Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte IVD

Geraadpleegd op 02-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2013.
Geldend van 15-03-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 25 mei 2005, nr. WJZ 5019424, houdende regels ter zake vrijstelling van het toestemmingsvereiste ex artikel 3.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (Vrijstelling afwijkend gebruik frequentieruimte IVD)

De Minister van Economische zaken, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 3.10, derde lid, j°. 3.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. wet: Telecommunicatiewet;

  • c. een afwijkend gebruik van de frequentieruimte: een afwijkend gebruik van de frequentieruimte dat bestaat uit scannen of jammen, ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.22, derde lid, onder c, van de wet;

  • d. scannen: het met daartoe geschikte apparatuur automatisch en herhaald systematisch aftasten van een bepaalde frequentieband teneinde informatie te vergaren met betrekking tot een bepaald nummer of bepaalde nummers in een bepaald gebied;

  • e. jammen: het met daartoe geschikte apparatuur tijdelijk verstoren of onmogelijk maken van een normaal gebruik van een geselecteerd nummer of alle nummers over een bepaalde frequentieband in een bepaald gebied.

Artikel 2

Voor een afwijkend gebruik van de frequentieruimte is geen ontheffing als bedoeld in artikel 3.22, derde lid, van de wet vereist voor zover de desbetreffende frequentieruimte ingevolge het frequentieplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet is bestemd voor openbare mobiele telecommunicatiediensten en wordt voldaan aan de artikelen 3 tot en met 9 van deze regeling.

Artikel 3

  • 1 Aan een afwijkend gebruik van de frequentieruimte ligt een besluit van of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk de Minister van Defensie ten grondslag.

  • 2 Het besluit, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum en tijdstip waarop het besluit is genomen;

    • b. de periode waarbinnen afwijkend gebruik van de frequentieruimte mag plaatsvinden;

    • c. de persoon of instantie aan wie de bevoegdheid tot afwijkend gebruik van de frequentieruimte wordt verleend;

    • d. welke vorm van afwijkend gebruik van de frequentieruimte er plaats mag vinden en ingeval van jammen, op welke wijze dit zal plaats vinden;

    • e. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de geografische locaties waar de apparatuur met behulp waarvan afwijkend gebruik van de frequentieruimte kan plaatsvinden, mag worden ingezet.

Artikel 4

  • 1 Het besluit tot een afwijkend gebruik dat uit jammen bestaat, wordt door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk de Minister van Defensie schriftelijk aan de Minister gemeld binnen ten hoogste 24 uur nadat het is genomen.

  • 2 Het besluit tot een afwijkend gebruik dat uit jammen bestaat, wordt voorafgaand aan de tenuitvoerlegging in ieder geval mondeling gemeld.

Artikel 5

  • 1 De periode als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, bedraagt:

    • a. in geval van scannen ten hoogste drie maanden;

    • b. in geval van jammen ten hoogste 24 uur.

  • 2 Het afwijkend gebruik van de frequentieruimte geschiedt niet langer dan strikt noodzakelijk is voor het beoogde operationele doel. Het daarbij gebruikte vermogen is niet groter dan strikt noodzakelijk is voor het beoogde operationele doel.

Artikel 6

  • 1 De apparatuur die wordt gebruikt voor het afwijkend gebruik van de frequentieruimte is voorzien van een inrichting waarmee het uitgezonden vermogen kan worden geregeld.

  • 2 De apparatuur die wordt gebruikt voor scannen is voorzien van een inrichting, waarmee de nummergegevens zodanig worden geselecteerd dat het selectieproces niet meer dan een plaatselijke, zeer geringe verandering van de functionaliteiten van het desbetreffende netwerk kan veroorzaken.

Artikel 7

Met de in artikel 6 bedoelde apparatuur wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is vervaardigd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Artikel 8

Bevoegd tot het bedienen van de apparatuur waarmee een afwijkend gebruik van de frequentieruimte kan worden gemaakt zijn de door het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderscheidenlijk de directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst aangewezen ambtenaren, die blijk hebben gegeven te beschikken over voldoende kennis betreffende de juridische, technische en operationele aspecten van het gebruik van de apparatuur.

Artikel 9

  • 1 De in artikel 8 bedoelde ambtenaar maakt na een afwijkend gebruik van de frequentieruimte een verslag op. Het verslag vermeldt:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a tot en met c;

    • b. de vorm van afwijkend gebruik van de frequentieruimte die heeft plaatsgevonden en in geval van jammen, op welke wijze dit heeft plaatsgevonden;

    • c. de tijdens het gebruik van de apparatuur gehanteerde instellingen en vermogens;

    • d. de data, de tijdstippen waarop en de locaties waar de apparatuur is gebruikt;

    • e. de gegevens die door het gebruik van de apparatuur zijn verkregen.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met d, worden op een daartoe strekkend verzoek verstrekt aan de Minister, indien dit noodzakelijk is in verband met de uitoefening van toezicht achteraf op de naleving van hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 3 van de wet is gesteld.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte IVD.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 mei 2005

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst