Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijs

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 03-06-2005 t/m heden

Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijs

Artikel 1. Inhoudelijke voorwaarden bij ontheffing vanwege de aard van het ontslag

In afwijking van artikel 138, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 132, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra vindt geen vermindering van de bekostiging plaats indien wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 2, 3 en 4 en sprake is van één van de volgende ontslaggronden:

  • a. onbekwaamheid of ongeschiktheid van de ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer voor de door hem uitgeoefende functie anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;

  • b. een onherroepelijk geworden vonnis waarbij een ontslaguitkeringsgerechtigde ex- werknemer is veroordeeld tot vrijheidsstraf wegens een misdrijf;

  • c. ontslag of ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een van de volgende gewichtige redenen indien, met het oog op de belangen van de instelling en van het onderwijs, de mogelijkheid van benoeming in een vacature redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht:

    • 1. onverenigbaarheid van karakters,

    • 2. onherstelbaar verstoorde werkrelatie, of

    • 3. onoplosbare verschillen van inzicht omtrent de wijze waarop de taken van de ontslaguitkeringsgerechtigde ex werknemer moeten worden uitgevoerd;

  • d. ziekte of arbeidsongeschiktheid die ten minste 24 maanden heeft geduurd en binnen 6 maanden na die 24 maanden geen herstel te verwachten is of was en een functie ongeschiktheidadvies is afgegeven voor de eigen functie door het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen en voor zover het herplaatsingsonderzoek heeft uitgewezen dat herplaatsing in de eigen functie bij de eigen werkgever niet tot de mogelijkheden behoort.

Artikel 2. Administratieve voorwaarden bij ontheffing vanwege de aard van het ontslag

In geval van ontheffing vanwege de aard van het ontslag moet in de personeelsadministratie van het bevoegd gezag in ieder geval van de betreffende ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer aanwezig zijn:

  • a. een afschrift van de akte van aanstelling van zijn laatste functie bij het bevoegd gezag, waaruit in ieder geval blijkt in welke functie betrokkene was aangesteld,

  • b. een afschrift van de akte van ontslag van betrokkene waarin de ontslagreden expliciet is opgenomen of, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter, de uitspraak van de kantonrechter, in voorkomend geval aangevuld met het verzoekschrift van het bevoegd gezag, waaruit de reden van ontbinding expliciet blijkt,

  • c. een verklaring van betrokkene waarin hij aangeeft dat hij op de hoogte is van de inhoud van deze regeling en van de redenen op grond waarvan het bevoegd gezag toepassing heeft gegeven aan deze regeling.

Artikel 3. Geldigheid van de ontheffing vanwege de aard van het ontslag

  • 1 Bij de ontslagreden, genoemd in artikel 1, onder a, b en d, is de ontheffing geldig voor alle vacatures in gelijksoortige functies aan alle scholen van dezelfde schoolsoort, vallend onder het bevoegd gezag van de school waaraan betrokkene laatstelijk is ontslagen.

  • 2 Bij de ontslagreden, genoemd in artikel 1, onder c. 1, 2 en 3, is de ontheffing geldig voor alle vacatures in gelijksoortige functies die ontstaan aan dezelfde school als waar betrokkene laatstelijk werd ontslagen. Slechts in die bijzondere gevallen waarbij de ontslagreden ook is vastgesteld op andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag, is de ontheffing ook geldig voor die scholen. Uit de in de personeelsadministratie opgenomen documenten blijkt in dat geval dat betrokkene voorafgaand aan zijn ontslag, in het kader van een reïntegratietraject of anderszins, ook aan die scholen te werk is gesteld en dat ook daar de ontslagreden is geconstateerd.

Artikel 4. Duur van de ontheffing vanwege de aard van het ontslag

  • 1 Bij de ontslagreden, genoemd in artikel 1, onder c. 1 en 2, is de duur van de ontheffing tijdelijk. In het kader van deze automatische ontheffing wordt de periode van de tijdelijke ontheffing vastgesteld op 1 schooljaar. De ontheffing wordt aan het begin van ieder schooljaar opnieuw vastgesteld.

  • 3 Bij de ontslagreden, genoemd in artikel 1, onder c. 3, is de duur van de ontheffing tijdelijk. De ontheffing wordt bij iedere vacature opnieuw vastgesteld.

Artikel 5. Ontheffing wegens vacatures in de loop van het jaar

In afwijking van artikel 138, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 132, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra vindt geen vermindering van de bekostiging plaats bij een vacature:

  • a. die in de loop van een schooljaar ontstaat, en

  • b. waarin slechts kan worden voorzien door middel van benoeming van een ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer, nadat in verband met de bevoegdheden van de beschikbare ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer een roosterwijziging is getroffen, en

  • c. in verband waarmee het bevoegd gezag overgaat tot benoeming van een ander dan de ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer.

De ontheffing geldt tot uiterlijk het einde van het schooljaar.

Artikel 6. Ontheffing bij uitbreiding van de benoeming van zittend parttime onderwijspersoneel en bij geringe omvang van de voormalige betrekking

  • 1 In afwijking van artikel 138, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 132, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, vindt geen vermindering van de bekostiging plaats indien:

    • a. de omvang van de vrijkomende formatieruimte kleiner dan 8 uur per week is en die formatieruimte kan worden toegewezen aan een zittende parttimer, tewerkgesteld bij de school waar de formatieruimte is ontstaan, of

    • b. de omvang van de voormalige betrekking van de ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer op grond waarvan een ontslaguitkering is verleend, kleiner is dan 8 uur per week.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt voor 8 uur 1 uur gelezen indien de vrijkomende formatieruimte of voormalige betrekking als bedoeld in dat lid de functie van vakleraar of lid van het onderwijsondersteunend personeel betreft.

Artikel 7. Ontheffing bij gedwongen meeverhuizen met de partner

  • 1 In afwijking van artikel 138, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 132, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra vindt geen vermindering van de bekostiging plaats indien:

    • a. het ontslag heeft plaatsgevonden wegens meeverhuizen met de partner;

    • b. het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen de verhuizing heeft aangemerkt als onvermijdelijk, en

    • c. het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen tevens heeft vastgesteld dat in redelijkheid niet van betrokkene verlangd kan worden om heen en weer te reizen tussen de nieuwe woonplaats en de plaats waar de vroegere dienstbetrekking werd uitgeoefend.

      De ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer toont dit aan door overlegging van een uitkeringsbeschikking van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen. Betrokkene verklaart voorts dat hij met goedkeuring van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen is vrijgesteld van de verplichting om in de oude woonplaats en bij de ex-werkgever aangeboden vacatures te accepteren.

  • 2 De ontheffing vervalt zodra de ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer aan zijn ex-werkgever kenbaar maakt dat hij in verband met een nieuwe verhuizing naar een woonplaats die dichter bij één van de scholen van dit bevoegd gezag is gelegen, weer in aanmerking wil komen voor vacante betrekkingen.

  • 3 Van deze ontheffing en de wijzigingen daarop doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling aan de betrokken ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer en aan het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen.

  • 4 Afschriften van de in het eerste lid genoemde bewijsstukken worden ten behoeve van controle door de accountant in de personeelsadministratie opgenomen.

Artikel 8. Ontheffing indien een aanvullend bewijs van bekwaamheid is vereist

In afwijking van artikel 138, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 132, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra vindt geen vermindering van de bekostiging plaats indien dit zou leiden tot benoeming van gewezen personeel dat niet in het bezit is van een door het bevoegd gezag vereist, en door Onze Minister erkend, aanvullend bewijs van bekwaamheid.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Gele katern waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in het Gele katern worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven