Wijzigingswet Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschadevergoedingsaanspraken, [...] planschadevergoedingsovereenkomsten)

[Regeling treedt (deels) in werking per 22-06-2005.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-08-2001 en zichtdatum 22-12-2024.
Geldend van 01-09-2005 t/m heden

Wet van 8 juni 2005 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschadevergoedingsaanspraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is met spoed in de Wet op de Ruimtelijke Ordening te voorzien in een bevoegdheid voor het betrokken bestuursorgaan overeenkomsten met betrekking tot de vergoeding van planschade te sluiten, verjaringstermijnen voor schadevergoedingsaanspraken op te nemen en te voorzien in de heffing van een recht voor de behandeling van een aanvraag om vergoeding van schade;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 2 Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c of f, moet voorzover de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan onderscheidenlijk het desbetreffende besluit voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar na dat tijdstip worden ingediend.

  • 3 Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder d of e, moet voorzover de bestemmingsplanbepaling ten behoeve waarvan de aanhouding heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk het deel van het bestemmingsplan op de totstandkoming waarvan de aanwijzing is gericht, voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar na dat tijdstip worden ingediend.

Artikel III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet in werking treedt met ingang van de dag na de hiervoor aangeduide datum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 juni 2005

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

S. M. Dekker

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner