Besluit BDU verkeer en vervoer

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Besluit van 16 maart 2005 tot vaststelling van regels omtrent de verstrekking, berekening en verantwoording van de brede doeluitkering verkeer en vervoer (Besluit BDU verkeer en vervoer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 december 2004, nr. HDJZ/S&W/2004/3108, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 10, derde lid, en artikel 25 van de Wet BDU verkeer en vervoer, artikel 9, eerste lid, van de Wet Infrastructuurfonds, de artikelen 82 en 117 van de Wet Personenvervoer 2000, artikel 16, vijfde lid, van de Kaderwet bestuur in verandering en artikel 17, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 2005, nr. W09.04.0619);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 maart 2005, nr. HDJZ/S&W/2005-756, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • b. uitkeringsontvanger: de provincie die of het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt als bedoeld in de wet.

Terugwerkende kracht

Stb. 2015, 414, datum inwerkingtreding 01-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

b. uitkeringsontvanger: het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt als bedoeld in de wet.

Hoofdstuk 2. Verstrekking van de uitkering

Artikel 2. Verstrekking van de uitkering

Onze Minister verstrekt uiterlijk in december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar de uitkering aan de uitkeringsontvanger.

Artikel 3. Betaling van de uitkering

De uitkering wordt betaald in vijf gelijke termijnen, waarvan een betalingstermijn vervalt in de tweede maand van het eerste, derde en vierde kwartaal en twee betalingstermijnen vervallen in de tweede maand van het tweede kwartaal.

Hoofdstuk 3. Berekening van de uitkering

Artikel 4. Berekening van de uitkering

  • 2 Onze Minister berekent de omvang van de uitkering per uitkeringsontvanger overeenkomstig de formule U = (a% * T) + b, waarbij:

    U = de uitkering per uitkeringsontvanger;

    a% = het krachtens het derde lid bepaalde percentuele aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet;

    T = het totaal van beschikbare middelen voor alle uitkeringsontvangers tezamen minus het totaal aan absolute aandelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet en de bedragen voor uitgaven, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet;

    b = het krachtens het derde lid bepaalde absolute aandeel, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de toepassing en de uitwerking van de structuurkenmerken en over de wijze van berekening en vaststelling van de uitkering.

Hoofdstuk 4. Verantwoording over de uitkering

Artikel 5

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur nemen in de bijlage bij de jaarrekening de verantwoordingsinformatie op, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Terugwerkende kracht

Stb. 2015, 414, datum inwerkingtreding 01-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

Het dagelijks bestuur neemt in de bijlage bij de jaarrekening de verantwoordingsinformatie op, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Hoofdstuk 5. Wijziging en intrekking andere besluiten

Hoofdstuk 6. Overgangsrecht

Artikel 13

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 22, eerste lid, van de wet wordt de bijdrage voor de exploitatie van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000, die is verstrekt in het jaar voorafgaand aan het eerste uitkeringsjaar, bij de verstrekking van de uitkering voor het eerste uitkeringjaar ambtshalve overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld.

Artikel 14

  • 1 In afwijking van artikel 3 vervallen de betalingstermijnen van de uitkering, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet, die zijn verstreken op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, binnen acht weken na dat tijdstip.

  • 2 De bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer, bedoeld in artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000, die in het jaar voorafgaand aan het eerste uitkeringsjaar is verstrekt, wordt onder verrekening van de betaalde voorschotten, betaald in vijf gelijke termijnen.

  • 4 De termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, bedragen elk een vijfde van het verschil van de verleende bijdrage en van het bedrag van de betaalde voorschotten.

  • 5 Artikel 3 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervallen van de betalingstermijnen, bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 15. Overgangsrecht Besluit Infrastructuurfonds

Paragraaf 8 van het Besluit Infrastructuurfonds, zoals dat gold op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de doeluitkering die is verstrekt ingevolge artikel 29 of artikel 31 van dat besluit.

Artikel 16. Overgangsrecht Duurzaam Veilig

Het Interimbesluit Duurzaam Veilig, zoals dat gold op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de uitkering die is verstrekt ingevolge artikel 2, eerste lid, van dat besluit.

Artikel 17. Overgangsrecht Vervoersmanagement

Artikel 18. Overgangsrecht experimenten regionale treindiensten

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 22, eerste lid, van de wet blijven de regels zoals die golden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op het jaar waarin dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat:

    • a. de bijdrage kan worden besteed aan of gereserveerd voor verkeer- en vervoerbeleid;

    • b. op de verantwoording van de bijdrage hoofdstuk 5 van de wet van toepassing is, en

    • c. de bijdrage bij de verstrekking van de uitkering voor het eerste uitkeringjaar ambtshalve overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld.

Artikel 19. Overgangsbepaling Wijzigingsbesluit Gebundelde doeluitkering

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft de omzetbelasting, die recht geeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds en in de subsidie, die ten hoogste door Onze Minister voor een project is verleend, is begrepen, indien het een project voor regionale of lokale openbaar vervoerinfrastructuur betreft, voor de toepassing van artikel V, tweede lid, onderdeel b, van het Wijzigingsbesluit Gebundelde doeluitkering, buiten aanmerking.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Dit besluit met uitzondering van artikel 7, treedt in werking met ingang van het eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

  • 2 Artikel 7 treedt twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst in werking en werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 maart 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de vijfde april 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner