen
in verdragen en de invordering van belastingen
Periode: 1945–
Grondslag: Verschillende Verdragen
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling
9.4. Handelingen ingevolge de uitvoering van verdragen ter voorkoming van dubbele
belasting
(185)
Handeling: Het verrichten van activiteiten in verband met het belasten van inwoners/lichamen
van een van de verdragsluitende Staten
Periode: 1945–
Grondslag: Belastingverdrag met ..... inzake ..... d.d. ..., Stb./Trb. art.: ....(variabel)...
Waardering: V, 7 jaar na afhandeling