Gezondheid en welzijn van dieren 1945–1998
Universiteit Utrecht en Wageningen Universiteit
Oktober 2004
Inleiding
Archiefbescheiden kunnen verschillende functies vervullen. Overheidsorganen kunnen
archiefbescheiden opmaken of gebruiken voor de bedrijfsvoering, om zichzelf te verantwoorden
of een ander ter verantwoording te roepen en als bewijsmiddel.
Voor burgers is het belang van archiefbescheiden gelegen in het streven naar democratische
controle (de burger moet de overheid ter verantwoording kunnen roepen), in de mogelijke
functie van archiefbescheiden als bewijsmiddel en in het feit dat archiefbescheiden
deel uitmaken van het cultureel erfgoed en voor historisch onderzoek van belang zijn.
Vanuit het bedrijfsvoerings- en verantwoordingsbelang van archiefbescheiden geredeneerd,
kan elk archiefstuk vernietigd worden op het moment dat het voor het archiefvormend
orgaan niet meer nuttig is. Het historisch belang van bepaalde bescheiden kan echter
van blijvende aard zijn. Om dat belang te beschermen schrijft de Archiefwet 1995 aan de Nederlandse overheidsorganen voor dat zij archiefbescheiden slechts mogen
vernietigen op grond van een officieel vastgestelde selectielijst. Het Archiefbesluit 1995 geeft uitvoerige regels om de zorgvuldigheid bij de totstandkoming van de lijsten
te waarborgen.
Dit basisselectiedocument (BSD) is een officiële selectielijst. Het heeft tot doel
voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als zorgdrager aan
te geven of neerslag voortvloeiend uit handelingen zoals beschreven in het ‘rapport
institutioneel onderzoek’ (RIO) Gezondheid en Welzijn van Dieren voor blijvende bewaring
in aanmerking komt of vernietigd kan worden.
Onder neerslag wordt verstaan: alle gegevens voortvloeiend uit een handeling, onafhankelijk
van de drager van die gegevens zoals papier, films, tapes of floppy’s, etc.
Het institutioneel onderzoek
Een basisselectiedocument kan niet los gezien worden van het daaraan ten grondslag
liggende rapport institutioneel onderzoek (RIO). In een RIO wordt van een bepaald
beleidsterrein de context beschreven samen met de handelingen van de actoren die binnen
het beleidsterrein actief zijn. Een actor is een (overheids)orgaan dat verantwoordelijk
is voor bepaalde handelingen. Alle handelingen van een bepaalde actor worden in het
RIO beschreven in een logische samenhang met de handelingen van de andere actoren
binnen het beleidsterrein.
De context en de logische samenhang bieden de mogelijkheid om tot een zo verantwoord
mogelijke selectie van handelingen te komen.
In een BSD zijn de handelingen primair geordend op actor. Hierdoor staan alle handelingen
van een actor op een bepaald beleidsterrein bij elkaar. Voor deze herordening is gekozen
om voor organen bruikbare selectiedocumenten te kunnen maken.
Zorgdrager
Dit BSD Gezondheid en welzijn van dieren behandelt de periode 1945–1998.
Het BSD geldt als de selectielijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). De procedure tot vaststelling van een BSD is als volgt:
-
a. Het concept-BSD wordt besproken in het zogenaamde driehoeksoverleg. Deelnemers hieraan
zijn vertegenwoordigers (deskundigen) van actoren op het beleidsterrein, een vertegenwoordiger
namens de zorgdrager in verband met het archiefbeheer en een vertegenwoordiger namens
de Rijksarchiefdienst. Tijdens dit overleg wordt rekening gehouden met het administratieve
belang, het belang van de recht- en bewijszoekende burger en het historisch belang
van de archiefbescheiden met betrekking tot het beleidsterrein.
-
b. Het concept-BSD wordt, tezamen met het verslag van het driehoeksoverleg, ter vaststelling
ingediend bij de minister waaronder Cultuur ressorteert.
-
c. Het concept-BSD ligt gedurende een periode van 8 weken ter inzage.
-
d. De minister waaronder Cultuur ressorteert hoort de Raad voor Cultuur.
-
e. De minister waaronder Cultuur ressorteert en de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties stellen het BSD vast.
-
f. De beschikking tot vaststelling van het BSD wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
De Universiteit Utrecht treedt in het kader van dit BSD op als zorgdrager voor de
volgende actoren:
-
– College van Bestuur;
-
– Faculteitsbestuur.
De Wageningen Universiteit treedt in het kader van dit BSD op als zorgdrager voor
de volgende actoren:
– Bestuur van een universiteit.
Universiteiten zijn zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Het BSD heeft zowel betrekking
op openbare universiteiten. De openbare universiteiten zijn publiekrechtelijke ZBO’s.
Zij vallen volledig onder de werking van Archiefwet. De kern van het begrip ‘openbaar gezag’ is dat men eenzijdig wijzigingen kan aanbrengen
in de rechtspositie van natuurlijke personen of rechtspersonen.
Bij alle in het BSD opgenomen handelingen is er sprake van uitoefening van openbaar
gezag.
Doelstelling van de selectie
De selectie richt zich op de administratieve neerslag van het handelen van overheidsorganen
die vallen onder de werking van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276). De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken
tussen archiefbescheiden die in aanmerking komen voor overbrenging (door het orgaan
dat deze gegevens beheert) naar het Algemeen Rijksarchief en archiefbescheiden die
op den duur door de zorgdrager kunnen worden vernietigd. Dit basisselectiedocument
is opgesteld tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst/PIVOT:
het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.
Deze doelstelling is verwoord door de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur (WVC) bij de behandeling van de Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer. Door het Convent van Rijksarchivarissen is deze doelstelling
vertaald als het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis
van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.
Criteria voor de selectie
Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.
Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht
de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar
deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar
moet worden overgebracht, is het Algemeen Rijksarchief. Bij de handeling in dit BSD
staat in dit geval bij waardering een B (van Bewaren).
Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen
dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in het
BSD vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimum
eis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd
door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn
wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds
ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht
van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling
in dit BSD staat in dit geval bij waardering een V (van vernietigen).
Het aanwijzen van handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven gebeurt op
grond van criteria die tot stand zijn gekomen in overleg tussen zorgdrager en Rijksarchiefdienst.
De gehanteerde algemene selectiecriteria zijn:
Handelingen die worden gewaardeerd met B (Bewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces
of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid.
Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan
andere actoren.
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan
andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met
beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen
plaatsvindt.
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct
zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden
bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende
personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van
vernietiging worden uitgezonderd. Bewerkingsplannen, aan de hand waarvan de daadwerkelijke
selectie van archieven plaatsvindt, dienen te voorzien in procedures daarvoor.
Vaststelling BSD
Op 1 november 2004 is het ontwerp-BSD door de betrokken zorgdrager aan de Staatssecretaris
van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor
Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen
is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 december
2004 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie
van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers,
het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische
centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 22 maart 2005 bracht de RvC advies uit (arc-2005.02052/2), hetwelk geen aanleiding
heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
Daarop werd het BSD op 3 mei 2005 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de Universiteit Utrecht [C/S&A/05/941]
en de Wageningen Universiteit [C/S&A/05/942] vastgesteld.
Leeswijzer
Handelingenblokken
De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn
opgebouwd:
Handeling: een complex van activiteiten, dat verricht wordt door één of meer actoren
en dat veelal een product naar de omgeving oplevert.
Periode: dit geeft de jaren weer waarin de handeling werd verricht.
Grondslag/Bron: dit is de (wettelijke) basis van de handeling. De aanduiding bron
wordt gebruikt indien een handeling geen duidelijke wettelijke basis heeft, maar de
handeling is geformuleerd op basis van interviews, literatuur of andere bronnen.
Product: dit is de weergave van het juridisch-bestuurlijk niveau van het eindproduct
van de handeling. Indien niet duidelijk is in welke soort documentaire neerslag een
handeling heeft geresulteerd of als uit de beschrijving van de handeling al duidelijk
is welk product de handeling oplevert, ontbreekt dit item.
Opmerkingen: dit geeft eventuele bijzonderheden over bovengenoemde items weer.
Waardering: dit geeft aan of de neerslag bewaard moet worden of dat het op termijn
vernietigd kan worden.
Vernietigingstermijnen
De toepassing van de vernietigingstermijnen is als volgt:
-
a. een dossier wordt afgesloten (bijv. op 30 januari 1999);
-
b. de bijbehorende vernietigingstermijn wordt hierbij opgeteld (bijv. 10 jaar);
-
c. het dossier wordt bewaard tot en met 31 december 2009 (1999 + 10);
-
d. de betrokken directeur wordt in de loop van dat jaar (in dit voorbeeld 2009) op de
hoogte gesteld van de voorgenomen vernietiging van dit dossier;
-
e. het dossier wordt vernietigd per 2 januari 2010, tenzij de betrokken directeur zwaarwichtige
redenen heeft voor uitstel van vernietiging (administratief of juridisch belang).
Actoren
Een uitgangspunt van PIVOT ten aanzien van een institutioneel onderzoek is dat dit
zich niet beperkt tot een beschrijving van het handelen van een afzonderlijke instelling,
maar dat de beschrijving zich uitstrekt over het handelen van de verschillende actoren
van de rijksoverheid die op een bepaald beleidsterrein een rol spelen. Dit betekent
dus dat niet alleen de actoren die onder de minister van Binnenlandse Zaken vallen
worden meegenomen in dit onderzoek, maar ook die actoren die daarbuiten vallen en
wel tot de rijksoverheid behoren.
Het beleidsterrein 1945–1998
Gezondheid en welzijn van Dieren heeft als doel het beschermen van de gezondheid en
het welzijn van dieren die afhankelijk zijn van de mens. Het beleidsterrein omvat
de bemoeienis van de rijksoverheid met de individuele dieren vanuit hun eigen waarde
en vanuit de waarde voor de mens. Ook proefdieren vallen onder dit beleidsterrein.
De bemoeienis met proefdieren is vooral ingegeven door de zorg voor het welzijn van
proefdieren.
Het handelen van de overheid op het beleidsterrein richt op de bescherming van soorten
dieren en individuele dieren tegen handelingen en situaties die het welzijn, de gezondheid
of het voortbestaan bedreigen, kan vanuit verschillende invalshoeken gevoerd worden:
natuurbescherming, dierenbescherming en diergezondheid.
De Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde (21 maart 1990, Stb. 214, gewijzigd 23 augustus 1992) bepaalt dat De Raad voor dierenaangelegenheden
is ingesteld bij de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren 1992 en kwam in de plaats van de Raad van Veterinaire Aangelegenheden.
De Raad is een advies- en overlegorgaan op het gebied van de gezondheid en welzijn
van dieren. Daaronder zijn ook biotechnologische toepassingen bij dieren begrepen.
Tot 1 januari 1997 moest de Raad in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen
over ieder ontwerp van een amvb op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Met het van kracht worden van de Herzieningswet Adviesstelsels is per 1 januari 1997 de adviestaak komen te vervallen en is de Raad alleen nog een
overlegorgaan.
De leden van de Raad worden benoemd door de minister van LNV op voordracht van verschillende
organisaties: waaronder de Faculteit der Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit
van Utrecht en de Universiteit van Wageningen gezamenlijk.
De Raad heeft drie afdelingen: de afdeling Gezondheidsvraagstukken, de afdeling Welzijnsvraagstukken
en de afdeling Biotechnologische vraagstukken. In elke afdeling nemen ook vertegenwoordigers
van andere organisaties dan raadsleden deel aan de werkzaamheden. Deze vertegenwoordigers
worden geacht specifieke deskundigheid in te brengen. De afdelingen bereiden de adviezen
van de Raad aan de minister voor.
Internationaal neemt de Raad deel aan een informeel Europees samenwerkingsverband
van door de overheid ingestelde adviesorganen op het gebied van gezondheid en welzijn
van dieren
De Raad is een niet-ambtelijke overlegorgaan. De Raad formuleerde in 1994 zijn missie
als volgt: De Raad is een overleg- en adviesorgaan dat de betrokken Ministers adviseert
over het beleid op het gebied van de gezondheid, het welzijn en de biotechnologie
bij dieren. Tevens overleggen de betrokken groeperingen in de Raad over oplossingen
voor gerezen problemen. De Raad streeft naar breed gedragen standpunten. Bij de vaststelling
van zijn standpunten maakt de Raad een afweging tussen alle relevante aspecten. Naast
de gezondheid en het welzijn van dieren behoren hiertoe in ieder geval ook ethische
en economische aspecten. Waar relevant kunnen ook andere aspecten, zoals milieu- en
kwaliteitsaspecten en sociale en culturele factoren, bij de afweging worden betrokken.
Er zijn in ons land door de overheid wettelijk erkende en gefinancierde universiteiten,
waaronder de Universiteit Utrecht en Wageningen Universiteit.
Bij deze universiteiten zijn de volgende actoren actief (geweest) op het beleidsterrein
gezondheid en welzijn van dieren in de periode 1945–1998:
-
– College van Bestuur;
-
– Faculteitsbestuur.
Selectielijst
333
Actor: Faculteitsbestuur van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit
Utrecht
Handeling: Het adviseren van de minister over de toelating in Nederland van personen
en groepen personen met een buitenlandse bevoegdheid tot de uitoefening van de diergeneeskunde
Periode: 1990–
Grondslag: Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, art. 3.4
Product: Advies
Waardering: Vernietigen na 2 jaar
656
Actor: College van Bestuur Universiteit Wageningen, samen met het Faculteitsbestuur
van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit Utrecht
Handeling: Het voordragen voor benoeming van leden en plaatsvervangend leden van de
Raad voor dierenaangelegenheden
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Raad voor dierenaangelegenheden (10 december 1992, Stb. 1993, 6)
Product: Voordracht
Waardering: Vernietigen na 2 jaar