In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. Besluit: Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;
-
b. G30: de gemeenten Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag,
Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond,
Hengelo (Overijssel), ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht,
Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad en Zwolle;
-
c. niet westerse allochtoon: persoon waarvan ten minste één van de ouders in Turkije,
in een land in Afrika, Latijns Amerika of in Azië, met uitzondering van Indonesië
en Japan, is geboren;
-
d. CBS: Centraal bureau voor de statistiek;
-
e. maatschappelijke centrumgemeenten: centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en
verslavingsbeleid die zijn vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage A;
-
f. maatschappelijk zorggebied: zorggebied voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
volgens de in de bij deze regeling behorende bijlage A opgenomen gebiedsindeling;
-
g. zorggebied voor vrouwenopvang: zorggebied volgens de in de bij deze regeling behorende
bijlage B opgenomen gebiedsindeling;
-
h. verklaring: door het bevoegd gezag van een instelling uitgereikte verklaring, bedoeld
in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
i. beschikking omtrent een inburgeringsprogramma: beschikking als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers;
-
j. wijk: GSB-wijk zoals opgenomen in het rapport ‘Wijkmonitoring G30’ van 30 december
2004;
-
k. de minister: de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;
-
l. voorschoolse educatie: een programma dat door gekwalificeerd personeel wordt verzorgd
in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen voor doelgroepkinderen van 2 en 3 jaar;
-
m. doelgroepkind: kind met onderwijsachterstand dat op grond van artikel 6 van het Besluit bekostiging WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2006, in aanmerking komt voor het volgen van voorschoolse
educatie, dan wel kind met onderwijsachterstand voor wie een gewicht is vastgesteld
op grond van artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2006, en dat in aanmerking komt voor het volgen van
vroegschoolse educatie;
-
n. schakelklas: groep of groepje leerlingen als bedoeld in de artikelen 166 en 166a van de Wet op het primair onderwijs;
-
o. schoolgewicht: schoolgewicht als bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2006;
-
p. volwasseneneducatie: opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, opleidingen
gericht op breed maatschappelijk functioneren, opleidingen gericht op sociale redzaamheid,
of opleidingen Nederlands als tweede taal, als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
q. roc: regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
r. G27: de gemeenten, behorend tot de G31, met uitzondering van Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam en Utrecht.
Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor leefbaarheid en veiligheid,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule:
0,3366 × ((0,50 × Inw2004gem /Inw2004G30) + 0,50 (Nwal2004gem/Nwal2004G30)) + 0,4795
× ((0,3333 × (Jong2004gem/Jong2004G30) + 0,3333 × (A/B) + 0,3333 × (HKS2003gem/HKS2003G30))
+ 0,1839 × ((0,50 × Inw2004gem/Inw2004G30) + 0,25 × ((Link2004gem × Kpreg2004gem)/(Link2004G30
× Kpreg2004G30)+ 0,25 × (Jonggem × Kpreg2004gem)/(JongG30 × Kpreg2004G30)).
In deze formule is
-
Inw2004gem: aantal inwoners van de gemeente op 1 januari 2004;
-
Inw2004G30: aantal inwoners van de G30 op 1 januari 2004;
-
Nwal2004gem: aantal niet westerse allochtonen op 1 januari 2004 in de gemeente;
-
Nwal2004G30: aantal niet westerse allochtonen op 1 januari 2004 in de G30;
-
Jong2004gem: het aantal inwoners van de gemeente dat 24 jaar of jonger is op 1 januari
2004 in de gemeente;
-
Jong2004G30: het aantal inwoners van de G30 dat 24 jaar of jonger is op 1 januari
2004;
-
A: (Nwal2004gem/Inw2004gem) × Jong2004gem;
-
B: (Nwal2004G30/Inw2003G30) × Jong2004G30;
-
HKS2003gem: aantal inwoners van de gemeente van twaalf tot en met vierentwintig jaar
dat in 2003 voorkomt in het herkenningssysteem van de politie
-
HKS2003G30: aantal inwoners van de G30 van twaalf tot en met vierentwintig jaar dat
in 2003 voorkomt in het herkenningssysteem van de politie;
-
Link2004gem: het aantal huishoudens in de gemeente volgens de Maatstaf lage inkomens,
bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, volgens de meest recente vóór 2004 vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Link2004G30: het aantal huishoudens in de G30 volgens de Maatstaf lage inkomens, bedoeld
in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, volgens de meest recente vóór 2004 vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Kpreg2004gem: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de gemeente
als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari 2004;
-
Kpreg2004G30: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de G30
als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari 2004;
-
Jonggem: het aantal inwoners van de gemeente op 1 januari 2004 dat 19 jaar of jonger
is;
-
JongG30: het aantal inwoners van de G30 op 1 januari 2004 dat 19 jaar of jonger is.
Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor het terugdringen van voortijdig
schoolverlaten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule
0,3333 × (NWAl2004gem/NWAl2004G30) + 0,3333 × (ABW2003gem/ABW2003G30) + 0,3333 × (Loplgem/LoplG30).
In deze formule is
-
NWAl2004gem: aantal niet westerse allochtonen in de gemeente op 1 januari 2004;
-
NWAl2004G30: aantal niet westerse allochtonen in de G30 op 1 januari 2004;
-
ABW2003gem: totaal aantal uitkeringen ingevolge de Algemene bijstandswet in 2003 in de gemeente;
-
ABW2003G30: totaal aantal uitkeringen ingevolge de Algemene bijstandswet in 2003 in de G30;
-
Loplgem: gemiddeld aantal inwoners in de gemeente van 18 jaar tot en met 64 jaar over
de jaren 1997–2002 met ten hoogste een diploma op het niveau van het Voorbereidend
Beroepsonderwijs;
-
LoplG30: gemiddeld aantal inwoners in de G30 van 18 jaar tot en met 64 jaar over de
jaren 1997–2002 met ten hoogste een diploma op het niveau van het Voorbereidend Beroepsonderwijs.
Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden
wordt bepaald volgens de formule
Schgw2003gem/Schgw2003G30.
In deze formule is
Het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de maatschappelijke centrumgemeenten
in de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule
In deze formule is
-
Inwt-1gem: het aantal inwoners van het maatschappelijk zorggebied van de gemeente op 1 januari
van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Inwt-1cgmo: het aantal inwoners van de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke
centrumgemeenten op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Linkt-1gem: het aantal huishoudens op basis van de Maatstaf lage inkomens, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, in het maatschappelijke zorggebied van de gemeente, volgens de meest recente vóór
het kalenderjaar vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Linkt-1cgmo: het aantal huishoudens op basis van de Maatstaf lage inkomens, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, in de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke centrumgemeenten volgens
de meest recente vóór het kalenderjaar vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Kpregt-1gem: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar in het maatschappelijke zorggebied
van de gemeente;
-
Kpregt-1cgmo: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar in de maatschappelijke zorggebieden
van de maatschappelijke centrumgemeenten;
-
Ut-2gem: het aantal personen volgens de Maatstaf uitkeringsontvangers, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, in het maatschappelijke zorggebied van de gemeente, verminderd met het aantal personen
volgens de bijstandsmaatstaf, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in dat gebied, op 31 december van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar;
-
Ut-2cgmo: het aantal personen volgens de Maatstaf uitkeringsontvangers, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke centrumgemeenten, verminderd
met het aantal personen volgens de bijstandsmaatstaf, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in die gebieden, op 31 december van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar;
-
Midmotcgmo: het deel van de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid dat
aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basismotcgmo: het deel van de basisbedragen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
van de maatschappelijke centrumgemeenten dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basismotgem: het deel van het basisbedrag voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
van de gemeente dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Midmo: de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid in de GSB III
periode.
Het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor vrouwenopvang
in de middelen voor vrouwenopvang, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule
In deze formule is
-
Inwt-1gem: het aantal inwoners van het zorggebied voor vrouwenopvang van de gemeente op
1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Inwt-1cgvo: het aantal inwoners van de zorggebieden van de centrumgemeenten voor vrouwenopvang
op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Mint-1gem: het totaal van het aantal inwoners van de gemeente in het zorggebied voor vrouwenopvang
op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar, volgens de Maatstaf minderheden, bedoeld
in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Mint-1cgvo: Het totaal van het aantal inwoners in de zorggebieden voor vrouwenopvang van
de centrumgemeenten voor vrouwenopvang op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar,
volgens de Maatstaf minderheden, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Midvot: het deel van de middelen voor vrouwenopvang dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basisvotcgvo: het deel van de basisbedragen voor vrouwenopvang van de centrumgemeenten voor
vrouwenopvang dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basisvotgem: het deel van het basisbedrag voor vrouwenopvang van de gemeente dat aan het kalenderjaar
is toe rekenen;
-
Midvo: de middelen voor vrouwenopvang in de GSB III periode.
-
1 Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van nieuwkomers,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, voor het jaar 2005 wordt bepaald volgens de formule
(C/D) × (Midverkl/Midinbnk) + (E/F) × (Midbeschl/Midinbnk)).
In deze formule is
-
C: het aantal verklaringen van de gemeente in 2005;
-
D: het aantal verklaringen van de G30 in 2005;
-
E: het aantal beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma van de gemeente in 2005;
-
F: het aantal beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma van de G30 in 2005;
-
Midverkl: het bedrag dat voor de G30 voor de maatstaf verklaringen beschikbaar is;
-
Midbesch: het bedrag dat voor de G30 voor maatstaf beschikkingen beschikbaar is;
-
Midinbnk: de middelen voor de inburgering van nieuwkomers in 2005.
-
2 Op het met het procentuele aandeel, bedoeld in het eerste lid, corresponderende bedrag,
wordt de helft van de per 31 december 2004 door de gemeente op grondslag van de Wet inburgering nieuwkomers gevormde reserve in mindering gebracht, mits die reserve groter is dan € 0.
-
3 Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van nieuwkomers,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt voor het jaar 2006 bepaald volgens de formule
(C/D) × (Midverkl/Midinbnk) + (E/F) × (Midbeschl/Midinbnk)).
In deze formule is
-
– C: het aantal verklaringen van de gemeente in 2006, welke betrekking hebben op in
dit jaar aangevangen inburgeringsprogramma’s;
-
– D: het aantal verklaringen van de G30 in 2006, welke betrekking hebben op in dit jaar
aangevangen inburgeringsprogramma’s;
-
– E: het aantal beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma van de gemeente in 2006;
-
– F: het aantal beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma van de G30 in 2006;
-
– Midverkl: het bedrag dat voor de G30 voor de maatstaf verklaringen beschikbaar is;
-
– Midbesch: het bedrag dat voor de G30 voor maatstaf beschikkingen beschikbaar is;
-
– Midinbnk: de middelen voor de inburgering van nieuwkomers in het jaar 2006.
-
1 Het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van oudkomers,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule
(G/H) × 2667/8000 + (I/J) × 5333/8000.
In deze formule is
-
G: het aantal oudkomers in de gemeente dat in 2005 en 2006 start met een inburgeringsprogramma
voor oudkomers en met wie de gemeente in 2005 en 2006 een overeenkomst heeft gesloten;
-
H: het aantal oudkomers in de G30 dat in 2005 en 2006 start met een inburgeringsprogramma
voor oudkomers en met wie in 2005 en 2006 een overeenkomst is gesloten;
-
I: het aantal oudkomers in de gemeente dat in 2005 met een inburgeringsprogramma voor
oudkomers start en dat programma uiterlijk 31 december 2006 afrondt, alsmede het aantal
oudkomers in de gemeente dat in 2006 met een inburgeringsprogramma voor oudkomers
start en dat programma uiterlijk 31 december 2007 afrondt;
-
J: het aantal oudkomers in de G30 dat in 2005 met een inburgeringsprogramma voor oudkomers
start en dat programma uiterlijk 31 december 2006 afrondt, alsmede het aantal oudkomers
in de G30 dat in 2006 met een inburgeringsprogramma voor oudkomers start en dat programma
uiterlijk 31 december 2007 afrondt.
-
2 Bij de toepassing van de formule, genoemd in het eerste lid, bedraagt bij elk van
de onderdelen van de formule het aantal in aanmerking te nemen oudkomers ten hoogste
het aantal oudkomers dat bij de verlening van voorschotten is betrokken.
Het procentuele aandeel van de gemeente in de extra middelen voor veiligheid, bedoeld
in artikel 4, eerste lid, van het Besluit, wordt bepaald volgens de formule
0,1950 × (Inw2004gem/Inw2004G30) + 0,2090 × (Min2004gem/Min2004G30) + 0,12 × (Jonggem/JongG30)
+ 0,12 × (K/L) + 0,12 × (HKS2003gem/HKS2003G30) + 0,083 × (ABWontgem/ABWontG30) +
0,083 × (Loplgem/LoplG30) + 0,035 × ((Li2004gem × Kpreg2004gem)/(Li2004G30 × Kpreg2004G30))
+ 0, 035 × ((Jonggem × Kpreg2004gem)/(JongG30 × Kpreg2004G30)).
In deze formule is
-
Inw2004gem: aantal inwoners van de gemeente op 1 januari 2004;
-
Inw2004G30: aantal inwoners van de G30 op 1 januari 2004;
-
Min2004gem: Het totaal van het aantal inwoners op 1 januari 2004 in de gemeente volgens
de Maatstaf minderheden, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Min2004G30: Het totaal van het aantal inwoners in de G30 op 1 januari 2004, volgens
de Maatstaf minderheden, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Jonggem: het aantal inwoners van de gemeente dat negentien jaar of jonger is op 1 januari
2004;
-
JongG30: het aantal inwoners van de G30 dat negentien jaar of jonger is op 1 januari
2004 op 1 januari 2004;
-
K: (Min2004gem/Inw2004gem) × Jonggem;
-
L: (Min2004G30/Inw2004G30) × JongG30;
-
HKS2003gem: aantal jongeren van twaalf tot en met vierentwintig jaar in de gemeente
dat in 2003 voorkomt in het herkenningssysteem van de politie;
-
HKS2003G30: aantal jongeren van twaalf tot en met vierentwintig jaar in de G30 dat
in 2003 voorkomt in het herkenningssysteem van de politie;
-
ABWontgem: aantal personen in de gemeente op 31 december 2003 op basis van de Bijstandmaatstaf,
bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
ABWontG30: aantal personen in de G30 op 31 december 2003 op basis van de Bijstandmaatstaf,
bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Loplgem: gemiddeld aantal inwoners in de gemeente van vijftien jaar tot en met vierenzestig
jaar over de jaren 1997–2002 met ten hoogste een diploma op het niveau van het Voorbereidend
Beroepsonderwijs;
-
LoplG30: gemiddeld aantal inwoners in de G30 van vijftien jaar tot en met vierenzestig
jaar over de jaren 1997–2002 met ten hoogste een diploma op het niveau van het Voorbereidend
Beroepsonderwijs;
-
Kpreg2004gem: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de gemeente
als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari 2004;
-
Kpreg2004G30: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de G30
als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari 2004.
De aan de gemeente Sittard-Geleen te verstrekken uitkering bedraagt
-
a. € 6.080.182,– voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009, ten
behoeve van de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma, plus
-
b. € 870.420,– voor 2006, ten behoeve van de inburgering van nieuwkomers en oudkomers.
De indicatoren, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Besluit, zijn:
-
a. het aantal doelgroepkinderen dat deelneemt aan voorschoolse educatie;
-
b. het aantal leerlingen dat heeft deelgenomen aan een schakelklas;
-
c. het aantal voortijdig schoolverlaters onder de drieëntwintig jaar dat is herplaatst
en alsnog een startkwalificatie behaalt van tenminste het niveau van de basisberoepsopleiding,
bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
d. het aantal trajecten dat door een gemeente bij een roc wordt ingekocht, waarbij een
traject kan worden opgebouwd uit onderdelen van opleidingen educatie;
-
e. het aantal deelnemers dat met een opleiding educatie is gestart;
-
f. het aantal deelnemers dat een opleiding educatie succesvol heeft afgerond;
-
g. een door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente te
bepalen indicator op het gebied van educatie anders dan bedoeld onder d tot en met
f; onder deze door de gemeente te bepalen indicator kan het college van burgemeester
en wethouders van de betreffende gemeente tevens kiezen voor een uitsplitsing in subindicatoren
naar onderdelen van opleidingen educatie;
-
h. de gemiddelde verblijfsduur in de maatschappelijke opvang;
-
i. het aantal plaatsen in de vrouwenopvang;
-
j. het aantal behandelingen op het gebied van de verslavingszorg dat per jaar wordt afgesloten;
-
k. een door de gemeenteraad te bepalen doelstelling op het gebied van maatschappelijke
opvang, de verslavingszorg of van vrouwenopvang anders dan bedoeld onder h tot en
met j;
-
l. het aantal personen van nul tot negentien jaar met overgewicht die via de Jeugdgezondheidszorg
wordt opgespoord en voor wie gezondheidsinterventies worden ingezet;
-
m. een door de gemeenteraad te bepalen doelstelling op het gebied van de bestrijding
van gezondheidsachterstanden anders dan bedoeld onder l;
-
n. het procentuele deel van de jeugdige en volwassen veelplegers waarvoor door de gemeenteraad
nazorg of resocialisatietrajecten worden aangeboden;
-
o. het procentuele deel van de jeugdige en volwassen veelplegers waarvoor door de gemeenteraad
nazorg of resocialisatietrajecten worden afgerond;
-
p. het procentuele deel van de personen die overlast geven op straat dat in maatschappelijke
opvang kan worden geplaatst, die in crisissituaties vierentwintig uur per dag beschikbaar
is;
-
q. de aanwezigheid van een convenant of van een ander arrangement tussen alle partijen
betrokken bij huiselijk geweld;
-
r. de aanwezigheid van een advies- en steunpunt huiselijk geweld voor 1 januari 2009;
-
s. het aantal eerste meldingen van huiselijk geweld en het aantal meldingen van herhaling
van huiselijk geweld;
-
t. het verminderen van criminaliteit in risicogebieden en in de woonomgeving uitgedrukt
in een door de gemeenteraad te bepalen indicator;
-
u. een door de gemeenteraad te bepalen doelstelling op het gebied van veiligheid anders
dan bedoeld onder n tot en met t.
-
1 De percentsgewijze verdeling van de middelen voor leefbaarheid en veiligheid over
de indicatoren, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Besluit, is als volgt samengesteld:
-
a. 27,20 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder n;
-
b. 27,20 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder o;
-
c. 18,40 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder p, en
-
d. 27,20 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder t.
-
3 De percentsgewijze verdeling van de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden
over de indicatoren, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Besluit, is als volgt samengesteld:
-
4 De percentsgewijze verdeling van de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
respectievelijk voor vrouwenopvang over de indicatoren, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Besluit, is steeds als volgt samengesteld:
-
a. 33,90 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder h;
-
b. 17,50 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder i;
-
c. 28,60 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder j, en
-
d. 20,00 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder k.
-
5 De percentsgewijze verdeling van de extra middelen voor veiligheid over de indicatoren,
bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Besluit, is als volgt samengesteld:
-
a. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder n;
-
b. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder o;
-
c. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder q;
-
d. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder r;
-
e. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder s;
-
f. 13,36 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder t, en
-
g. 20,00 percent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onder u.
-
6 De bedragen, bedoeld in de artikelen 12d en 12e, eerste lid, worden toegerekend aan de middelen, genoemd in het eerste tot en met vijfde lid,
evenredig naar de omvang van die middelen, en daarbinnen naar rato van de in die leden
genoemde percentsgewijze verdeling over de indicatoren.
-
1 De uitkering aan de gemeente Heerlen wordt verhoogd met ten hoogste € 1.500.000,–
ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor het
jaar 2005 ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het project Hartslag, gericht
op het verminderen van de aan harddrugs gerelateerde overlast in die gemeente.
-
2 Voor 1 augustus 2005 dient het college van burgemeester en wethouders van Heerlen
bij de minister een aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag
gaat vergezeld van een wijziging van het meerjaren ontwikkelingsprogramma. Daarin
worden vastgelegd de in de GSB III periode te bereiken resultaten die bijdragen aan
het verminderen van de aan harddrugs gerelateerde overlast, met de daarbij behorende
indicatoren.
-
1 De uitkeringen aan de gemeenten Den Haag, Rotterdam en Utrecht en Amsterdam worden
ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting ter beschikking
worden gesteld voor het voorkomen van een criminele loopbaan van allochtone jongeren,
op de volgende wijze verhoogd:
-
a. voor Den Haag: met € 750.000,– voor 2006 en 2007 en € 900.000,– voor 2008 en 2009;
-
b. voor Rotterdam: met € 1.080.000,– voor 2006 en 2007 en € 1.296.000,– voor 2008 en
2009;
-
c. voor Utrecht: met € 690.000,– voor 2006 en 2007 en € 828.000,– voor 2008 en 2009;
-
d. voor Amsterdam: met € 1.980.000,– voor 2006 en 2007 en € 2.376.000,– voor 2008 en
2009.
-
2 Binnen vier weken na publicatie van deze regeling dienen de colleges van burgemeester
en wethouders van de vier in het eerste lid genoemde gemeenten bij de minister een
aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld
van een wijziging van het meerjaren-ontwikkelingsprogramma. Daarin worden vastgelegd
de in de GSB III periode te bereiken resultaten die bijdragen aan het voorkomen van
een criminele loopbaan van allochtone jongeren.
-
4 De minister neemt een beschikking tot verlening van een in het eerste lid bedoelde
verhoging binnen acht weken na het tijdstip waarop de in het tweede lid bedoelde aanvraag
is ontvangen. De verhoging wordt toegedeeld aan de in het derde lid genoemde indicatoren,
volgens de navolgende percentsgewijze procentuele verdeling:.
-
a. voor Den Haag:
-
1°. 75% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder a, onderdeel 1°;
-
2°. 11% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder a, onderdeel 2°;
-
3°. 14% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder a, onderdeel 3°;
-
b. voor Rotterdam:
-
1°. 56% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder b, onderdeel 1°;
-
2°. 36% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder b, onderdeel 2°;
-
3°. 8% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder b, onderdeel 3°, en
-
c. voor Utrecht: 100% aan de indicator, genoemd in het derde lid, onder c.
-
d. voor Amsterdam: 100% aan de indicator of indicatoren, bedoeld in het derde lid, onder
d; in de beschikking tot verlening van een in het eerste lid bedoelde verhoging wordt
de percentsgewijze toedeling aan de indicator of indicatoren vastgelegd.
-
2 Het procentuele aandeel van de betreffende gemeenten wordt voor het jaar 2006 vastgesteld
volgens de formule: 5/12 × s × v, en met ingang van 2007 jaarlijks volgens de formule:
7/12 × s × (v-1) + 5/12 × s × v. In die formules is:
s: de som van de schoolgewichten van de betreffende gemeente op 31 juli 2006;
(v-1): het vermenigvuldigingsbedrag zoals dat van toepassing was in het voorgaande
jaar, en
v: het vermenigvuldigingsbedrag van het jaar van vaststelling.
-
3 Het vermenigvuldigingsbedrag bedraagt op 1 augustus 2006 € 1.368,–. De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt met ingang van 2007 jaarlijks per 1 augustus
het voor het komende schooljaar geldende vermenigvuldigingsbedrag vast door het vermenigvuldigingsbedrag
van het voorgaande jaar aan te passen op basis van de ontwikkeling van de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen, als bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs.
-
5 Uiterlijk 15 november 2006 dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de
betreffende gemeenten bij de minister een aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in
het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van een wijziging van het meerjarenontwikkelingsprogramma.
In de wijziging van het meerjarenontwikkelingsprogramma worden de te bereiken resultaten
geformuleerd met inachtneming van de indicatoren, bedoeld in artikel 10, onderdelen a en b.
-
8 De minister neemt een beschikking tot verlening van een in het eerste lid bedoelde
verhoging binnen acht weken na het tijdstip waarop de in het tweede lid bedoelde aanvraag
is ontvangen. De verhoging wordt voor 80% toegedeeld aan de indicator, bedoeld in
artikel 10, onderdeel a, en voor 20 procent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel b.
-
1 Indien het bij koninklijke boodschap van 21 september 2005 ingediende voorstel van
Wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering,
Kamerstukken I 2005/06, 30 308, nr. A) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt,
worden de uitkeringen aan alle gemeenten met ingang van de datum van inwerkingtreding
van die Wet verhoogd ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting
ter beschikking worden gesteld voor educatie.
-
5 De minister neemt een beschikking tot verlening van een in het eerste lid bedoelde
verhoging binnen acht weken na het tijdstip waarop de in het tweede lid bedoelde aanvraag
is ontvangen. De verhoging wordt in zijn geheel toegerekend aan de gekozen indicator.
Als is gekozen voor de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel g, met daarbij een uitsplitsing in subindicatoren, wordt de verhoging toegerekend aan
die subindicatoren op de wijze als aangegeven in de wijziging van het meerjarenontwikkelingsprogramma.
De uitkering aan de gemeenten Almelo, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Dordrecht, Eindhoven,
Heerlen, Leeuwarden, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam en Utrecht wordt verhoogd met € 2.000.000,–
per gemeente ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting
voor het jaar 2006 en 2007 ter beschikking worden gesteld, ten behoeve van de impuls
‘Sociale Herovering’. De verhoging is bestemd voor het uitvoeren van wijkgerichte
activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit.
-
1 De uitkering kan ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting
voor het jaar 2006 ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het initiatief ‘Aanval
op de Uitval’ van de G27, verhoogd worden ten behoeve van experimentele projecten,
gericht op het tegengaan van uitval van jeugd of van kansarmen, of op de uitval van
wijken in relatie tot de zorg van bewoners voor hun eigen buurt.
-
3 De bestuurlijke kern van de G27 toetst de aanvragen aan de criteria, genoemd in het
eerste en vierde lid en zendt deze, vergezeld van een advies, voor 20 november 2006
door naar de minister. Het advies is vormgegeven volgens het model in bijlage C bij deze regeling.
-
5 Voor de verhoging, bedoeld in het eerste lid, is een bedrag van € 1.400.000,– beschikbaar.
Per project wordt een bedrag van € 100.000,– toegekend.
-
1 De uitkeringen aan de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven,
Tilburg, Arnhem, Enschede, Zaanstad, Dordrecht en Nijmegen kunnen ten laste van de
middelen die vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting ter beschikking worden gesteld
voor het vergroten van de sportdeelname onder allochtone jeugd op de volgende wijze
worden verhoogd:
-
a. voor Amsterdam met ten hoogste € 3.571.598,–;
-
b. voor Rotterdam met ten hoogste € 2.942.561,–;
-
c. voor Den Haag met ten hoogste € 2.108.468,–;
-
d. voor Utrecht met ten hoogste € 799.779,–;
-
e. voor Eindhoven met ten hoogste € 428.098,–;
-
f. voor Tilburg met ten hoogste € 370.978,–;
-
g. voor Arnhem met ten hoogste € 336.383,–;
-
h. voor Enschede met ten hoogste € 302.729,–;
-
i. voor Zaanstad met ten hoogste € 295.324,–;
-
j. voor Dordrecht met ten hoogste € 276.186,–, en
-
k. voor Nijmegen met ten hoogste € 267.895,–.
-
2 Binnen vier weken na inwerkingtreding van deze regeling dienen de colleges van burgemeester
en wethouders van de in het eerste lid genoemde gemeenten bij de minister een aanvraag
in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van een
wijziging van het meerjaren-ontwikkelingsprogramma. Daarin wordt vastgelegd de in
de GSB III periode te bereiken resultaten die bijdragen aan het vergroten van de sportdeelname
onder allochtone jeugd. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van
dit artikel worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in dit artikel.
-
4 De minister neemt een beschikking over verlening van een in het eerste lid bedoelde
verhoging binnen acht weken na de inwerkingtreding van dit artikel. De in het derde
lid bedoelde indicator of indicatoren, met bijbehorende overeengekomen resultaten,
worden voor elk van de elf in het eerste lid genoemde gemeenten afzonderlijk in de
beschikking tot verlening van de verhoging van de uitkering vastgelegd. De verhoging
wordt voor 100% aan de indicator of indicatoren toegedeeld met gelijke percentages.
-
5 De in 2007 en 2010 te verstrekken gegevens die voortkomen uit registratiesystemen
hebben zoveel mogelijk betrekking op de stand per 31 december 2006, respectievelijk
31 december 2009. Voorzover het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt
van enquêtes, worden deze uitgevoerd in de periode oktober 2006–maart 2007, respectievelijk
januari–maart 2010 en hebben deze betrekking op 2006, respectievelijk 2009.
-
1 Het bedrag dat jaarlijks ambtshalve aan voorschotten op het programmadeel wordt verleend,
is de uitkomst van de formule
0,20 × M + ((0,40 × Inwt-1gemmo/Inwt-1cgmo) + 0,50 × ((Linkt-1gemmo × Kpregt-1gemmo)/(Linkt-1cgmo × Kpregt-1cgmo)) + 0.10 × (Ut-2gemmo/Ut-2cgmo)) × (Midmotcgmo –Basismotcgmo)+Basismotgem + (0,90 × (Inwt-1gemvo/Inwt-1cgvo) + 0,10 × (Mint-1gemvo/Mint-1cgvo)) × ((Midvot – Basisvotcgvo))+Basisvotgem + N.
In deze formule is
-
M: het bedrag van de aandelen van de gemeente in de middelen voor veiligheid en leefbaarheid,
voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden;
-
Inwt-1gemmo: het aantal inwoners in het maatschappelijke zorggebied van de gemeente, op
1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Inwt-1cgmo: het aantal inwoners in de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke
centrumgemeenten op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Linkt-1gemmo: het aantal huishoudens op basis van de Maatstaf lage inkomens, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, in het maatschappelijke zorggebied van de gemeente volgens de meest recente vóór
het kalenderjaar vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Linkt-1cgmo: het aantal huishoudens op basis van de Maatstaf lage inkomens, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001, in de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke centrumgemeenten volgens
de meest recente vóór het kalenderjaar vastgestelde inkomensstatistiek van het CBS;
-
Kpregt-1gemmo: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar in het maatschappelijke zorggebied
van de gemeente;
-
Kpregt-1cgmo: het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit financiële verhouding 2001 op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar in de maatschappelijke zorggebieden
van de maatschappelijke centrumgemeenten;
-
Ut-2gemmo: het aantal personen volgens de Maatstaf uitkeringsontvangers, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in het maatschappelijke zorggebied van de gemeente, verminderd met het aantal personen
volgens de bijstandsmaatstaf, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in dat gebied, op 31 december van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar;
-
Ut-2cgmo: het aantal personen volgens de Maatstaf uitkeringsontvangers, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in de maatschappelijke zorggebieden van de maatschappelijke centrumgemeenten, verminderd
met het aantal personen volgens de bijstandsmaatstaf, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 in die gebieden, op 31 december van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar;
-
Midmotcgmo: het deel van de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid dat
aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basismotcgmo: het deel van de basisbedragen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
van de maatschappelijke centrumgemeenten dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basismotgem: het deel van het basisbedrag voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
van de gemeente dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Inw: het aantal inwoners;
-
Inwt-1gemvo: het aantal inwoners van het zorggebied voor vrouwenopvang van de gemeente;
-
Inwt-1cgvo: het aantal inwoners van de centrumgemeenten voor vrouwenopvang en de regiogemeenten
op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;
-
Mint-1gemvo: Het totaal van het aantal inwoners op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar
in het zorggebied voor vrouwenopvang van de gemeente volgens de Maatstaf minderheden,
bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Mint-1cgvo: Het totaal van het aantal inwoners op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar
in de zorggebieden voor vrouwenopvang van de centrumgemeenten voor vrouwenopvang volgens
de Maatstaf minderheden, bedoeld in bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001;
-
Midvot: het deel van de middelen voor vrouwenopvang dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basisvotcgvo: het deel van de basisbedragen voor vrouwenopvang van de centrumgemeenten voor
vrouwenopvang dat aan het kalenderjaar is toe te rekenen;
-
Basisvotgem: het deel van het basisbedrag voor vrouwenopvang van de gemeente dat aan het kalenderjaar
is toe rekenen;
-
N: het aan het kalenderjaar op basis van het tweede lid toe te rekenen bedrag van
de gemeente voor de extra veiligheidsmiddelen.
-
5 Aan Sittard-Geleen wordt vanaf 2006 ambtshalve jaarlijks een voorschot verleend van
€ 1.494.327,–, met in 2006 een extra bedrag voor inburgering van € 870.420,–.
-
8 De aan de gemeenten, waaraan op grond van artikel 12c een aanvulling op de uitkering wordt verleend, te verlenen voorschotten worden in
de jaren 2007 tot en met 2009 steeds verhoogd met een derde deel van het bedrag dat
op grond van artikel 12c, vijfde en zesde lid, is verleend.
-
9 De aan de gemeenten, genoemd in artikel 12d, te verlenen voorschotten worden verhoogd met € 808.333,– voor het jaar 2006 en met
€ 1.191.667,- voor het jaar 2007.
-
10 De aan de gemeenten, die op basis van artikel 12e, zesde lid, in aanmerking komen voor een bijdrage in het kader van het initiatief ‘Aanval op
de Uitval’, te verlenen voorschotten worden verhoogd met € 100.000 per toegekend project
voor het jaar 2006. Het aan Hengelo te verlenen voorschot wordt ten gevolge van artikel 12e, achtste lid, voor het jaar 2006 verhoogd met € 120.000.
-
11 De aan de elf gemeenten, genoemd in artikel 12f, eerste lid, te verlenen voorschotten worden in de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 steeds verhoogd
met respectievelijk 17,69%, 17,69%, 43,08% en 21,54% van het bedrag dat de minister
op grond van artikel 12f, vierde en vijfde lid, heeft verleend.
-
2 Als de reserve, bedoeld in onderdeel S van de formule, genoemd in het eerste lid,
negatief is wordt S gesteld op 0.
Onverminderd artikel 15 wordt in november 2005 een additioneel voorschot verstrekt op het inburgeringsdeel,
ter hoogte van het verschil tussen enerzijds de helft van de door de Minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie geraamde door een gemeente opgebouwde reserve aan
niet bestede rijksbijdragen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers, per 31 december 2004, en anderzijds de helft van de verantwoorde reserve van een
gemeente per 31 december 2004, mits dat verschil groter is dan € 0.
-
1 Het bedrag dat aan de gemeenten in 2006 ambtshalve aan voorschotten op het inburgeringsdeel
wordt verleend is de uitkomst van de formule ((O/P) × Midverkl + (Q:R) × Midbesch)
+ (T × € 6400).
In deze formule is
O: het aantal verklaringen van de gemeente in 2004;
P: het aantal verklaringen van de G30 in 2004;
Midverkl: het bedrag dat voor de G30 voor de maatstaf verklaringen beschikbaar is;
Q: het aantal beschikkingen van de gemeente in 2004;
R: het aantal beschikkingen van de G30 in 2004;
Midbesch: het bedrag dat voor de G30 voor de maatstaf beschikkingen beschikbaar is;
T: het door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie vastgestelde aantal
oudkomers dat bij de verlening van de voorschotten wordt betrokken.
Onverminderd artikel 15b kan in 2006 en 2007 een additioneel voorschot worden verstrekt op het inburgeringsdeel,
maximaal ter hoogte van het verschil tussen enerzijds de op de grondslag van artikel 7, eerste en tweede lid, vast te stellen middelen voor de inburgering van nieuwkomers en anderzijds het op
grond van artikel 15, eerste en tweede lid, verstrekte voorschot voor de inburgering van nieuwkomers, mits dat verschil groter
is dan nul.
Artikel 16
[Vervallen per 23-07-2006]
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2005.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal,
integratie en veiligheid.