Stb. 2007, 563, datum inwerkingtreding 01-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Toetsingsinkomen is:
-
a. indien over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld:
het verzamelinkomen, zoals dat in die aanslag is of wordt opgenomen of zoals dat bij
beschikking is of wordt vastgesteld;
-
b. indien over het berekeningsjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld:
het belastbare loon, zoals dat blijkt uit de op het berekeningsjaar betrekking hebbende
jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare loon van het berekeningsjaar waarover
loonbelasting is nageheven van de werknemer.
2 Indien over het berekeningsjaar een navorderingsaanslag inkomstenbelasting is vastgesteld
is, in afwijking van het eerste lid, het in die navorderingsaanslag opgenomen verzamelinkomen
het toetsingsinkomen.
3 Niet in Nederland belastbaar inkomen, zoals dat bij beschikking is vastgesteld, wordt
in aanvulling op het eerste en tweede lid mede als toetsingsinkomen in aanmerking
genomen.
4 Indien zulks leidt tot een ten minste 10 percent lager toetsingsinkomen, wordt bij
beëindiging van het partnerschap in het berekeningsjaar, in afwijking in zoverre van
het eerste tot en met het derde lid, op verzoek van de belanghebbende bij de berekening
van het toetsingsinkomen van de partner:
5 Bij beëindiging van het medebewonerschap in het berekeningsjaar is het vierde lid
van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het toetsingsinkomen van de medebewoner.
6 Bij overlijden van de belanghebbende, zijn partner, of een medebewoner wordt, in afwijking
in zoverre van het eerste tot en met het derde lid het toetsingsinkomen van de overledene
berekend door het op grond van die leden bepaalde toetsingsinkomen tijdsevenredig
te herleiden naar een jaarinkomen.
7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van
het vierde tot en met het zesde lid.
8 De inspecteur kan bepalen dat een ander bedrag aan belastbaar loon in aanmerking wordt
genomen dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
9 De inspecteur stelt het belastbare loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan
wel het belastbare loon, bedoeld in het achtste lid, vast indien een geschil over
de hoogte van het belastbare loon bestaat.
10 Indien er grond is voor het vermoeden dat het belastbare loon met toepassing van het
negende lid tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur dit herzien.
Bij deze herziening is, in afwijking in zoverre van de Algemene wet bestuursrecht,
artikel 16, eerste tot en met vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
van overeenkomstige toepassing.
11 Een beschikking op grond van het negende of tiende lid wordt aangemerkt als een voor
bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen.