Stb. 2014, 259, datum inwerkingtreding 16-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.
1 Verzekerden van achttien jaar of ouder:
-
a. met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, of
-
b. die in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verblijven,
hebben, indien zij behoren tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan
te wijzen groepen, in het kalenderjaar recht op een jaarlijkse uitkering ter hoogte
van het bedrag genoemd in artikel 19, eerste lid, verminderd met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde die geen recht
heeft op de in dit lid bedoelde uitkering naar verwachting in dat kalenderjaar ingevolge
artikel 19 betaalt, en met een bedrag van € 54.
5 Er bestaat in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar dat
na 31 december 2013 aanvangt, geen recht op de uitkering, bedoeld in dat lid.
6 Het CAK stelt het recht op de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het kalenderjaar
waarop die uitkering betrekking heeft, ambtshalve vast, dan wel indien pas na dat
kalenderjaar blijkt dat een persoon rechthebbende is, uiterlijk voor het einde van
het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft.
7 Het CAK kan op aanvraag uitsluitend binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, een
uitkering als bedoeld in het eerste lid verlenen.
Stb. 2014, 259, datum inwerkingtreding 16-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.
1 Verzekerden van achttien jaar of ouder:
-
a. met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, of
-
b. die in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verblijven,
hebben, indien zij behoren tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan
te wijzen groepen, in het kalenderjaar recht op een jaarlijkse uitkering ter hoogte
van het bedrag genoemd in artikel 19, eerste lid, verminderd met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde die geen recht
heeft op de in dit lid bedoelde uitkering naar verwachting in dat kalenderjaar ingevolge
artikel 19 betaalt, en met een bedrag van € 54.
5 Er bestaat in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar dat
na 31 december 2013 aanvangt, geen recht op de uitkering, bedoeld in dat lid.
6 Het CAK stelt het recht op de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het kalenderjaar
waarop die uitkering betrekking heeft, ambtshalve vast, dan wel indien pas na dat
kalenderjaar blijkt dat een persoon rechthebbende is, uiterlijk voor het einde van
het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft.
7 Het CAK kan op aanvraag uitsluitend binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, een
uitkering als bedoeld in het eerste lid verlenen.