Stb. 2005, 691, datum inwerkingtreding 01-01-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.
Overgangsrecht Huursubsidiewet
1 Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, respectievelijk
burgemeester en wethouders, kennen voor het subsidiejaar dat loopt van 1 juli 2005
tot en met 30 juni 2006 slechts huursubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid,
van de Huursubsidiewet, respectievelijk een bijzondere bijdrage in de huurlasten als
bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van die wet, dan wel voorschotten daarop krachtens
artikel 31, derde lid, respectievelijk artikel 26c, vijfde lid, van die wet toe over
een tijdvak dat uiterlijk loopt tot en met 31 december 2005.
2 Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verstrekt
voor het subsidiejaar dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 slechts voorschotten
als bedoeld in artikel 26f, tweede lid, van de Huursubsidiewet over een tijdvak dat
uiterlijk loopt tot en met 31 december 2005.
3 Voorzover een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet,
of een beperkt huursubsidiebericht of een huursubsidiebericht als bedoeld in artikel
30a, eerste lid, van die wet dan wel een aanvraag tot toekenning van een bijzondere
bijdrage in de huurlasten als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van die wet betrekking
heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, wordt
voor de toepassing van die wet:
-
a. in artikel 1, onderdeel l, voor «het subsidiejaar» gelezen: het tijdvak dat loopt
van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005;
-
b. artikel 1, onderdeel o, als volgt gelezen:
o. subsidietijdvak:
-
1º. het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, als de huurder
in het daaraan voorafgaande subsidiejaar huursubsidie heeft ontvangen dan wel in de
maand juni voorafgaand aan dat tijdvak een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste
lid, heeft ingediend;
-
2º. de resterende volle kalendermaanden van het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot
en met 31 december 2005, als de huurder in het tijdvak 1 juli 2005 tot en met 30 november
2005 een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, heeft ingediend;
-
c. in artikel 15, eerste lid, voor «de laatste dag van het subsidiejaar» telkens gelezen:
30 juni 2006;
-
d. in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, en artikel 26d, vierde lid, voor «subsidiejaar»
gelezen: tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005;
-
e. in artikel 26c, vierde lid, voor «30 juni» gelezen: 31 december 2005;
-
f. artikel 26f, derde lid, eerste volzin, als volgt gelezen: Burgemeester en wethouders
declareren de in een tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005
of daaraan voorafgaande tijdvakken gemaakte kosten uiterlijk 30 september volgend
op hetzij dat tijdvak, hetzij het jaar waarin de beschikking tot het verstrekken van
een bijzondere bijdrage in de huurlasten, bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van
de Huursubsidiewet, over dat tijdvak of die tijdvakken onherroepelijk is geworden,
hetzij het jaar waarin na een herziening van de beschikking tot het verstrekken van
een bijzondere bijdrage in de huurlasten, bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van
de Huursubsidiewet, de daarop volgende beschikking onherroepelijk is geworden, doch
uiterlijk tot vijf jaar na het betrokken tijdvak;
-
g. in artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, voor «1 juli van elk jaar» gelezen: 1 juli
2005.
4 Alle vóór de inwerkingtreding van deze wet door Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen onzelfstandige woonruimten als bedoeld
in artikel 11, tweede lid, van de Huursubsidiewet, zoals dat laatstelijk luidde vóór
de inwerkingtreding van deze wet, zijn aangewezen krachtens dat artikellid, zoals
dat komt te luiden nadat deze wet in werking is getreden.
5 Bij regeling van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
wordt, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in afwijking
van artikel 27, vierde en zesde lid, van de Huursubsidiewet, de hoogte vastgesteld
van de bedragen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 18,
eerste lid, van die wet, die met ingang van 1 januari 2006 krachtens die wet gelden.
6 Indien de huurder uiterlijk op 30 november 2005 een aanvraag tot toekenning van huursubsidie
als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of een verzoek als
bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, zoals die bepalingen laatstelijk luidden
vóór de inwerkingtreding van deze wet, heeft ingediend en die aanvraag respectievelijk
dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december
2005 of een daaraan voorafgaand subsidietijdvak, wordt die aanvraag respectievelijk
dat verzoek afgedaan overeenkomstig die wet.
7 Indien de huurder uiterlijk op 28 februari 2006 een aanvraag tot toekenning van een
bijzondere bijdrage in de huurlasten als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van de
Huursubsidiewet, of een verzoek als bedoeld in artikel 26g, eerste lid, van die wet,
zoals die bepalingen laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van deze wet, heeft
ingediend en die aanvraag respectievelijk dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak
dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand subsidietijdvak,
wordt die aanvraag respectievelijk dat verzoek afgedaan overeenkomstig die wet.
8 Indien burgemeester en wethouders een aanvraag als bedoeld in artikel 26f, tweede
lid, van de Huursubsidiewet, zoals die laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding
van deze wet, hebben ingediend die betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli
2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand subsidietijdvak, wordt
die aanvraag afgedaan overeenkomstig die wet.
9 Door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer teruggevorderde
huursubsidie over het subsidietijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december
2005 of daaraan voorafgaande subsidietijdvakken kan door de Belastingdienst/Toeslagen,
bedoeld in artikel 11 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, op voet
van artikel 30 van die wet worden verrekend.
10 Alle vóór de inwerkingtreding van deze wet in het kader van de uitvoering van de Huursubsidiewet
aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verstrekte
informatie alsmede alle vóór de inwerkingtreding van deze wet gedane verklaringen
van medebewoners tot instemming met het inwinnen van inlichtingen bij, en informatieverschaffing
aan de huurder, worden tevens geacht aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekte informatie
ten behoeve van de uitvoering van de Huursubsidiewet te zijn onderscheidenlijk aan
de Belastingdienst/Toeslagen gedane verklaringen tot instemming te zijn.
11 Ten aanzien van de huurder die jonger is dan 65 jaar, aan wie over het subsidiejaar
dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 huursubsidie is verstrekt en die
in het daarvoor geldende peiljaar een rekenvermogen heeft van meer dan € 20 300,–,
wordt, indien hij in een berekeningsjaar recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting
als bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 7, derde lid,
van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen toegepast alsof hij in dat jaar
recht zou hebben op tweemaal het heffingvrije vermogen als bedoeld in artikel 5.5,
eerste lid, van die wet. De vorige volzin is niet van toepassing in berekeningsjaren
die volgen op een berekeningsjaar waarin met inachtneming van het in die volzin bepaalde,
als gevolg van de toepassing van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen geen huurtoeslag is toegekend.