Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 22-09-2024.
Geldend van 31-07-2005 t/m 31-12-2016

Wet van 16 juni 2005, houdende regels met betrekking tot het in gebruik geven van grond ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen aan wegen in beheer bij het Rijk (Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomsten voor het gebruik van grond ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen aan wegen in beheer bij de Staat door middel van een veiling toe te wijzen, teneinde aldus de prijsconcurrentie op de markt van motorbrandstoffen langs wegen in beheer bij het Rijk te vergroten, de toetredingsmogelijkheden tot die markt te verruimen, en de Staat een vergoeding te bieden voor zijn bijdrage aan het tot stand brengen van die markt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. exploitant: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een onderneming drijft wier werkzaamheden bestaan of mede bestaan in de verkoop van motorbrandstoffen;

  • b. huurovereenkomst: een overeenkomst tussen de Staat en een wederpartij, de huurder, die de huurder het recht geeft een locatie te gebruiken voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen;

  • c. locatie: gedeelte van een verzorgingsplaats, bestemd voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen;

  • d. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • e. verzorgingsplaats: een perceel grond dat

    • 1°. is ingericht met een of meer voorzieningen ten behoeve van de gebruikers van een weg, en

    • 2°. over het net van wegen die openbaar zijn in de zin van de Wegenwet, met een motorvoertuig slechts is te bereiken via de afrit van de weg naar het perceel.

Artikel 2

Deze wet is slechts van toepassing op locaties die zijn gelegen op een verzorgingsplaats

  • 1°. aan een weg in beheer bij het Rijk, en

  • 2°. in eigendom van de Staat.

Paragraaf 2. De huurovereenkomst

Artikel 3

  • 2 De volgende leden zijn uitsluitend van toepassing op huurovereenkomsten die overeenkomstig artikel 5 tot stand zijn gekomen.

  • 3 De huurder is bevoegd op de locatie gebouwen, werken en beplantingen aan te brengen, te wijzigen en te verwijderen. Hij draagt er zorg voor dat gebouwen, werken en beplantingen, voorzover aanwezig, in goede staat zijn.

  • 4 De huurovereenkomst heeft een duur van ten hoogste vijftien jaren. Zij kan uitdrukkelijk noch stilzwijgend worden verlengd voorzover door de verlenging de overeenkomst een duur krijgt van meer dan vijftien jaren. Indien evenwel na een veiling de huurovereenkomst met degene die op de veiling het hoogste bod heeft uitgebracht niet tot stand komt ingevolge artikel 5, vijfde lid, kan de huurovereenkomst die ten tijde van de veiling van kracht was voor een korte duur worden verlengd, ongeacht de duur die die overeenkomst door die verlenging krijgt.

  • 7 In afwijking van de eerste volzin van het eerste lid kan de Staat op verzoek van degene, met wie overeenkomstig artikel 5 een huurovereenkomst is gesloten, de locatie aan hem in gebruik geven door vestiging van een recht van erfpacht. Het recht van erfpacht vervangt de huurovereenkomst. Het verzoek wordt uiterlijk gedaan op de derde werkdag na de veiling, bedoeld in artikel 5. Alle kosten en lasten van de erfpacht zijn ten laste van de verzoeker. Op de erfpacht onderscheidenlijk de erfpachter zijn de bepalingen van deze wet inzake de huurovereenkomst onderscheidenlijk de huurder van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 3, vijfde lid. Artikel 98 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is op de erfpacht evenmin van toepassing.

Artikel 4

Na afloop van de huurovereenkomst die overeenkomstig artikel 5 tot stand is gekomen vergoedt de Staat aan de huurder de waarde van de gebouwen, werken en beplantingen, die de huurder op de locatie heeft achtergelaten. Deze waarde is gelijk aan de gecorrigeerde vervangingswaarde, bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken, berekend krachtens artikel 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Paragraaf 3. De veiling

Artikel 5

  • 1 De Staat sluit een huurovereenkomst met betrekking tot een locatie met degene, die op een door de Staat uitgeschreven, openbare veiling het hoogste bod heeft uitgebracht.

  • 2 De opbrengst van de veiling komt ten goede aan de Staat.

  • 3 Bij ministeriële regeling van Onze Minister worden terzake van de veiling en de toelating tot de veiling nadere regels gesteld. Onze Minister kan daarbij bepalen, dat toegang tot de veiling slechts tegen betaling wordt verleend.

  • 4 Voorafgaande aan een veiling wordt aan belangstellenden tegen betaling een biedboek ter beschikking gesteld, waarin de betrokken locatie en de daarbij behorende huurovereenkomst worden beschreven.

  • 5 Indien de Staat niet binnen twee weken na de dag van de veiling het geboden bedrag heeft ontvangen, komt de huurovereenkomst niet tot stand, onverminderd de verplichting van degene die het hoogste bod deed tot vergoeding van de schade die de Staat door diens handelen lijdt. In het geval er geen huurovereenkomst tot stand komt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuwe veiling uitgeschreven.

  • 6 Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de Staat, in afwijking van het eerste lid, een huurovereenkomst met betrekking tot een locatie sluiten zonder een veiling uit te schrijven.

  • 7 Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het zesde lid is uitsluitend sprake, indien:

    • a. het wegens reconstructie van een locatie of wegens werkzaamheden aan de weg waaraan een locatie is gelegen naar het oordeel van de Staat noodzakelijk is die locatie te vervangen door een nieuwe locatie;

    • b. de locatie voor een periode korter dan 15 jaar in gebruik wordt gegeven, waarbij het naar het oordeel van de Staat niet doelmatig is voor deze kortere periode een veiling uit te schrijven;

    • c. het beheer van een weg aan het Rijk wordt overgedragen, waarbij naar het oordeel van de Staat met de gebruiker van een locatie aan die weg een nieuwe overeenkomst gesloten moet worden;

    • d. in andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

Paragraaf 4. Overgangsbepalingen

Artikel 6

  • 1 In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a. bestaande overeenkomst: een overeenkomst, hoe ook genaamd, gesloten met de Staat voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, die het recht geeft een locatie te gebruiken ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, en die van kracht is op het tijdstip waarop met betrekking tot de locatie een veiling plaats heeft;

    • b. bestaande exploitatieovereenkomst: een overeenkomst, gesloten voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt tussen een wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst en een exploitant, en die van kracht is op het tijdstip waarop met betrekking tot de locatie die voorwerp is van de exploitatieovereenkomst een veiling plaats heeft;

    • c. bestaande exploitant: de exploitant die partij is bij een bestaande exploitatieovereenkomst.

  • 2 Overeenkomsten die het recht geven een locatie te gebruiken ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, gesloten met de Staat als gevolg van een veiling voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, zijn geen bestaande overeenkomsten in de zin van deze wet.

  • 3 Aanvaarding van een toezegging als bedoeld in artikel 18, eerste lid, leidt niet tot een bestaande overeenkomst.

Artikel 7

  • 1 De Staat schrijft met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande overeenkomst een veiling uit als bedoeld in artikel 5 volgens een tijdschema, dat door Onze Minister jaarlijks wordt vastgesteld voor een periode van zeven en een half jaar, volgend op het moment van vaststelling. Het tijdschema wordt bekend gemaakt in de Staatscourant voor het eerst bij het inwerkingtreden van deze wet en vervolgens telkens in de laatste maand van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin volgens het schema de eerstvolgende veiling plaats heeft.

  • 2 Een bestaande overeenkomst met betrekking tot een locatie, die na een veiling als bedoeld in het eerste lid in gebruik wordt gegeven, eindigt op het tijdstip waarop de huurovereenkomst, die ingevolge de veiling tot stand komt, in werking treedt.

  • 3 De opbrengst van de veiling, bedoeld in het eerste lid, komt ten goede aan de wederpartij bij de bestaande overeenkomst die ingevolge het tweede lid eindigt. Heeft die wederpartij op grond van de bestaande overeenkomst recht op een vergoeding, dan komt de opbrengst van de veiling slechts aan haar ten goede voor zover die opbrengst de vergoeding te boven gaat.

  • 4 Indien op de veiling, bedoeld in het eerste lid, het hoogste bod is uitgebracht door de wederpartij bij de overeenkomst die ingevolge het tweede lid eindigt, komt, in afwijking van het derde lid, van de opbrengst een bedrag ten goede aan de Staat ter grootte van het verschil tussen het hoogste en het naast hoogste bod, maar niet meer dan 30 procent van het hoogste bod. Onze Minister kan de hoogte van het percentage lager vaststellen.

Artikel 8

De huurder vergoedt aan de wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst de waarde van gebouwen, werken en beplantingen, die de wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst na de eerste veiling van de locatie overeenkomstig artikel 5 op die locatie heeft achtergelaten.

Artikel 9

  • 1 Het biedboek, dat ter beschikking wordt gesteld voorafgaand aan een veiling met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst, vermeldt het gemiddelde netto winstaandeel van de exploitant indien de veiling plaats heeft voor 1 januari 2018.

  • 2 Het gemiddelde netto winstaandeel van de exploitant wordt in opdracht van en tegen betaling door de Staat bepaald door een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De grondslagen van de bepaling van het gemiddelde netto winstaandeel worden vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 3 Het gemiddelde netto winstaandeel van de exploitant is het gemiddelde van het netto winstaandeel dat de exploitant heeft genoten in de drie kalenderjaren die voorafgaan aan het jaar, waarin de veiling plaats heeft met betrekking tot de locatie die voorwerp is van de bestaande exploitatieovereenkomst.

  • 4 Indien het gemiddelde netto winstaandeel, bepaald overeenkomstig het tweede en het derde lid, significant afwijkt van het gemiddelde van het netto winstaandeel dat de exploitant heeft genoten in de kalenderjaren 1998 tot en met 2000 en die afwijking niet het gevolg is van wijzigingen in marktomstandigheden of in de inspanningen van de exploitant, bepaalt de accountant of de accountant-administratieconsulent in afwijking van het derde lid een gemiddeld netto winstaandeel dat naar zijn oordeel redelijk is. Daarbij houdt hij rekening met de opvattingen van partijen bij de bestaande exploitatieovereenkomst.

  • 5 De partijen bij de bestaande exploitatieovereenkomst verlenen de accountant of de accountant-administratieconsulent alle medewerking, die deze voor de vaststelling van het gemiddeld netto winstaandeel behoeft.

  • 6 Indien de accountant of de accountant-administratieconsulent wegens het ontbreken van de medewerking of van de gegevens die hij nodig heeft geen gemiddeld netto winstaandeel kan vaststellen, maakt hij van het gemiddeld netto winstaandeel een schatting die naar zijn oordeel redelijk is. Daarbij houdt hij rekening met alle factoren die hij van belang acht.

Artikel 10

In het biedboek, dat ter beschikking wordt gesteld voorafgaand aan een veiling met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst, wordt de bestaande exploitatieovereenkomst opgenomen, indien de exploitant aan de wederpartij bij de bestaande exploitatieovereenkomst is toegewezen door Onze Minister van Economische Zaken en de veiling plaats heeft voor 1 januari 2021. Artikel 9 is niet van toepassing.

Artikel 11

  • 1 Degene, die ingevolge een veiling als bedoeld in artikel 7 die plaats heeft gehad voor 1 januari 2018 huurder is geworden van een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst, biedt de bestaande exploitant een nieuwe overeenkomst aan, die die exploitant redelijkerwijs in staat stelt om tot en met het kalenderjaar 2017 gemiddeld een netto winstaandeel te genieten dat gelijk is aan diens gemiddelde netto winstaandeel, bedoeld in artikel 9, en die overigens in verhouding tot de bestaande exploitatieovereenkomst geen zodanige bepalingen bevat, dat aanvaarding door de exploitant van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

  • 2 Over de nieuwe overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, treedt degene die ingevolge de veiling huurder is geworden uiterlijk één week na de dag van de veiling in overleg met de bestaande exploitant. Hij biedt de bestaande exploitant in ieder geval schriftelijk een nieuwe overeenkomst aan als bedoeld in het eerste lid, wanneer vier weken na de dag van de veiling nog geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Dit schriftelijke aanbod wordt gedaan door middel van een aangetekende brief en niet later dan acht weken na de dag van de veiling.

  • 3 Het schriftelijke aanbod, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, gaat vergezeld van een gemotiveerd, schriftelijk oordeel van een deskundige, dat de aangeboden nieuwe overeenkomst de bestaande exploitant redelijkerwijs in staat stelt om tot en met het kalenderjaar 2017 gemiddeld een netto winstaandeel te genieten dat gelijk is aan diens gemiddeld netto winstaandeel, bedoeld in artikel 9.

  • 4 Alvorens tot zijn oordeel te komen stelt de deskundige degene die ingevolge de veiling huurder is geworden en de bestaande exploitant in de gelegenheid hun zienswijze te geven.

  • 5 Bij het bepalen van zijn oordeel houdt de deskundige rekening met de zienswijze van degene die ingevolge de veiling huurder is geworden en van de bestaande exploitant, en neemt hij de volgende uitgangspunten in acht:

    • a. de marktomstandigheden na de veiling worden geacht gelijk te zijn aan die voor de veiling;

    • b. de inspanning van de exploitant na de veiling wordt geacht gelijk te zijn aan die van de bestaande exploitant voor de veiling;

    • c. de omzet, die de exploitant naar verwachting jaarlijks kan behalen op grond van de overeenkomst die wordt gesloten met degene die ingevolge de veiling huurder is geworden, moet hem in staat stellen het gemiddelde netto winstaandeel te genieten, bedoeld in artikel 9;

    • d. indexatieregelingen uit de bestaande exploitatieovereenkomst, daaronder begrepen indexatieregelingen die krachtens bestendig gebruik tot die overeenkomst moeten worden gerekend, behoren in de nieuwe overeenkomst terug te keren.

  • 6 De deskundige, bedoeld in dit artikel, is onafhankelijk. Hij verricht zijn werkzaamheden in opdracht van en tegen betaling door de Staat.

  • 7 De bestaande exploitant deelt uiterlijk twee weken na de ontvangst van de nieuwe overeenkomst en het oordeel van de deskundige, bedoeld in het derde lid, aan degene die ingevolge de veiling huurder is geworden per aangetekende brief mee, of hij de nieuwe overeenkomst aanvaardt. Aanvaarding houdt tevens in, tenzij partijen anders overeenkomen, dat de nieuwe overeenkomst in werking treedt op het tijdstip waarop de nieuwe huurovereenkomst die ingevolge de veiling, bedoeld in artikel 7, tot stand is gekomen, onvoorwaardelijk in werking treedt. Inwerkingtreden van de nieuwe overeenkomst doet de bestaande exploitatieovereenkomst eindigen.

  • 8 Indien de bestaande exploitant de nieuwe overeenkomst niet aanvaardt of indien de mededeling, bedoeld in het zevende lid, uitblijft, eindigt de bestaande exploitatieovereenkomst op het tijdstip, waarop de bestaande overeenkomst eindigt, zonder dat de bestaande exploitant om die reden recht heeft op enige vergoeding.

  • 9 Degene die ingevolge de veiling, bedoeld in artikel 7, huurder is geworden, vergoedt de bestaande exploitant maandelijks de schade die deze lijdt, indien hij geheel of gedeeltelijk wordt belemmerd in de uitoefening van zijn bedrijf. Geen verplichting tot vergoeding bestaat, indien de oorzaak van de belemmering is gelegen in het bedrijf van de bestaande exploitant. Kan de oorzaak van de belemmering worden toegerekend aan de Staat, dan vergoedt de Staat aan degene die huurder is geworden de schade die deze ingevolge de eerste volzin heeft vergoed, voorzover deze schade aan de Staat toerekenbaar is.

Artikel 12

  • 1 Indien een overeenkomst tussen een huurder en een exploitant die op grond van artikel 11 tot stand is gekomen van rechtswege eindigt als gevolg van de beëindiging van een huurovereenkomst en die beëindiging is gelegen voor het tijdstip genoemd in artikel 11, eerste lid, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing op degene met wie de Staat ingevolge een veiling een huurovereenkomst sluit voor het tijdstip genoemd in artikel 11, eerste lid.

  • 2 Op de overeenkomst tussen de huurder en de exploitant die ingevolge het eerste lid tot stand komt, is artikel 16, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 In afwijking van artikel 11, eerste lid, wordt voor de overeenkomst tussen huurder en exploitant die ingevolge het eerste lid tot stand komt als gemiddelde netto winstaandeel genomen het gemiddelde netto winstaandeel dat is vermeld in het biedboek dat ter beschikking is gesteld voorafgaand aan de eerste veiling van de desbetreffende locatie.

Artikel 13

Indien een veiling als bedoeld in artikel 7 plaats heeft voor 1 januari 2021 en betrekking heeft op een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst waarbij de exploitant aan de wederpartij bij de bestaande overeenkomst is toegewezen door Onze Minister van Economische Zaken, gaan op het tijdstip, waarop de bestaande overeenkomst eindigt op grond van artikel 7, de rechten en verplichtingen die voor de wederpartij van de Staat uit de bestaande exploitatieovereenkomst voortvloeien over op degene, die ingevolge de veiling huurder wordt van de locatie. De leden 1 tot en met 8 van artikel 11 zijn niet van toepassing.

Artikel 14

  • 1 Indien een overeenkomst tussen een huurder en een exploitant die op grond van artikel 13 tot stand is gekomen van rechtswege eindigt als gevolg van de beëindiging van een huurovereenkomst en die beëindiging is gelegen voor het tijdstip genoemd in artikel 13, is artikel 13 van overeenkomstige toepassing op degene met wie de Staat ingevolge een veiling een huurovereenkomst sluit voor het tijdstip genoemd in artikel 13.

  • 2 Op de overeenkomst tussen de huurder en de exploitant die ingevolge het eerste lid tot stand komt, is artikel 16, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

De artikelen 9 tot en met 14 zijn niet van toepassing, indien de bestaande exploitant een exploitant is over wie de wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst zeggenschap heeft als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet of in wie die wederpartij een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 16

  • 1 Een bestaande exploitatieovereenkomst die een locatie tot voorwerp heeft met betrekking waartoe op dat tijdstip nog geen veiling heeft plaats gehad, eindigt op 31 december 2017, tenzij partijen, zo nodig met toepassing van het derde lid, een ander tijdstip zijn overeengekomen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid eindigt een bestaande exploitatieovereenkomst waarbij de exploitant aan de wederpartij bij de bestaande overeenkomst is toegewezen door Onze Minister van Economische Zaken en die een locatie tot voorwerp heeft met betrekking waartoe op dat tijdstip nog geen veiling heeft plaats gehad op 31 december 2020, tenzij partijen, zo nodig met toepassing van het derde lid, een ander tijdstip zijn overeengekomen.

  • 3 De partijen bij een bestaande exploitatieovereenkomst kunnen overeenkomen, dat hun overeenkomst voortduurt tot een tijdstip dat is gelegen na 31 december 2017 onderscheidenlijk 31 december 2020, mits zij daarbij tevens overeenkomen dat de bestaande exploitatieovereenkomst niet later eindigt dan op het tijdstip waarop de bestaande overeenkomst op grond van artikel 7 eindigt.

  • 4 Een bestaande exploitatieovereenkomst, gesloten met een exploitant over wie de wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst zeggenschap heeft als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet of in wie de wederpartij een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, eindigt op het tijdstip waarop de bestaande overeenkomst op grond van artikel 7 eindigt, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen.

  • 5 De overeenkomst die op de voet van artikel 11 tot stand komt tussen de bestaande exploitant en degene, die ingevolge de veiling huurder wordt van de locatie, eindigt van rechtswege op 31 december 2017, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen.

  • 6 De overeenkomst die op de voet van artikel 13 tot stand komt tussen de bestaande exploitant en degene, die ingevolge de veiling huurder wordt van de locatie, eindigt van rechtswege op 31 december 2020, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen.

  • 7 De overeenkomst, die wordt gesloten na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt tussen een wederpartij van de Staat bij een bestaande overeenkomst en een exploitant, eindigt op het tijdstip waarop de bestaande overeenkomst op grond van artikel 7 eindigt, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen.

  • 8 In afwijking van artikel 300, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, eindigt de bestaande exploitatieovereenkomst bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, alsmede de overeenkomst bedoeld in het vijfde tot en met zevende lid zonder dat daartoe een opzegging vereist is en zonder dat daarbij een aanspraak op schadevergoeding ontstaat.

Artikel 17

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. bestaande weg: een weg, die op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt is opengesteld voor het openbaar verkeer;

    • b. hoofdrijbaan: het gedeelte van een weg dat bestemd is om door motorvoertuigen bereden te worden.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 19 en met uitzondering van de verzorgingsplaatsen die worden genoemd in de bijlage bij deze wet, wordt tot 1 januari 2024 op een verzorgingsplaats aan een bestaande weg geen nieuwe locatie aangelegd en in gebruik gegeven.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien:

    • a. de bestaande weg wordt veranderd van een weg bestaande uit een hoofdrijbaan voor het verkeer in beide rijrichtingen in een weg bestaande uit twee hoofdrijbanen voor het verkeer in tegengestelde rijrichting, mits de nieuwe locatie is gelegen op een afstand van ten minste twintig kilometer van een andere locatie die vanuit dezelfde rijrichting als de nieuwe locatie bereikbaar is;

    • b. het wegens reconstructie van een verzorgingsplaats waarop een locatie is gelegen naar het oordeel van de Staat noodzakelijk is de locatie te vervangen door een nieuwe locatie, mits de nieuwe locatie zo dicht mogelijk bij de te vervangen locatie wordt aangelegd;

    • c. het wegens reconstructie van een weg waaraan een verzorgingsplaats met een locatie is gelegen naar het oordeel van de Staat noodzakelijk is de verzorgingsplaats te vervangen door een nieuwe verzorgingsplaats, mits de nieuwe verzorgingsplaats zo dicht mogelijk bij de te vervangen verzorgingsplaats wordt aangelegd.

  • 4 Tot 1 januari 2024 wordt op een verzorgingsplaats aan een nieuwe weg geen nieuwe locatie aangelegd en in gebruik gegeven die is gelegen binnen een afstand van twintig kilometer van een andere locatie en die vanuit dezelfde rijrichting als die andere locatie bereikbaar is.

Artikel 18

  • 1 In afwijking van artikel 5, zevende lid, is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 5, zesde lid, eveneens sprake, indien de huurovereenkomst een nieuwe locatie betreft die is gelegen op een verzorgingsplaats als genoemd in de bijlage bij deze wet en waarvan de Staat het gebruik voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt al aan een onderneming heeft toegezegd.

  • 2 Artikel 3, zesde lid, tweede volzin, is niet van toepassing op de exploitant die ingevolge een toezegging, hem door de Staat gedaan voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, in de gelegenheid wordt gesteld met de huurder, bedoeld in het eerste lid, een overeenkomst te sluiten voor een langere duur dan vijftien jaren.

Artikel 19

  • 1 In dit artikel wordt onder een wegrestaurant verstaan de onderneming, gelegen op een verzorgingsplaats, wier werkzaamheden bestaan in de uitoefening van het restaurantbedrijf.

  • 2 Indien een wegrestaurant vanaf het tijdstip waarop deze wet in werking treedt is gelegen op een verzorgingsplaats waarop zich tevens een locatie bevindt die voorwerp is van een bestaande overeenkomst, wordt het wegrestaurant, in afwijking van de artikelen 5 en 17, onmiddellijk voorafgaand aan de veiling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, met betrekking tot die locatie, in de gelegenheid gesteld met de Staat een huurovereenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 3 met betrekking tot het perceel van het wegrestaurant of een gedeelte daarvan. De Staat biedt het wegrestaurant de huurovereenkomst niet later aan dan in de maand december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de veiling plaats heeft met betrekking tot de locatie die voorwerp is van een bestaande overeenkomst. Heeft die veiling plaats in de eerste zes maanden van een jaar, dan wordt de huurovereenkomst aan het wegrestaurant in ieder geval op een zodanig tijdstip aangeboden, dat tussen de dag van het aanbod en de dag van de veiling tenminste negen maanden zijn gelegen. Het aanbod van de Staat om een huurovereenkomst te sluiten kan niet later worden aanvaard dan zes maanden voorafgaand aan de veiling. Aanvaarding maakt het perceel van het wegrestaurant of het overeengekomen gedeelte daarvan tot een locatie.

  • 3 Op de veiling, die volgt na het einde van de huurovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, is artikel 7, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 juni 2005

Beatrix

De Minister van Financiën ,

G. Zalm

Uitgegeven de dertigste juni 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage behorende bij de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen.

1. Verzorgingsplaatsen als is bedoeld in artikel 17, lid 2, van de wet:

Noord-Nederland:

A31 Zurich;

N34 ten zuiden van Gieten;

A35 Enschede, Noord;

A35 Enschede, Zuid;

Oost-Nederland:

A1 Elsenerveld en Friezenberg of twee in de buurt liggende locaties;

A15 Bemmel Noord en Zuid (hangt samen met de doortrekking van de A15 tot de A12);

N50 oostzijde (ombouw tot autosnelweg);

Noord-Holland:

Twee locaties langs N9 tussen Alkmaar en Den Helder;

Zuid-Holland:

N59 Oude Tonge Zuid na verdubbeling tot 2x2 rijstroken (ombouw tot autosnelweg);

Noord-Brabant:

A4 Belgische grens Oost één locatie;

A50 twee nieuwe verzorgingsplaatsen ter hoogte van Son (Oost en West);

Limburg:

A73 Roermond, Oost;

A73 Roermond, West.

2. Verzorgingsplaatsen als is bedoeld in artikel 18, lid 1, van de wet:

Noord-Nederland:

A31 Zurich;

A32 Dorpshellen (Weststellingwerf);

A35 Enschede, Noord;

A35 Enschede, Zuid;

Noord-Holland:

A7 De Horn (Noorder Koggenland);

Zuid-Holland:

A4 Harnasch-Oost (Schipluiden);

A4 Harnasch-West (Schipluiden);

Limburg:

A73 Roermond, Oost;

A73 Roermond, West.