Stb. 2014, 62, datum inwerkingtreding 15-02-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
Abusievelijk is voor het vierde lid een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet geheel
juist is.
2 De in het eerste, twaalfde en dertiende lid bedoelde personen zijn een bij ministeriële
regeling te bepalen bijdrage verschuldigd, die voor een bij die regeling te bepalen
gedeelte, voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering
wordt beschouwd.
4 Het College zorgverzekeringen is belast met de administratie voortvloeiend uit het
eerste, twaalfde en dertiende lid en de daar genoemde internationale regels, alsmede
met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdragen, bedoeld
in het tweede en derde lid.
7 Bij ministeriële regeling:
-
a. kan worden bepaald dat organen die pensioen of rente verschuldigd zijn of werkgevers
in opdracht van het College zorgverzekeringen werkzaamheden verrichten ter voorbereiding
of uitvoering van beschikkingen als bedoeld in het vierde lid, waarbij kan worden
bepaald dat die organen of werkgevers de bijdragen die de personen, bedoeld in het
eerste lid, verschuldigd zijn, inhouden op een pensioen of een rente dan wel, indien
het eerste lid van toepassing is op gezinsleden van een verzekeringsplichtige, op
het loon, het pensioen of de rente van die verzekeringsplichtige;
-
b. kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het College zorgverzekeringen zijn
taak, bedoeld in het vierde lid, uitoefent of de organen of werkgevers, bedoeld in
onderdeel a, de in dat onderdeel bedoelde werkzaamheden uitvoeren.
12 Voor de toepassing van Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het Europees Parlement en
de Raad van 29 april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels
(Pb EU 2004, L 166) wordt de in het eerste lid bedoelde persoon die op de laatste
dag van de maand voorafgaande aan die waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt een
pensioen of uitkering ontvangt dat op grond van bijlage XI bij die verordening is
gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen,
tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene
Ouderdomswet aangemerkt als een aanvrager van een pensioen.
13 Voor de toepassing van een in het eerste lid bedoeld verdrag wordt de in het eerste
lid bedoelde persoon die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan die waarin
hij de 65-jarige leeftijd bereikt een pensioen of uitkering ontvangt dat op grond
van het verdrag is gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde
pensioenen, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van
de Algemene Ouderdomswet aangemerkt als een rechthebbende op een pensioen.