Wet op de zorgtoeslag

Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-12-2006 en zichtdatum 30-11-2024.
Geldend van 22-11-2006 t/m 31-12-2006

Wet van 16 juni 2005, houdende regels inzake de aanspraak op een financiële tegemoetkoming in de premie van een zorgverzekering vanwege een laag inkomen (Wet op de zorgtoeslag)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat personen voor wie de premie voor een zorgverzekering in verhouding tot hun inkomen een te zware last vormt, een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 2 De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht.

Artikel 2

  • 1 Indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, heeft de verzekerde aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij tweemaal de standaardpremie in aanmerking genomen; in dat geval worden de verzekerde en zijn partner voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

  • 2 De normpremie bedraagt een percentage van het drempelinkomen in het berekeningsjaar, vermeerderd met een percentage van het toetsingsinkomen van de verzekerde in dat jaar voorzover dat toetsingsinkomen het drempelinkomen te boven gaat. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij het gezamenlijke toetsingsinkomen in aanmerking genomen.

  • 3 De percentages worden voor verzekerden met een partner vastgesteld op 5% van het drempelinkomen, vermeerderd met 5% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat en voor een verzekerde zonder partner op 3,5% van het drempelinkomen, vermeerderd met 5% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat. Deze percentages kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

  • 4 In afwijking van het eerste lid bedraagt de aanspraak op een zorgtoeslag voor een verzekerde met een partner die geen verzekerde is, vijftig procent van het op grond van het eerste lid berekende bedrag.

  • 5 In afwijking van het eerste lid heeft een verzekerde met een partner die niet heeft voldaan aan de voor hem op grond van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet geldende verplichting zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren, geen aanspraak op een zorgtoeslag.

  • 6 De aanspraak op een zorgtoeslag wordt voor iedere kalendermaand afzonderlijk bepaald.

  • 7 Bij regeling van Onze Minister kunnen omtrent het bepaalde in het zesde lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 3

De voordracht voor een krachtens artikel 2, derde lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 4

Onze Minister stelt uiterlijk 15 dagen, voorafgaande aan het berekeningsjaar, bij regeling een bedrag vast, dat wordt gevormd door de geraamde gemiddelde premie voor een verzekerde voor een zorgverzekering in het berekeningsjaar te verminderen met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde naar verwachting in het daaropvolgende jaar terug ontvangt ingevolge artikel 22 van de Zorgverzekeringswet. Het vastgestelde bedrag geldt als standaardpremie voor het berekeningsjaar.

Artikel 5

  • 1 De Belastingdienst/Toeslagen is belast met de uitvoering van deze wet.

  • 2 De zorgtoeslag komt ten laste van het Rijk.

Artikel 6

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, in het bijzonder van de bij of krachtens deze wet vastgestelde percentages ter bepaling van de normpremie.

Artikel 7

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 juni 2005

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ,

J. F. Hoogervorst

De Staatssecretaris van Financiën ,

J. G. Wijn

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,

A. J. de Geus

Uitgegeven de zesentwintigste juli 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner