Antwoord
[Regeling vervallen per 08-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 24-05-2006]
Ja, afrekening over de boekwinst van het tenietgegane pand kan met gebruikmaking van
de ruilarresten worden voorkomen mits nog sprake is van een feitelijke of juridische
terbeschikkingstelling en wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de
ruilarresten.
Van een terbeschikkingstelling is sprake indien het pand rechtens dan wel in feite
ter beschikking wordt gesteld. Als zowel een feitelijke als een juridische terbeschikkingstelling
niet meer mogelijk zijn, is sprake van einde resultaat overige werkzaamheid.
Bij een volledig tenietgaan van het pand eindigt de feitelijke terbeschikkingstelling.
Er kan echter nog wel sprake zijn sprake zijn van een juridische terbeschikkingstelling.
Het huurrecht is geregeld in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Met ingang van 2003
is in artikel 7:210, eerste lid BW het volgende bepaald:
‘Indien een gebrek dat de verhuurder ingevolge artikel 206 niet verplicht is te verhelpen,
het genot dat de huurder mocht verwachten, geheel onmogelijk maakt, is zowel de huurder
als de verhuurder bevoegd de huur op de voet van artikel 267 van Boek 6 te ontbinden.’
Zolang partijen de huurovereenkomst niet hebben ontbonden, blijft het pand rechtens
ter beschikking staan aan BV Z. Vóór de inwerkingtreding van artikel 7:210 BW verviel
de huurovereenkomst van rechtswege indien het pand geheel en al was vergaan (artikel
1589 BW).
Bij een gedeeltelijk tenietgaan van het pand kan de feitelijke terbeschikkingstelling
nog doorlopen. Als dit het geval is, wordt de terbeschikkingstelling niet beëindigd
en is toepassing van de ruilarresten op de boekwinst mogelijk. Voorts kan bij een
gedeeltelijk tenietgaan de huurovereenkomst worden voortgezet, waardoor er nog steeds
sprake is van rechtens ter beschikking staan van het pand. Ook vóór 1 januari 2003
was dit mogelijk op grond van artikel 1589 BW.